Hoofdstuk 2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie (Rigter)
In de ontwikkelingspsychopathologie worden classificatiesystemen gebruikt om gedragingen van
kinderen te beschrijven, van elkaar te onderscheiden en in te delen in verschillende categorieën. Heeft
een hulpverlener een stoornis bij een kind vastgesteld, anders gezegd: heeft een kind een diagnose
gekregen, dan is de volgende vraag hoe die stoornis is ontstaan.
Een andere vraag is hoeveel kinderen een stoornis hebben. Op die vraag probeert epidemiologisch
onderzoek een antwoord te vinden: het is onderzoek naar het voorkomen en de verspreiding van
psychische en lichamelijke ziekten onder de bevolking.
Classificatie -> een persoon (of een voorwerp of situatie) herkennen, er een naam aan geven, en
indelen in een categorie.
(ontwikkelings)psychopathologie heeft als doel afwijkend of `vreemd’ gedrag goed in kaart brengen:
psychische stoornissen worden herkend, van elkaar onderscheiden en ingedeeld. In de
(ontwikkelings)psychopathologie wordt onderscheid gemaakt tussen grote groepen stoornissen, zoals
gedragsstoornissen, psychotische stoornissen en angststoornissen. Zo worden angststoornissen
onderverdeeld in de paniekstoornis, de agorafobie, de specifieke fobie en de separatieangststoornis.
De DSM-5: een classificatiesysteem, geen diagnostisch onderzoek.
De DSM is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders -> het handboek voor psychiaters
dat word uitgegeven door de APA, de American Psychiatric Association.
De Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926) wordt gezien als de grondlegger van het moderne
classificatiesysteem. Hij maakte een indeling van psychische stoornissen die vooral lichamelijk was
georiënteerd, en die was gebaseerd op psychiatrische patiënten met ernstige stoornissen. Als reactie
daarop baseerde de DSM-1, die begin jaren vijftig van de vorige eeuw verscheen, zich vooral op
psychoanalytische theorieën.
Pas in 1980, met de DSM-3, besloten de samenstekkers uit te gaan van waarneembare kenmerken
van gedrag. Vanaf dat moment gingen hulpverleners wereldwijd dezelfde criteria gebruiken om
stoornissen te categoriseren.
Om te kunnen bepalen of iemand een bepaalde psychische stoornis heeft, is het om te beginnen
nodig af te spreken welke symptomen die stoornis kenmerken. Dat is wat in de DSM gebeurt. Het gaat
dan om observeerbaar gedrag en/of innerlijke kenmerken. Symptomen beschrijven de stoornis; ze
verklaren die niet. Behalve de soort symptomen beschrijft de DSM ook welk aantal symptomen in
welke mate en gedurende welke termijn aanwezig moet zijn wil er sprake kunnen zijn van een
stoornis. Verder moeten de symptomen al een bepaalde tijd of vanaf een bepaald moment aanwezig
zijn. Ten slotte is het belangrijk in welke mate de stoornis iemands functioneren negatief beïnvloedt,
en een last is voor hemzelf en/of zijn omgeving.
! Tabel 2.1 op blz 32
mensen hebben vaak meer dan een stoornis tegelijk. Dat noemen we comorbiditeit. Psychische
stoornissen komen niet alleen vaak tegelijk voor, maar gaan ook vaak samen met lichamelijke
klachten.
Vanuit de ontwikkelingspsychopathologie is er een groot kritiekpunt op de DSM: die houdt volstrekt
onvoldoende rekening met de ontwikkelingscontext waarin een stoornis is ontstaan. De kenmerken
van een psychische stoornis kunnen veranderen als een kind ouder wordt, en ze kunnen ook anders
zijn voor jongens en meisjes. De DSM houdt daarnaast te weinig rekening met de culturele context.
Culturele normen en opvattingen hebben invloed op de definitie en het voorkomen van psychische
stoornissen.
Bij een categoriale indeling gaat men uit van wel of niet; symptomen zijn wel of niet vodloende
aanwezig. Bij een dimensionale indeling gaat het om de mate van ernst: die is afhankelijk van de
ernst van de symptomen en de hoeveelheid symptomen.
De meest gebruikte dimensionale vragenlijst is de CBCL (Child Behavior CheckList), die bestaat uit
120 uitspraken waarop degene die de lijst invult steeds moet antwoorden met `helemaal niet van
toepassing’, `een beetje of soms van toepassing’, of `duidelijk of vaak van toepassing’.
De CBCL heeft een aantal voordelen boven de DSM: