Samenvatting van bijna het hele boek met handige en overzichtelijke tabellen en makkelijk taalgebruik.
H1, H2 (m.u.v. 2.4.2, 2.4.3, 2.5.4), H4, H5 (m.u.v. 5.1.1, 5.1.2, 5.4.3 en 5.4.4), H6, H7 (m.u.v. 7.4, 7.5), H8 (m.u.v. 8.2 en 8.4.2), 11.2 en 11.4
duidelijk, niet te lang of te kort. begrippen zijn goed te leren met deze samenvatting. ik zou er nog wel een boek bij gebruiken en dit dan erna goed uit je hoofd leren
H1 Levensloop en ontwikkeling
Ontwikkelingspsychologie – Kijkt naar de algemene wetmatigheden en leeftijdsgebonden
veranderingen van het individu. Deze psychologie geldt tot aan de volwassenheid.
Levenslooppsychologie – Kijkt naar hoe de algemene wetmatigheden en de verschillende
sociale, culturele en historische invloeden de ontwikkeling van een individu heeft weten te
kleuren en in te richten. Ze willen die factoren identificeren en beschrijven die invloed
uitoefenen op het leven van mensen en die bepalen hoe het leven van een individu eruit ziet.
Deze psychologie geldt voor de totale levensloop.
Ontwikkeling is:
- Volgens Van Dale: groei, ontvouwen, ontstaan of gerichte verandering. Verwijst naar
rijping van aangeboren structuren volgens een vast patroon.
- Volgens de common sense: verandering in een bepaalde richting
- Volgens de psychologie: er zijn verschillende modellen en theorieën die ontwikkeling
omschrijven:
De ontwikkelingspsychologische theorie: beschrijft concrete veranderingen in gedrag die met
leeftijd samenhangen. En beschrijft verschillen tussen individuen en groepen met betrekking tot
deze verandering.
Een ontwikkelingspsychologisch model bevat assumpties (aannamen) waarop zo’n theorie is
gebouwd. Ook wel visies of uitgangspunten. Zo’n model geeft aan wat als de motor van de
ontwikkeling wordt gezien en hoe het proces een vorm krijgt in de tijd.
We onderscheiden verschillende modellen:
1. Biogenetische modellen
De menselijke ontwikkeling is natuurlijk. Erfelijkheid en aangeborenheid bepalen de
ontwikkeling grotendeels
2. Contextuele modellen
De menselijke ontwikkeling wordt beïnvloed door de ‘context’ (familie, de buurt, de
maatschappij).
3. Psychodynamische modellen
De mens vormt een gesloten energetisch systeem. De energie (driften) richt zich tijdens de
ontwikkeling achtereenvolgens op verschillende lichaamszones. Deze onbewuste processen
domineren de ontwikkeling.
Deze modellen zijn ingedeeld op basis van de bron van ontwikkeling:
1. Het groeimodel
Ontwikkeling = een rijpingsproces dat genetisch (erfelijk) is geprogrammeerd. Ontwikkeling
neemt altijd toe op ongeveer het zelfde tempo.
2. Stagnatie- en trapeziummodel Stagneren > stil komen te staan
Ontwikkeling = stagnatie op oudere leeftijd, eventueel gevolgd door een snelle aftakeling bij de
dood (trapezium).
3. Stadiummodel (laddermodel)
Ontwikkeling = een stapsgewijs proces, waar de stappen leiden tot kwalitatieve veranderingen.
4. Differentiatiemodel
Ontwikkeling = simpele gedragspatronen worden in de loop van de ontwikkeling verfijnd en
gespecialiseerd. (taal- en motorische ontwikkeling)
5. Levensloopmodel
Ontwikkeling = het resultaat van biologische, sociale en persoonlijke factoren. Onvoorspelbare
en onregelmatige patronen zijn van groot belang. Er is een gezamenlijke start maar elke
levensloop is uniek. Iedereen maakt andere keuzes in het leven.
, 6. Webmodel
Ontwikkeling = Een web, waarbij er steeds nieuwe draden worden getrokken, waardoor er
nieuwe verbindingen ontstaan. Het staat voor individuele ontwikkeling.
Ontwikkeling op verschillende niveaus
Menselijke ontwikkeling vindt plaats op:
1. Microgenetisch niveau (ontwikkeling op celniveau, niveau van organen en hersenen) >
zeer snel en onbewust
2. Ontogenisch niveau (individuele ontwikkeling gedurende de levensloop) > traag
3. Sociogenetisch niveau (ontwikkeling van menselijke eigenschappen en culturen)
4. Antropogenisch niveau (ontwikkeling van de menselijke soort) > traag
5. Fylogenetisch niveau (ontwikkeling van biologische soorten) > zeer traag
Belangrijke uitgangspunten van de levensloopbenadering:
- Ontwikkeling vindt plaats gedurende het hele leven
- Bij individuen kun je zowel stabiliteit als verandering constateren
- Menselijke ontwikkeling kent winsten en verliezen
- Het gedrag van het individu moet worden beschouwd vanuit de context
- Ontwikkeling heeft een open eind
Er zijn drie soorten invloeden op de levensloop:
1. Normatieve leeftijdsgebonden invloeden Normatief = veel voorkomend
Biologische en omgevingsinvloeden die leeftijdsgebonden zijn (leren spreken, 1e menstruatie, 1e
dansles...) Ze komen ongeveer gelijktijdig voor een aantal individuen in dezelfde cultuur of
leeftijdsgroep. > Belangrijk tijdens adolescentie
2. Normatief historisch gebonden invloeden
Biologische en omgevingsinvloeden die gekoppeld zijn aan de maatschappelijke situatie in de
historische tijd. De meeste leden van een generatie krijgen er mee te maken (epidemieën,
oorlogen, invoering telefoon en pc...) > Belangrijk tijdens kinderjaren en ouderdom
3. Niet-normatieve invloeden Determinanten = beïnvloedende factoren
Biologische en omgevingsdeterminanten die niet typisch zijn voor een bepaald historisch tijdvak
en een bepaalde leeftijdsgroep. Deze factoren zijn sterk persoonsgebonden (ziekte, ongeluk,
scheiding, winnen van een loterij...) > Belangrijk tijdens het toenemen van leeftijd, bij de
ouderdom zal het stagneren.
Wanneer de historisch gebonden invloeden een verschillende werking hebben op verschillende
leeftijdseffecten > cohorteffecten. (Zie ontwikkelingspsychologie H1)
De biologische leeftijd heeft te maken met hoe iemand zich van binnen voelt.
De biologische timing is de gemiddelde kalenderleeftijd waarop een biologische ontwikkeling
zich voordoet, wat kan veranderen door voedingsgewoonten/klimaatveranderingen.
Psychologische leeftijd – de ervarings- en belevingstijd.
We kennen 3 dimensies: heden, verleden, toekomst. De belevingstijd geeft aan in welke dimensie
van tijd men overwegend leeft en welke emotionele lading deze dimensies voor de persoon
hebben.
Sociale leeftijd – leeftijdsgebonden verwachtingen over gedrag van jouzelf en anderen.
(verwachting van een jongvolwassene: gaat werken... samenwonen.. kinderen krijgen).
= age norms
Het reminiscentie-effect – Treedt op bij personen van ongeveer zestig jaar en ouder. Het aantal
herinneringen neemt bij hen snel af naarmate de gebeurtenissen verder weg liggen in de tijd.
Men herinnert zich vooral dingen van rond het 15e tot het 25e levensjaar. Hoe komt dit?
Belangrijke herinneringen worden in ons geheugen opgeslagen door middel van mijlpalen.
Tijdens de adolescentie en de jongvolwassenheid is er meestal sprake van meer ingrijpende
, nieuwe ervaringen: er zijn meer mijlpalen. Tijd zonder mijlpalen laat geen sporen na in ons
geheugen en daardoor lijkt het alsof deze tijd voorbij is gevlogen.
Ook lijkt de tijd veel sneller te gaan omdat je trager wordt.
We onderscheiden drie stadia in de levensloop voor de biologisch volgroeide mens en vijf
leeftijdsgroepen:
- Jongvolwassenheid: De jongvolwassene (20-40 jaar)
- Volwassenheid: De volwassene (40-60 jaar)
- Late volwassenheid: De jonge oudere (60-80 jaar), de oudere (80-100 jaar) en de eeuweling
(>100 jaar)
De menselijke ontwikkeling is onder te verdelen in 4 ontwikkelingslijnen:
- Fysiologische ontwikkeling (lichamelijke veranderingen en veranderingen in functioneren)
- Cognitieve ontwikkeling
- Ontwikkeling van de persoonlijkheid
- Sociale ontwikkeling (mensenkennis en empathie)
Om gedragsontwikkelingen te onderzoeken worden er drie onderzoeksmethoden gebruikt:
Cross-sectioneel / transversaal Longitudinaal Time lag-methode
Bestuderen van verschillende Een bepaalde groep wordt Met tussenpozen worden
leeftijdsgroepen op 1 tijdstip een aantal jaren gevolgd en mensen onderzocht die een
op gezette tijden onderzocht bepaalde leeftijd hebben bereikt
Relatief goedkoop, weinig tijd Kostbaar en tijdrovend Relatief goedkoop, weinig tijd
Verschillende leeftijdsgroepen Gemeenschappelijke Bekijkt de stand van zaken op
worden vergeleken ontwikkelingen en een bepaalde leeftijd (65-jarigen
individuelen verschillen uit 1990, 1995, 2000, 2005 etc)
kunnen vastgelegd worden
Zegt niets over persoonlijke Vaak praktische problemen, Geeft geen ontwikkelingsverloop
ontwikkeling en er is niet vast niet representatief
te stellen om welke verschillen
het gaat (cohort, leeftijd,
periode…)
Longitudinaal-sequentieel onderzoek
Vormt een combinatie van cross-sectioneel en longitudinaal.
Maakt meer leeftijdsvergelijkingen mogelijk en laat zien of er
sprake is van cohorteffecten.
Maar: erg kostbaar.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper evaveenstra. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.