TIENERBIJBEL TENTAMEN SAMENVATTING
VOORKENNIS
Bijbel bestaat uit 66 boeken. 39 oud 27 nieuw. In Hebreeuws, Aramees en Grieks geschreven.
Schrijven duurde 1500 jaar. 1637 eerste Nederlandse variant.
Genesis: ontstaan, het begin.
Eden is het paradijs, de tuin dus. Het betekent lusthof. Ararat: de vloek is voorbij, daar strand schip
Noach op. Babel: tussen Eufraat en Tigris. Het betekent verwarring. Andere naam is Babylon: poort
naar goden.
Verhaal 1 I De schepping
Dag 1 Hij schiep het licht
Dag 2 Hij maakt lucht en water en scheidt ze
Dag 3 Hij maakt het land en scheidt het van het water, hij maakt planten en bomen.
Dag 4 Zon maan en sterren
Dag 5 Dieren in de lucht en dieren in de zee
Dag 6 Landdieren en de mens
Dag 7 Rustdag
Verhaal 2 I De mooiste plek
Eerste mens gemaakt van stof van de grond. God en elkaar gaan met elkaar om als allerbeste
vrienden. Telkens als God met mensen omgaat wordt hij Heer genoemd, dat is Zijn naam. Het
betekent Ik zal er zijn.
Verhaal 3 I In de tuin
In het paradijs zijn twee bomen: levensboom (eeuwig leven) en de boom van goed en kwaad. God
beslist wat goed en kwaad is, Hij wil niet dat de mensen dat doen.
Cultuur: voor de aarde zorgen als mens zijnde en zelf ontplooien.
Verhaal 4 I Man en vrouw
God brengt de mens in slaap, want als ze mensen slapen kan hij werken. Adam slaapt en God haalt
een rib uit Adam, zo maakt hij Eva. Waarom uit een rib? Dan blijven ze elkaar dicht bij het hart. Uit
een hoofd denkt de vrouw dat ze slimmer is en uit een voet denkt de man dat hij slimmer is.
Verhaal 5 I Het kwaad
De duivel verzint een list. Hij kruipt in de huid van een slang en gaat Eva verleiden.
Verhaal 6 I De belofte van dat ene zaad
God vervloekt de slang en zorgt ervoor dat er vijandschap is tussen de vrouw en slang, voor eeuwig.
God zegt tegen de vrouw, omdat je goed en kwaad wil kennen, zul je pijn hebben bij het krijgen van
kinderen. En je zult niet meer gelijk zijn aan je man. Hij zal de baas over je spelen. Tegen de man zegt
God je hebt niet goed gezorgd voor de tuin, daarom zullen er doorns en distels in groeien. De belofte
van het ene zaad bedoelen ze mee Jezus. Er komt 1 nakomeling van Adam en Eva die niet naar de
duivel zal luisteren: Jezus dus.
Verhaal 7 I God kleedt de mensen
God straft de mensen, maar hij vergeet ze dus niet. Hij zal er altijd voor hen zijn, al zal dat niet zo
gemakkelijk zijn als aan het begin. Ze moeten uit het paradijs, want God wil niet dat ze van de boom
,van eeuwig leven nog kunnen eten. Dan blijven ze voor eeuwig onder de vloek van de zonde. Ze
moeten maar een korte tijd onder die vloek zijn: op de aarde. Een beperkte tijd in dit moeilijke leven.
Het paradijs wordt voorlopig verplaats: de hemel. God geeft ze kleren.
Het vlammende zwaard blokkeert de ingang van Gods tuin. Zacharia ziet hoe dat zwaard iemand
treft. Die man wordt de herder genoemd met wie God een afspraak heeft gemaakt. Hij zal ervoor
zorgen dat het paradijs weer opengaat.
Verhaal 8 I Broedermoord
abel heeft vertrouwen in het ‘ik zal er zijn’ van God. Kaïn zet het boerenbedrijf van zijn vader door.
Kaïn brengt een groot offer, hij denkt nu moet God wel onder de indruk zijn. Dat is God echter niet.
Het brengt Kaïn niets dichter bij hem. Abel brengt het eerstgeboren lam. Daarmee laad hij zien dat hij
vertrouwen heeft in God. Dat doet God wel wat. God geeft hem aandacht. Kain is boos en God vraagt
hem: ‘waarom kijk je zo donker?’ God zegt dat hij ervan af komt als hij zich naar abel toe keert. Want
hij keek abel niet meer aan zo boos was hij. Hij luistert niet. Kain lokt abel naar een stille plek. Hij
slaat hem dood. God zoekt hem weer op en vraagt hem: ‘waar is je broer’ Hij zegt geen idee. God
vervloekt hem en maakt hem tot een zwerver. Kain mag toch nog bij hem horen en God zal hem
beschermen.
Verhaal 9 I Noach
De aarde is pauper, slecht en rot. God neemt Noach in vertrouwen om opnieuw te beginnen. Hij ziet
genade in zijn ogen. Hij gaat alle slechtheid met water wegspoelen. Bouw een ark met 3 verdiepingen
zegt Hij. Van elke soort 2 mee, sommige 7 die moeten geofferd worden. Noach, zijn vrouw, Sem,
Cham en Jafet gaan naar binnen. Ark: kist. 150 m lang, 25 m breed 15 m hoog. Mensen hadden
destijds nog nooit regenbuien meegemaakt, de aarde bleef toen vochtig door dampen.
Verhaal 10 I Veilig in de ark
De nevel vervaagde in de zondvloed. Veertig dagen en veertig nachten regent het op het dak van de
ark. Als de regen stopt, duurt het nog wéken voordat de aarde weer een beetje droog is. Noach laat
een raaf los om te weten of het al droog is. Hij blijft maar vliegen, terwijl de raaf normaal eten zoekt
op het land, daardoor weet hij dat het nog niet goed is. Een week later laat hij een duif los, ook die
keert terug. Ze vindt geen rustplaats voor de holte van haar pootjes. Een week later weer een duif.
Deze komt terug met een jonge olijftak. Weer een week later dezelfde duif, die komt niet meer terug.
Duif: symbool HG. De duif vindt rust als het water is gezakt. Toen Jezus werd gedoopt kwam Gods
Geest als een duif op Hem rusten. Dat is het bewijs dat Gods oordeel ons niet meer hoeft te treffen,
maar dat we Gods Geest mogen ontvangen.
Verhaal 11 I De regenboog
De ark is op een berg blijven steken: de Ararat: de vloek is uitgeraast. Noach: rust geeft God nu een
brandoffer met alle extra dieren die waren meegebracht. Met dat offer sluit hij het oude tijdperk af.
Vanaf dan eten ze ook vlees en niet alleen maar planten dat is een zegen. God zegt dat we eerbied
zullen hebben voor het bloed en het leven van mens en dier, want in het bloed zit het leven. Ze zitten
met z’n achten op de bergtop en zien een boog: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet. Als je
die boog ziet denk dat dat ik er altijd en voor eeuwig vol genade zal zijn. Regenboog teken van
genade.
Verhaal 12 I De toren van Babel
Noach zijn zonen krijgen kinderen en kinderen, zo wordt de aarde steeds voller. Ze spreken 1 taal. Ze
zeggen: ‘laten we 1 stad bouwen, we maken er 1 organisatie van’. Ze bouwen Babel. Er komen villa’s
, en paleizen. Ze lopen te pronken met dure kleren enzovoort. Het geeft hun een machtig gevoel. Ze
willen een toren bouwen zo hoog als de hemel. Ze zeggen: ‘we kunnen met z’n allen net zoveel als
God’. God weet dat de taal de mensen samenbindt, daarom laat Hij ze verschillende talen spreken.
Babel: verwarring.
Twaalf zonen:
Ruben, Simeon, Levi, Juda, Zebulon, Issachar, Dan, Gad, Aser, Naftali, Jozef, Benjamin (RSLJZIDGANJB,
Roos, Silke, Lois, Job, zullen, in, de, grote, arena, niet, juichen, boe
Esau: ruigharige. Hij heet ook wel Edom (rode).
Melchisedek: koning van gerechtigheid en koning van de vrede, eeuwige hogepriester, zonder vader
en moeder. Komt op te zegenen.
Hager(vluchteling) slavin van Abraham die Ismaël (God hoort) verwerkt.
Verhaal 13 I Abram gaat op weg
Vroeger stond na elke regenbui een regenboog. God zegt tegen Abraham dat hij uit dat land moet
trekken, want de mensen vergeten God daar. Ga naar het land dat ik je wijs, zegt Hij. Als God hem
roept heet hij nog Abram. Hij groeide op in Ur. Een stad in Mesopotamië. Het land van de Chaldeeën.
Hier wonen trotse mensen. De stad is vol afgoden. Die moeten de mensen helpen. Abram verhuist
met zijn familie naar Charan. Hij hoort in Charan dat hij zijn gezin moet verlaten en op weg moet
gaan. Hij gaat met Sara opweg, met allemaal kamelen die vol bepakt zijn, knechten gaan ook mee. Ze
komen aan in Kanaän. Hij blijft bij Sichem onder de boom More staan. Dit land is eigenlijk al vol, maar
God geeft het hem. Hij zet zijn tentenkamp bij Betel neer, en bouwt daar een altaar. Hij brandt er
geen dieren op, want wat zal hij God moeten geven, in ruil voor Gods goedheid?
Verhaal 14 I God blijft Abram zegenen
Er is erge hongersnood, dus hij vlucht naar de Nijl, daar zijn altijd groene oevers. Sarai noemt hij zijn
zus, want als ze weten dat het zijn vrouw is doden ze hem, vanwege haar mooiheid. Sarai moet
alsnog naar het paleis, als ze er eenmaal is wordt iedereen ziek. De farao komt erachter dat het zijn
vrouw is en zegt dan: ‘hoezo loog u, ik had haar bijna als vrouw genomen, neem haar mee en ga
weg’. Stof is belangrijk in de bijbel: mensen zijn uit stof gemaakt en keren terug naar stof. Komt door
dat de Satan, de slang stof eet. God kan mensen uit stof halen en eeuwig leven geven.
Verhaal 15 I De zegen van de priesterkoning
Abimelech is een koning en ziet hoe goed God is voor Abram. Lot is een neef van Abram. Lot woont
in Sodom, maar 4 koningen plunderen die stad. Hij wordt meegenomen als gijzelaar. Abram bevrijdt
hem. Onderweg komt hij wel Melchisedek tegen in een koningsvallei. Hij heeft geen familie, omdat
hij Gods hemelse hogepriester is. Hij geeft hem brood en wijn en zegt tegen Abram dat dit goed
nieuws zal zijn voor Abrams kinderen. Hij wordt door Melchisedek gezegend en hij geeft uit
dankbaarheid 1/10e van al zijn rijkdom aan de koning.
Verhaal 16 I Gods verbond met Abram
Abram twijfelt wel of hij echt een zoon krijgt. In een droom spreekt God uit dat hij naar de sterren
moet kijken, zo groot wordt zijn nageslacht. Hij moet een kalf, geit, en ram van 3 jaar halen en ook
een tortelduif en jonge duif. Alleen de duiven laat hij heel. Zowel God als Abram lopen door dat offer
heen, want zo sluit je een verbond: gelijke partijen met het bloed van dieren -> je staat met je leven
voor elkaar in. Toch sluit God het verbond alleen. Hij weet dat mensen zwak zijn, hij laat Abram diep
slapen. Er staat een vuurkolom, die brandt en rookt. Een fakkel zoeft als een zwaard tussen de
stukken vlees heen en weer.
