Crisis en contractie: bevolking,
economie en samenleving onder
spanning (bladzijde 441-451)
Hongersnoden en bestaanscrises
● Doordat de landbouw nog geen hoge rendementen opleverde, en er geen goede
bestrijdingsmiddelen waren voor ongedierte en plantenziekten, konden oogsten erg
tegenvallen en direct zorgen voor een sterke stijging in de marktprijzen. Dit komt
door drie dingen:
○ maar een klein deel van het graan was bestemd voor de markt, dus als dat
deel weg viel, ging de prijs meteen sterk omhoog
○ graan was goedkoper dan vlees, vis, groente of zuivel, en daarom populair
onder de bevolking. Als de prijs steeg, steeg de vraag mee omdat men zich
niet iets anders kon veroorloven. Hierdoor daalde de vraag naar andere
producten die niet noodzakelijk waren, en ontstond er crisis.
○ er werd gespeculeerd door graanhandelaren door het graan al op te kopen
voor het was geoogst. Als de oogst dan goed uitviel, konden ze het aanbod
terugdringen door hun graan achter te houden en de prijs op te drijven. Als de
oogst tegen viel konden ze hun oude voorraad verkopen tegen hoge prijzen.
● Doordat er geen goede infrastructuur was, was importeren lastig. Via schepen was
het alleen rendabel als de graanprijzen hoger lager dan de transportkosten.
● Toch waren grote hongersnoden zeldzaam. De grootste was die van 1315-1317, die
werd veroorzaakt door twee opeenvolgende slechte oogsten. Stedelijke groepen
werden het hardst geraakt, want die waren afhankelijk van de markt. Boeren en
grootgrondbezitters hadden het ook zwaar, want die zagen hun inkomsten dalen en
uitgaven stijgen. Regeringen probeerden maatregelen te nemen door de prijzen vast
te stellen en speculanten en hamsteraars te straffen.
● Dezelfde plaag die zorgde voor de mislukte oogst, teisterde ook het vee. Dit had
verschillende gevolgen:
○ minder zuivelproductie en vleesproductie, dus een tekort aan proteïnes
○ productie van leer en wol daalde
○ minder ossen als trekdieren
○ minder mest verspreid over de velden, waardoor lagere graanopbrengst
De zwarte dood en de echo-epidemieën
● De grote pestepidemie vond plaats tussen 1347-1353. Hierbij kwam ongeveer een
derde van de bevolking van Europa om het leven. De pest werd verspreid via vlooien
die op knaagdieren leefden, en bij voorbaat bij warm en vochtig weer. In eerste
instantie gingen hier alleen knaagdieren bij dood, maar zodra er te weinig
knaagdieren zijn, springen die vlooien bij gebrek aan beter over op de mens. In latere
stadia gingen vlooien over van mens op mens.