Hoofdstuk 1: Levensloop en ontwikkeling
Soorten kennis:
- Naïeve kennis: kennis op basis van eigen ervaringen en ervaringen van anderen. Het gaat om
alledaagse opvattingen over ontwikkeling waarin de common sense weerspiegeld wordt. (
common sense = de binneneen bepaalde leefgemeenschap algemeen gedeelde opvattingen,
inzichten en meningen
- Wetenschappelijke kennis: kennis die systematisch wordt verzameld, gecontroleerd en
getoetst via bepaalde vaststaande methoden.
Onze kennis is inaccuraat, en die leiden vaak tot stereotyperingen, negatieve beeldvorming en
leeftijdsdiscriminatie.
Ontwikkelingspsychologie en levenslooppsychologie
Klassieke ontwikkelingspsychologie: ontwikkelingspsycholoog onderzoekt naar het onderkennen van
wetmatigheden in gedrag bij kinderen en benadrukt hij sterk de invloed van biologische processen op
de ontwikkeling. zo werd motorische ontwikkeling van baby’s, peuters en kinderen in kaart
gebracht en onderkennen we nu grosso modo de belangrijkste stappen in de taal & cognitieve
ontwikkeling.
Klassieke ontwikkelingspsycholoog richt zich vooral op onderzoek naar algemene
ontwikkelingsmechanismen. Nadruk op algemene wetmatigheden die aan ontwikkeling ten
grondslag liggen
Levenslooppsycholoog richt zich daarentegen op het bijzondere wetmatigheden en de
verschillende sociale, culturele en historische invloeden de ontwikkeling van een bepaald
individu kleuren en richting te geven. Nadruk op hoe menselijke ontwikkeling leidt tot
uniciteit
Deze 2 psychologen vullen elkaar dan ook aan!
Gemeenschappelijk ideaal: ze willen die factoren identificeren en beschrijven die invloed
uitoefenen op het leven van mensen en die bepalen hoe het leven van een individu eruitziet.
Deze 2 benaderingen hebben een complementair karakter.
1.4 Wat is ontwikkeling?
Van Dale: groei, wasdom, ontvouwen, loswikkelen, ontstaan, ontplooien of gerichte verandering.
Groei: toename
Wasdom & ontvouwen: rijping door aangeboren structuren of functies volgens een vast patroon.
Loswikkelen & ontstaan: verzelfstandiging
Ontplooien: uitgroei door differentiatie, een kwalitatieve groei.
Gerichte verandering: niet elke willekeurige beweging in de loop van de tijd kan worden aangemerkt
als ontwikkeling. Richting is daarbij belangrijk
Al deze omschrijvingenlaten duidelijk zien dat ze meerduidig zijn
Ontwikkeling volgens common sense
Menselijke ontwikkeling: verandering in een bepaalde richting. 2 opvattingen:
1. Kwantitatieve toename en afname waarbij de richting van de veranderingen zich na de
middelbare leeftijd drastisch wijzigt. ( bv. trapmodel)
2. Reïncarnatiegedache: gedurende de gehele levensloop sprake van continue
leeftijdsafhankelijke kwalitatieve veranderingen die tijdens de laatste levensfase leiden tot
een verregaande kwalitatieve omslag die het oorspronkelijke (stoffelijke) lichaam vervangt
door een nieuw lichaam. Mens is integraal onderdeel van de natuur.
,Ontwikkeling volgens psychologie
Ontwikkelingspsychologische theorie: beschrijft concrete veranderingen in gedrag die samenhangen
met leeftijd. Beschrijft ook verschillen tussen individuen en groepen met betrekking tot deze
veranderingen.
Ontwikkelingpsychologisch model: bevat assumpties waarop een ontwikkelingspsychologische
theorie is gebaseerd. In plaats van modellen speek je ook wel over visies of uitgangspunten.
Het model staat dus aan de basis van de theorie.
op basis van ‘de bron van ontwikkeling’ onderscheiden we:
- Biogenetische modellen: de motor van menselijke ontwikkeling is ‘nature’. Erfelijke aanleg of
aangeboren eigenschappen bepalen dit.
- Contextuele modellen: wordt beïnvloedt door de context, zoals familie, buurt, maatschappij
en tijdsgewricht waarin de persoon ter wereld komt
- Psychodynamische modellen (Freud): mens is een gesloten energetisch systeem. De energie
(driften) richt(en) zich tijdens ontwikkeling achtereenvolgens op verschillende lichaamzones.
leidt tot kwalitatief verschillende fasen in de ontwikkeling en domineren de ontwikkeling.
Modellen op basis van de aard van het te doorlopen proces:
1. Het groeimodel: ontwikkeling is een rijpingsproces dat genetisch is geprogammeerd. Een
kwantitatieve toename van verschillende capaciteiten en vaardigheden(klassieke leertheorie)
2. Stagnatiemodel / trapeziummodel: op volwassen leeftijd wordt er een stagnatie van
ontwikkeling voorzien, gevolgd door snelle aftakeling aan het einde van het leven. (klassieke
ontwikkelingspsychologen, zoals aanhangers Freud)
3. Stadiummodel / laddermodel: ontwikkeling is een stapsgewijs, sequentieel proces waarbij
de stappen leiden tot kwalitatieve veranderingen ( stadiatheorieën van Piaget en Erikson)
4. Differentiatiemodel: aanvankelijk simpele, globale gedragspatronen in de loop van de
ontwikkeling worden verfijnd en gespecialiseerd ( taalontwikkeling / motorische
ontwikkeling)
5. Levensloopmodel (Breeuwsma): ontwikkeling is resultante van biologische, sociale en
persoonlijke factoren. Er zijn onregelmatige en onvoorspelbare patronen in de levensloop.
Kenmerkt zich door inter-individuele variatie tijdens levensloop en een open einde.
6. Webmodel (Fischer): uitwerking van levensloopmodel. Het web staat voor individuele
ontwikkeling. De menselijke ontwikkeling kenmerkt zich door grote variatie, maar wel met
voorkeurspatronen. De mens werkt aan deze ontwikkeling op verschillende niveaus. De
verschillende webben opereren niet los van elkaar: zij zullen ook dwarsverbindingen
aangaan.
Soms wordt een einddoel geformuleerd in vorm van een maximaal te behalen niveau:
Een eigen identiteit (Erikson)
Het postconventgionele niveau van moraliteit (Kohlberg & Candee)
Het kunnen aangaan van een stabiele intieme relatie.
Theorieën zijn gebaseerd op een of meerdere modellen
1.4.3. Ontwikkeling op verschillende niveaus
Ontwikkelingen verlopen niet gelijk en omvatten verschillende elementen.
Menselijke ontwikkeling vindt plaats op de volgende niveaus:
1. Microgenetisch niveau (ontwikkeling op celniveau, op het niveau van de organen, hersenen)
verloopt zeer snel en vaak onbewust
, 2. Ontogenetisch niveau (individuele ontwikkeling gedurende de levensloop) verloopt
razendsnel, maar voor gevoel neemt deze geruime tijd in beslag
3. Sociogenetisch niveau (ontwikkeling van menselijke gemeenschappen en culturen)
4. Antropogenetisch niveau (ontwikkeling van de menselijke soort) verloopt ongemerkt en
traag
5. Fylogenetisch niveau ( ontwikkeling va biologische soorten) verloopt ongemerkt en zeer
traag.
1.5 de levensloopbenadering: een nadere uitwerking
Ontwikkeling is levenslang, multidimensioneel, multidirectioneel en multigedetermineerd
(Breeuwsma). De levensloopbenadering gaat ervan uit dat ontwikkeling te alle tijden is gericht op
aanpassing van het individu aan zijn omgeving (adaptie).
Mens is niet voorgeprogrammeerd en kan zich op verschillend manieren aanpassen aan de eisen die
de omgeving aan hem stelt. Hij heeft de capaciteit om nieuw gedrag te leren om een doel na te
streven. Let hier wel op dat niet iedereen dezelfde capaciteiten beschikt over dezelfde plasticiteit.
Deze kwaliteiten zijn namelijk persoonsgebonden.
1.5.2 Drie soorten invloeden
Baltes et al. onderscheiden 3 soorten invloeden als determinanten van de levensloop:
1. Normatieve leeftijdsgebonden invloeden
2. Normatief historisch gebonden invloeden
3. Niet-normatieve invloeden
Normatieve leeftijdsgebonden invloeden:
Normatief: veel voorkomend
Zijn biologische en omgevingsinvloeden die leeftijdsgebonden zijn. Gelden voor iedereen.
( bv. Leren spreken, menstruatie, leren schrijven)
Normatief historische gebonden invloeden:
Normatief: meeste leden van bepaalde generatie krijgen ermee te maken
Biologische en omgevingsdeterminanten die gekoppeld zijn aan de maatschappelijke situatie in de
historische tijd.( bv. epidemiën, economische depressies, oorlogen, demografische ontw.
Veranderingen in leefstijl)
Cohorteffecten: invloeden die verschillende uitwerking hebben op verschillende leeftijdsgroepen
Niet-normatieve invloeden:
Biologische en omgevingsdeterminanten die niet typisch zijn voor een bepaald historisch tijdvak en
een bepaalde leeftijdsgroep. Deze zijn sterk persoonsgebonden (bv. Ziekte, ongeluk, scheiding etc.)
De 3 soorten invloeden leiden afzonderlijk en in interactie met elkaar en met het individu tot de
constructie van de strikt persoonlijke levensloop van een individu.
1.5.3 tijd en leeftijd
leeftijd
Klassieke ontwikkelingspsychologie: leeftijd is kernvariabele in onderzoek.
Hedendaagse levenslooppsycholoog: chronologische leeftijd is één van de afhankelijke variabele in
het onderzoek.
- Biologische leeftijd: fysieke kenmerken. Bv. sommige kinderen ontwikkelen sneller.
- Chronologische leeftijd: kalenderleeftijd: tijd die verlopen is tussen geboorde en dag van
vandaag.
- Psychologische leeftijd: ervaringstijd, de belevingstijd (verleden, heden, toekomst)
Belevingstijd: geeft aan in welke dimensie van tijd je overwegend leeft en welke emotionele lading
de drie dimensies voor de persoon hebben.