INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING OWW: OUTREACHEND EN WIJKGERICHT WERKEN LEERJAAR 1
Door het leren van deze samenvatting heb ik een 8 gehaald voor het tentamen OWW.
- De theorie van al de werkgroepen (wgi) van OWW, leerjaar 1, 2016-2017
- Een duidelijke samenvatting van de benodigde literatuur voor het tentamen OWW, leerjaar 1. Bestaande uit de verplichte
literatuur uit de boeken en de verplichte literatuur op scholar.
,OUTREACHEND EN WIJKGERICHT WERKEN WERKGROEP INTEGRAAL WEEK 1
Contact: contact maken, maar de cliënt niet echt bereiken
Connectie: een klik hebben met iemand, verbonden voelen met je plannen en je zijn als hulpverlener
Stages of changes:
1. Pre-contemplation: geen intentie om het gedrag te veranderen voorbeschouwing
2. Contemplation: bewust zijn van het probleem, geen besluit tot actie overpeinzing
3. Preparation: beslissen om actie te ondernemen beslissing (tussentijdse uitgang)
4. Actief veranderen
5. Bestendiging (uitgang)
6. Terugval
- Houd gepaste afstand
- Helder en concreet, geen verkleinwoorden
- Benoem emoties die je ziet, verplaats je in de cliënt en zijn autonomie
OUTREACHEND EN WIJKGERICHT WERKEN WERKGROEP INTEGRAAL WEEK 2
SIGNALEREN
Passief: toevallig signalen krijgen
Actief: op zoek gaan naar signalen
Wat is signaleren: Waarnemen, Vermoeden, Observeren, Associëren, Interpreteren, Consulteren, Onderkennen
Signaleringsgebouw
OUTREACHEND EN WIJKGERICHT WERKEN WERKGROEP INTEGRAAL WEEK 3
PRESENTIEBENADERING
Relatieopbouw, door dingen samen te doen. Aandacht voor het levensverhaal en de emoties. Betrouwbaar en transparant zijn.
Aansluiting zoek bij de cliënt.
Methodisch handelen volgens van Doorn: 5 zwaartepunten:
1. Laagdrempelig en informeel contact: de presentiebenadering
2. Empowerment van de cliënt: het oplossingsgericht werken
3. Motiveren tot gedragsverandering: motiverende gespreksvoering
4. De cliënt en zijn omgeving: de netwerkbenadering (niveau 2: omgevingsgericht werken)
5. Het belang van samenwerken
Presentiebenadering: aansluiten bij de leef- en ervaringswereld en het perspectief van de cliënt, informeel contact leggen, naast
de cliënt gaan staan, aandachtige betrokkenheid en doen wat nodig is.
Cliënten willen: aandachtige betrokkenheid (eenzaamheid en sociaal isolement), hervinden van zelfwaardering (lijken sociaal
maatschappelijk overbodig te zijn), gehoor vinden (niemand denken te zijn), iemand die het aanraakt (geen ontwijking),
oprechte interesse (geen onverschilligheid), geen aandacht voor de afwijkingen (normaal zijn als contact voorwaarde),
duurzame betrekking (kortdurende resultaatgerichte contacten).
‘Werken volgens de presentiebenadering is een houding, een keuze’
OUTREACHEND EN WIJKGERICHT WERKEN WERKGROEP INTEGRAAL WEEK 5
Motiverende gespreksvoering: gedragsverandering, werken met mensen die niet altijd willen en gedrag veranderen. Een
cliëntgerichte maar ook en directieve methode.
, Met motiverende gespreksvoering versterkt een hulpverlener de intrinsieke motivatie om te veranderen door de ambivalentie
van de cliënt te onderzoeken en op te lossen. Excentrieke motivatie moet intrinsieke motivatie worden.
Ambivalentie: ja maar.. Smoesjes, het niet willen, geen motivatie
De zelfdeterminatie theorie: de drie basisbehoeften van mensen. Dit moet je tonen naar de cliënt.
1. Behoefte aan autonomie
2. Behoefte aan competentie
3. Behoefte aan verbondenheid
De aanpak van de motiverende gespreksvoering is in twee fasen ingedeeld: motivatie ontwikkelen & plan maken.
Motivatie ontwikkelen: alle mensen die gedrag willen veranderen hebben te maken van ambivalentie: wel willen veranderen en
tegelijk willen ze niet veranderen. De gevoelens zijn tegenstrijdig. Zowel de huidige situatie en de gewenste situatie hebben
beide voor- en nadelen voor de cliënt.
ORBS: Open vragen stellen (gericht op de ambivalentie), Reflectief luisteren (onderliggende gevoelens reflecteren), Bevestigen
(complimenten, waardering, begrip), Samenvatting.
OUTREACHEND EN WIJKGERICHT WERKEN WERKGROEP INTEGRAAL WEEK 6
TENTAMEN OWW
Toets voorwaarden: kruip in de huid + aanwezigheid in de lessen + opname van gesprek met acteur.
- Persoonlijke en maatschappelijke kenmerken: taboe, peer-presure > theorieën betrekken op micro, meso en macro
niveau.
- Benoem wat goed gaat, maar vooral ook wat minder goed ging. Vertelt ook wat je vind van outreached werken: zou je dit
later willen doen, en waarom wel of niet?
- Wat heeft gemaakt hoe je kunt legitimeren waarom je contact leggen. Welke zorgen: zorgen, veiligheid, signalen,
risicotaxatie
- Laatste dia: bronnenlijst met verwijzing naar cijfers in de PowerPoint. Je hoeft de begrippen niet op definitie uit te leggen.
- Praktijktheorieën gebruiken: gaat altijd over de theorie van de methodes: gebruik (van Dorn).
Inhoudelijke dingen PowerPoint: je mag alle hulpmiddelen gebruiken. Je moet stukjes film laten zien: maar 12 seconde ofzo.
Mag ook meerdere momenten. Minuten: 2 – 1 – 2 – 1 – 1 per criteria.
OPLOSSINGSGERICHT WERKEN
Niet letten op de afwijkingen en de problemen. Maar wat ging er wel goed. Iedereen is expert over zijn eigen problemen.
- Als het werkt, laat het dan zo.
- Als iets ooit effect had, doe het vaker
- Als het niet werkt, doe het anders
- Geen enkel probleem doet zich de heletijd voor
- Verandering is constant en onvermijdelijk
- De toekomst is onderhandelbaar en wordt geschapen
- Kleine veranderingen kunnen grote gevolgen hebben
- Stel cliënten vragen, maar vertel ze niet at ze moeten doen
- Problemen en oplossingen zijn niet altijd direct aan elkaar gerelateerd
- Krachtbronnen opsporen en inzetten: iedereen kan iets goed
Medisch model = diagnose > behandeling. Probleemgericht, professional is de expert.
Oplossingsgericht = op zoek naar de kracht van de cliënt. De cliënt is de expert over zijn eigen leven
Schaalvraag: vragen op welk cijfer ze zitten. Dit kan bijvoorbeeld aan het begin van elk gesprek: hoe voel je je vandaag?