Week 8
Beraadslaging, vonnis en motivering
Literatuur en jurisprudentie
Keulen/Knigge 2016
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 12: § 12.5
Hoofdstuk 16
Schema beslissingen en einduitspraken, met toelichting
Jurisprudentiebundel
HR 5 februari 1980, NJ 1980, 342 (Heroïne in de dakgoot)
HR 11 april 2006, NJ 2006, 393 (Hennepkwekerij)
HR 15 mei 2007, NJ 2007, 387 (Promis I)
Leeswijzer
Nadat het onderzoek ter terechtzitting (zie week 6) is gesloten, trekt de rechtbank zich terug in
raadkamer om te beraadslagen over het te wijzen vonnis (‘raadkameren’). Dat is althans het
geval als de zaak wordt behandeld door de meervoudige kamer. Alleenzittende rechters, zoals
de politierechter en de kantonrechter, hoeven zich niet terug te trekken, maar kunnen direct
mondeling vonnis wijzen. De rechter moet zich in dit verband houden aan het
beslissingsschema van artikel 348 en 350 Sv. In deze week komen de voorvragen van artikel
348 Sv alsook de hoofdvragen van artikel 350 Sv aan bod. Aan de hand van deze acht vragen
moet de rechtervonnis wijzen. Deze artikelen bepalen dat de vragen moeten worden beantwoord
op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting. De
vragen moeten bovendien worden behandeld in de volgorde die in artikel 348 en 350 Sv is
aangeduid.
Indien de rechter bij één van de formele vragen van artikel 348 Sv blijft steken, vermeldt artikel
349 lid 1 Sv de einduitspraak (nietigheid van de dagvaarding, onbevoegdheid van de rechter,
niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie of schorsing der vervolging). Als de rechter
blijft steken bij één van de materiële vragen van artikel 350 Sv, dan spreekt hij de verdachte
vrij of ontslaat hij hem van alle rechtsvervolging (artikel 352 Sv). Beantwoordt de rechter de
eerste drie materiële vragen bevestigend, dan spreekt hij een veroordeling uit en legt hij een
straf of maatregel op (artikel 351 Sv; zie echter ook het rechterlijk pardon van artikel 9a Sr).
Zie verder het in het werkboek opgenomen schema ‘beslissingen en einduitspraken’ en de
toelichting hierop; u dient deze zorgvuldig te bestuderen!
Het beslissingsschema fungeert tevens als schema voor de inrichting van het schriftelijke
vonnis (zie artikel 357 e.v. Sv). Artikel 358 en 359 Sv zijn de centrale artikelen in de regeling
van het schriftelijke vonnis. Volgens artikel 358 lid 3 Sv moet de rechter aan verschillende door
of namens de verdachte uitdrukkelijk voorgedragen verweren in het vonnis een uitdrukkelijke
en gemotiveerde beslissing wijden, als hij het betreffende verweer verwerpt. Bewijsverweren
worden niet genoemd in dit voorschrift. De wetgever ging ervan uit dat de verdachte, ingeval
van een bewezenverklaring, door de bewijsmiddelen voldoende antwoord op zijn verweer zou
krijgen. In de jurisprudentie is echter voor een aantal situaties een uitzondering gemaakt op de
regel dat bewijsverweren niet expliciet en gemotiveerd behoeven te worden weerlegd (zie o.a.
het arrest Heroïne in de dakgoot). Sinds 1 januari 2005 wordt in artikel 359 lid 2, tweede volzin
Sv bepaald dat de rechter, indien hij in zijn beslissing afwijkt van standpunten die uitdrukkelijk
door de verdachte of de officier van justitie zijn onderbouwd, in het vonnis in het bijzonder de
redenen daarvoor opgeeft.