Geschiedenis HC 1&2
1. Prehistorie → tot 3000 v.Chr
2. Oudheid → 3000 v. Chr tot 500 n. Chr
3. Middeleeuwen → 500-1500
4. Vroegmoderne tijd → 1500-1800
5. Moderne tijd → 1800-nu
HC 1 Steden en burgers in Lage Landen
Kenmerkende aspecten:
1. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een
agrarisch-urbane samenleving.
2. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid in de
steden.
3. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
4. De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot
gevolg had.
5. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse
staat.
6. Het streven van vorsten naar absolute macht.
7. De bijzondere plaats in staatkundige opzicht en de bloei in economisch en cultureel
opzicht van de Nederlandse Republiek.
8. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie.
§1.1 Steden in Vlaanderen en Artesië
Vroege Middeleeuwen (500-1000)
→ 5 kenmerken:
1. Landbouw - autarkisch - productie voor zelfbehoud
2. Agrarisch-urbane samenleving - georganiseerd via hofstelsel
3. Bevolkingsaantal blijft hetzelfde
4. Sprake van beperkte mate van ruilhandel - geen geld
5. Feodaal-politiek systeem → leenstelsel
Late middeleeuwen (1000-1500)
→ 5 veranderingen vanaf de 11e eeuw
1. Landbouw veranderde → stijgende productie, kwam door:
a. intensiever gebruik land: drieslagstelsel, nieuwe technieken en trekpaard
b. droogleggen/ontginnen: meer en nieuw landbouwgrond
2. De bevolking groeide: meer monden gevoed, landbouwoverschotten, verdubbeling
bevolking tussen 1000-1300
3. Handel bloeide op: opkomst gespecialiseerde ambachtslieden, producten op markt en
kooplui
4. Monetaire economie: opkomst van de munt + andere financiële middelen: wisselbrieven,
beurs en aandelen
,5. Opkomst van steden: steden groeien door → vrije status (geen gehorige meer)
en economisch perspectief
- Door marktfunctie werden handelsnetwerken van de steden en hun
verzorgingsgebied steeds fijner vertakt.
- Economisch belang beschermen → stadsrechten
- Migranten waren belangrijk voor kennis, kregen burgerschap als ze ambachtslieden
of kapitaalkrachtige waren, de rest behoorden tot poorters
- Vlaanderen en Artesië belangrijkste handelscentra voor lakennijverheid →
veel werk
→ 4 oorzaken voor de opkomst van handelscentra in 11e eeuw (dynamiek)
1. gunstige gronden: landbouw (bevolkingsgroei) en schapenhouderij (wol en
lakennijverheid)
2. gunstige geografische factoren: kruispunt van land- en waterwegen + noodzakelijk
voor handel transport
3. verbinding tussen zuidelijk handelsnetwerk (frankrijk en italië) en oostelijk
handelsnetwerk (oostzeegebied en duitse hanze)
4. landsheren en stadsbesturen faciliteren de handel
● Stedelijk particularisme: steden willen hoge mate van zelfbestuur, zonder invloed van
landsheer
→ in ruil voor belasting verleent landsheer privileges, stadsrechten: mate van
zelfbestuur, rechtspraak, jaarmarkten, stadsbestuur eigen munten.
● Voordeel landsheer: belastinginkomsten gebruikt voor huurleger en
ambtenarenapparaat
→ particularisme botst met centralisatiepolitiek van de landsheren
Patriciaat: rijke koopmansfamilies - bestuurs monopolie in de stad - verbinding met adel
Het gemeen: gewone stadsbevolking, zoals: ambachtslieden
→ grotere kloof tussen deze twee bevolkingsgroepen door rijk en arm + macht
Families handelsgilden regelen het bestuur, de patriciërs → Na generaties
monopoliseren het stadsbestuur en raken verweven met de adel → worden
corrupt, jagen eigen belang na, verzaken algemeen belang → stedelijke
bevolking (het gemeen) komt tegenover patriciërs en adel te staan → 1302:
guldensporenslag, ambachtslieden klagen over corruptie en machtsmisbruik,
maar economisch afhankelijk van patriciërs → Franse koning Filips de Goede wilt
Vlaanderen veroveren → Franse koning sloot verbond met patriciaat → Het
gemeen en de koning van Vlaanderen komen hier tegenover te staan →
Stedelingen winnen. (Voorbeeld macht van de stedelijke burgerij)
1302: guldensporenslag, ambachtslieden klagen over corruptie en
machtsmisbruik, maar economisch afhankelijk van patriciërs → spanningen
liepen uit tot veldslag → Franse koning bezette Vlaanderen en nam Graaf en zijn
zoon gevangen, Graaf had trouw als leenman opgezegd (1297) → Patriciërs:
steunden koning / Ambachtslieden: steunden graaf → slag voor Kortrijk → liet
, zien dat boeren en ambachtslieden bestand waren tegen feodale heren en
patriciërs
§1.2 Steden, netwerken en bestuurders
● Duitse Hanze: samenwerkingsverband van kooplieden onder Noord-Europese
steden. - opgericht in 14e eeuw olv Lubeck en Hamburg - handelsvoordelen
bedingen: tol voordelen en bescherming (konvooi)
3 redenen voor verplaatsen van belangrijkste handelscentra:
1. 14e eeuw verplaatsing van Atrecht naar Brugge door:
-betere ligging aan zee
-verstoring van handelsnetwerk zuiden
-Brugge heeft betere aansluiting met Duitse Hanze en Oostzeegebied –
hoofdkantoor Duitse Hanze gevestigd
2. 16e eeuw verplaatsing van Brugge naar Antwerpen door:
-Haven bereikbaar voor grotere zeeschepen via de Schelde
-Beter voor koloniale producten, stapelmarkt
-Achterland bereikbaar door rivieren, Rijn en Maas
-Maximiliaan blokkeert Brugse haven (1492)
3. 1585 verplaatsing van Antwerpen naar Amsterdam door:
-Tachtigjarige oorlog. In 1585 blokkeren watergeuzen de Schelde. Antwerpen niet
meer bereikbaar overzee.
-Amsterdam wordt haven en stapelmarkt
-Brugge dankt sterke positie aan achterland: Vlaanderen en Brabant → dankzij
Italianen Brugge financieel centrum, geld lenen: wisselbrief en ontstaan beurs
-Amsterdam groeide door: graanhandel - “val van Antwerpen” - stapelmarktfunctie -
koopmansbeurs; aandelen in schepen, VOC - wisselbank betrouwbare reputatie
● Bonum Commune: algemeen belang werd georganiseerd door de stad: bv.
openbare orde, openbare gebouwen(stadhuis, markthal) → burgerij taken
van geestelijkheid over: onderwijs en sociale zorg
Geestelijk leven in stadsleven
1. Veel onvrede in steden → misstanden in de kerk, snelle veranderingen,
leven gericht op rijkdom, corruptie, de opkomst van de pest → geestelijken
paste zich aan stadsleven aan; begijnhoven(=alleenstaande vrouwen die
zich tot geloof wilden bekeren)
2. Vruchtbare voedingsbodem voor ontstaan nieuwe religieuze bewegingen.
3. Bedelorden en kloosterorden → afsluiten van de wereld, gericht op god.
Afkerig tegen rijkdom → afhankelijk van giften.
4. Geert Grootte eind 14e eeuw → Moderne Devotie in Deventer. → afkeren van
de ‘corrupte wereld’ in het teken van de navolging van Christus.
Nederigheid, eenvoud en onschuld. Individuele verantwoordelijkheid om
een goed Christen te zijn. Individu is zelf verantwoordelijk. De kerk als
bemiddelende rol niet per se nodig. (voorloper Reformatie)