Relevantie filosofie voor economen
Relevantie van filosofie voor economen: om in te schatten welke sterktes en beperkingen zijn van
economie, is kritische (zelf)reflectie nodig over de (crisis van de) economie, als maatschappelijke
sfeer en als wetenschap.
Vier soorten vragen waarbij filosofische reflectie kan helpen:
1. Bedrijfseconomische vragen
Bv. Welke rol spelen (financiële) bedrijven in crisissen?
2. Fundamenteel economische vragen
Bv. Wat is het onderliggende mensbeeld van economische modellen?
3. Wetenschapsfilosofische vragen
Bv. Hoe verhouden economische modellen zich tot de realiteit?
4. Normatieve vragen
Bv. Hoe moeten we omgaan met crisissen? Hoeveel marktwerking is (on)wenselijk?
Bedrijfseconomische vragen
Bedrijven veroorzaakten mee de economische crisis, door bv. Te goedkope hypotheken te
verschaffen, perverse prikkels te geven, …
Waarom zouden bedrijven en werknemers dit doen? hebzucht (fundamentele motivatie, waar
prikkels op inspelen). Bij deze antwoorden ga je naar de fundamenten, dieper graven. Falend
wetgevend kader (betekenis van bredere context).
Verschillende factoren spelen een rol:
- Micro-niveau (individuen die met bedrijven samenwerken)
- Meso-niveau (bedrijven en instellingen, elk met eigen beleid, prioriteiten)
- Macro-niveau (institutionele, juridische, economische, … kaders waarbinnen bedrijven met
elkaar concurreren).
Joris Luyendijk (2015) is probleem vooral structureel en institutioneel. Het zijn niet zozeer mensen
die niet deugen, maar het systeem.
Systematische en kritische reflectie helpt ook om binnen bedrijven goed te functioneren. Bv.
Probleem-oplossende technieken zoals ‘five why’ of ‘root cause analysis’ in bv. Process management.
Fundamentele economische vragen
Stap van bedrijfscontext naar specifiek mensbeeld met de werkers. Economen, maar ook
ondernemers en beleidsmakers, gaan vaak uit van een mensbeeld waarin consumenten, werkgevers,
werknemers, bankiers, … door hebzucht en eigenbelang gemotiveerd zijn.
Nood aan (systematische en kritische) reflectie op homo economicus.
- In welke mate en wanneer zijn mensen rationeel en egoïstisch dan wel irrationeel en sociaal?
- Wat zijn de maatschappelijke implicaties hiervan (bv. Binnen bedrijven voor marktwerking,
op vlak van consumptie en productie,…)?
Relevantie voor bedrijfseconomen:
- Economen, maar ook ondernemers, managers …. Werken best met onderbouwd, helder en
accuraat mensbeeld.
Filosofen dragen bij aan de zelfreflectie voor economen.
Wetenschapsfilosofische vragen
,Derde type vragen, waar filosofen toe kunnen bijdragen, zijn wetenschapsfilosofisch: wat is de aard,
bron, waarde en beperkingen van economische kennis?
Hoe kunnen simpele, abstracte modellen kennis opleveren over complexe, concrete realiteit,
fenomenen en evoluties?
Willen economen de wereld beschrijven, verklaren, voorspellen? Is ‘predicture failure’ niet
onvermijdelijk in menswetenschappen?
Betekenis in bredere context
Ook: is economie, als wetenschap, objectief en waardenvrij? Kan het dit zijn? Moet het dit zijn?
Normatief gebruik (ingezet om bepaalde uitspraken te doen) van descriptieve analysis.
Normatieve veronderstellingen in ‘objectieve’ gegevens.
Bv. Hoe meten we precies BNP, economische groei, kosten voor milieu, kosten voor toekomstige
generaties,…?
Normatieve vragen
Vierder type vragen gaan niet over wat is (descriptief), maar over wat goed, slecht, rechtvaardig en
fout is (normatief).
Economen doen vaak normatieve uitspraken:
- De (onzichtbare hand van de) vrije markt zorgt ervoor dat egoïsme tot sociaal wenselijke
resultaten leiden.
- We moeten CO2 uitstoot en andere vormen van vervulling belasting
Kritische, filosofische – meer specifiek: ethische – reflectie vormt een meerwaarde bij zowel
fundamentele vragen (bv. Voor- en nadelen van marktwerking) als bij beleidsadviezen (bv. Wat en
hoe belasten).
Hoe ziet een wenselijke samenleving eruit? Welke institutionele mix (bv. Van overheden, markten en
middenveld) is ideaal? Wat zijn de relevante waarde hiervan?
Centraal in economie staan markten, die geprezen worden omdat ze vrijheid en efficiëntie promoten.
Normatieve vragen zijn vaak erg concreet en maatschappelijk relevant:
- Hoe moeten banken en kredietinstellingen gereguleerd worden?
- Wat te doen met grote bedrijven die failliet dreigen te gaan? Markt laten werken of toch
subsidiëren of zelfs nationaliseren?
- Moeten bedrijven steun ontvangen? Welke? Hoeveel steun? In welke vorm? Onder welke
voorwaarden?
Rationele argumentatie
Wat is filosofie?
Filosofie helpt bij het nadenken over en aanpakken van bedrijfsgerelateerde, maatschappelijke en
wetenschappelijke thema’s.
Rationeel Radicaal-kritisch Gericht op het geheel
Argumentief Afstand nemen, contesteren Betekenis in bredere context
Systematisch Naar de fundamenten Betekenis in bredere context
Keynes: economen naast politiek filosofen. Hun opvattingen hebben een impact op beleid en dus
modellen kritisch vragen (plicht).
,Economische modellen en homo economicus
Economen bestuderen menselijke keuzes in schaarste met behulp van specifieke modellen en
theorieën.
Wat is economie?
Economie als:
- Wetenschappelijke discipline (economics)
- Maatschappelijke sfeer (economy)
Verschillende disciplines bestuderen (interacties tussen) mensen en (delen van) maatschappij.
Verdeling van intellectuele arbeid met (over)specialisatie tot gevolg.
Verschillende manieren om disciplines te onderscheiden:
1. Domeinen: wat wordt bestudeerd?
(economie als wetenschap van economische sfeer)
2. Vragen: welke vraag of welk perspectief staat centraal?
Economie als studie van keuzes in schaarste
3. Middelen: welke concepten, theorieën, modellen worden gebruikt?
Economie als wetenschap die op basis van (vaak mathematische) modellen menselijke
beslissingen bestudeert en de (niet-geïntendeerde) sociale gevolgen daarvan (bv.
Prijsvorming o.b.v. vraag en aanbod)
Economische modellen
Economen gebruiken theorieën en modellen: eenvoudige en abstracte werelden met erg
onrealistische veronderstellingen.
Bv. Robinson Crusoë economie: heel abstract, hoe kan het toch iets zeggen over concrete realiteit?
Hoe kunnen simpele modellen toch kennis en inzicht opleveren, terwijl ze de complexe werkelijkheid
niet accuraat representeren?
- Karikaturen: overdreven en bewust vervormde schetsen waarbij essentiële kenmerken
worden uitvergroot en niet-essentiële kenmerken worden weggelaten
- Abstractie: onbelangrijke aspecten van realiteit weglaten en concentreren op belangrijke
aspecten.
- Modellen doen theoretisch, m.b.v. assumpties, wat experimenten fysiek doen: bepaalde
aspecten van de realiteit isoleren om werkzaamheid van specifieke factoren te bestuderen.
- Ceteris paribus: we nemen aan dat alles hetzelfde blijft en kijken naar de werking van één
specifiek mechanisme.
- Landkaarten/plattegrond: modellen worden hiermee vergeleken. Een plattegrond neemt een
complexe realiteit en maakt hier een eenvoudig overzicht van.
Homo-economicus: een perfect rationeel wezen dat handelt in diens eigenbelang, op basis van
volledige informatie, en dat poogt het eigen nut te maximaliseren en de eigen doelen te realiseren.
Homo-economicus
Een homo-economicus:
, 1) Overweegt alle alternatieven
2) Weet wat hij wil
3) Denkt alleen aan zijn eigen doelen
4) Kiest die optie die op basis van kosten/baten analyse zo efficiënt mogelijk oplevert wat hij
wil’
Tegenwoordig zijn er smallere (klassieke economen) en bredere (neoklassieke economen) varianten:
o Heel smal: maximalisatie van materiële welvaart
Cf. John Stuart Mill
o Smal: maximalisatie van eigen belang (sociale status vb.)
o Breed: maximalisatie van subjectief verwacht nut
o Heel breed: maximalisatie van vervulling van preferenties
John Stuart Mill: bekijkt de mens als iemand die alleen kijkt naar materiële welvaart en die in staat is
om de relatieve werkzaamheid van middelen te beoordelen om dat doel te bereiken.
Economische rationaliteit
De homo-economicus is economisch rationeel
Handelingen:
- Intentionaliteit
- Instrumentaliteit
- Maximering
Overtuigingen:
- Consistentie
- Perfecte rationaliteit
Preferenties:
- Consistentie
- Transiviteit
- Volledigheid
- Continuïteit
- Exogeniteit
- Egoïsme
Economisch rationele handelingen
Intentionaliteit: homo economicus handelt bewust, intentioneel en met goede redenen.
MAAR vb. struikelen, verslaving, ‘mindless consumption’
Instrumentaliteit: homo economicus kiest het beste middel om zijn doelen te bereiken (doel-middel
rationaliteit). Prospectief en uitkomstgericht: alleen gevolgen handelingen horen mee te tellen,
MAAR vaak tradities, gewoontes.
Maximering: homo economicus probeert zijn hoogst gerangschikte preferentie te vervullen.
MAAR vaak zijn mensen tevreden met minder dan het allerbeste. Belang van heuristieken,
referentiepunten en beperkte aandacht. Vaak steken mensen wel veel denkwerk in ‘middelgrote’
beslissingen maar niet in kleine beslissingen en in (sommige) grote beslissingen.