Beginselen van de democratische rechtsstaat
Week 1
Staatsrecht zijn de regels over de organisatie van de overheid en de fundamentele normen over de
verhouding met de overheid. Het staatsrecht constitueert (scheppen), attribueert (bevoegdheden
geven aan bepaalde personen/organisaties) en reguleert (procedures waarin de bevoegdheden
gebruikt mag worden) → art. 92 Gw.
Een staat is een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over
een gemeenschap van mensen (permanente populatie, zekere eenheid) in een bepaald grondgebied
(voldoende afgebakend, duidelijke grenzen) en de mogelijkheid heeft diplomatieke betrekkingen
met andere staten te kunnen onderhouden (voor declaratoire theorie is deze mogelijkheid geen
vereiste, bij de constitutieve theorie wel). Toelating tot de VN versterkt de rechtspositie van een land,
maar is geen vereiste van een staat.
Er ontstonden micro states (Eurostaete), omdat er stukken land niet bezet waren. Het bleef bestaan, tot
de staat zijn omliggende landen ging bedreigen. Deze omliggende staten had geen externe
soevereiniteit, de andere landen erkenden de Eurostaete niet. Het ontbreken van interne soevereiniteit
kan leiden tot fragile states of zelfs failed states. Noord-Korea mist ook de interne soevereiniteit, het
volk is onder controle door angst. Dwang is feitelijk (mogelijkheid om anderen te dwingen), gezag is
gelegitimeerde dwang (dwang wordt geaccepteerd door degenen jegens wie het wordt uitgeoefend).
Gezag (soevereiniteit; bevoegdheden die cruciaal zijn om van een soevereine staat te spreken) is
gelegitimeerde macht (staat kan met dwang gemeenschapsnormen handhaven). Volgens Machiavelli
beperkt gezag de vrijheid, terwijl volgens Rousseau deze legitimiteit uit het sociaal contract vloeit.
Volgens Weber werd gezag geaccepteerd doordat iets altijd al zo was (traditie), de vorst is
charismatisch of als het “gewoon werkt”. In een democratie is het doel met zo min mogelijk dwang,
zoveel mogelijk gezag te creëren. Zolang een democratische rechtsstaat goed functioneert, wordt
machtsuitoefening geaccepteerd.
In de middeleeuwen was sprake van een theocratische statenleer (vorst almachtig, gehoorzaamt aan
god, bleek niet zo te zijn uit het feodalisme en vorst was onderdaan van de Paus). Aanhangers van het
natuurrecht geloofden niet in het droit divin, maar zagen het volk als “by nature free, equal and
independent”. Door de eeuwen heen zie je dat de koning steeds burgerlijker wordt, in plaats van
heldhaftig. Een rechtsstaat is dan ook een koning die onderdeel is van de constitutie. Het koningschap
is tot een administratieve procedurele schriftelijke functie geworden, die zijn bestaan dankt aan de
constitutie. Willem I dacht dat de Grondwet zijn geschenk was, dus kon de Grondwet intrekken
wanneer het volk niet voor hem was. Tegenwoordig ligt de basis van het gezag en de macht in de
Grondwet, i.p.v. andersom.
In een rechtsstaat is de staat gebonden aan het recht waarin burgers beschermd zijn tegen
machtsmisbruik van de staat. De vier eisen van een rechtsstaat zijn het legaliteitsbeginsel (geen
bevoegdheid zonder grondslag in de wet (rule of law), die vastgesteld wordt door een ander orgaan,
tegengaan van willekeur), scheiding der machten (macht wordt verdeeld over verschillende organen
(checks and balances), tegenwoordig slechts essentie zichtbaar) onafhankelijke rechterlijke macht
(voor het leven benoemd, geen bijbanen/nevenfuncties of moeten deze openbaar maken, bij
partijdigheid wordt rechter gewraakt of in het bijzonder wordt hij ontslagen) en grondrechten
,(fundamentele onaantastbare rechtsnormen die aan burger persoonlijke vrijheid en menswaardigheid
verzekeren en zorgen voor een staatsvrije sfeer, minderheden worden beschermd tegen tirannieke
meerderheid).
Het idee van de trias politica is dat de drie gescheiden organisaties gecontroleerd worden. De
Federalist Papers zeggen dat je er van uit moet gaan dat mensen geen engelen zijn (slechte motieven
kunnen hebben), door persoonlijke motieven gaan de hogere machten elkaar controleren. Doordat ze
alle drie hun eigen motieven willen verwerkelijken zitten ze elkaar dwars.
Kenmerken van een democratie zijn o.a. de vrije en geheime verkiezingen van het parlement (actief
en passief kiesrecht), er moet sprake zijn van openheid van machtswisseling en het parlement dient
een centrale rol te spelen in het staatsbestel.
Een grondregel van democratisch bestuur is naast het legaliteitsbeginsel ook de
verantwoordingsplicht (handelend orgaan moet verantwoording afleggen). Verschillende soorten
zijn de politieke verantwoordingsplicht (minister tegenover het parlement), de interne
verantwoordingsplicht (ondergeschikt aan de supervisor) en preventief toezicht. Democratie is niet in
de Grondwet te vinden (indirect in art. 50 Gw).
Bij een indirecte democratie wordt het volk gerepresenteerd door vertegenwoordigende organen
(macht is gelegitimeerd door een mandaat van de keizers en beperkt in de tijd). In Nederland worden
een aantal organen democratisch verkozen (TK, Provinciale Staten, gemeenteraden en abw). Bij een
directe democratie is er vaak sprake van een referendum-wetgeving (obligatoire of facultatieve
referenda (raadplegend/raadgevend referendum) en bindende of niet-bindende referenda).
Bij een parlementair stelsel (NL, Du, VK) men de wetgevende bevoegdheden een verkozen
parlement toe en komt de uitvoerende macht tot stand op grond van de samenstelling van het
parlement en berust op vertrouwen in/van het parlement. Bij een presidentieel stelsel (VS) worden de
wetgever en president rechtstreeks gekozen, vertrouwen kan niet worden opgezegd. Bij een
semipresidentieel stelsel (Frankrijk) worden het parlement en de president verkozen, maar ook hier
moet de regering het vertrouwen hebben van de president het het parlement.
De vertrouwensregel is een ongeschreven regel, maar wordt wel gehanteerd in Nederland. Het stelt
dat een minister moet opstappen wanneer er een motie van wantrouwen is.
De EU is een indirecte democratie. Het Europees Parlement wordt rechtstreeks verkozen door de
burgers van lidstaten. Lidstaten worden vertegenwoordigd in de Europese Raad door hun ministers of
staatshoofd. De EU kent een vertrouwensrelatie tussen de Commissie en het Europees Parlement
(parlementair) en er is een president van de Europese raad (presidentieel). De Raad van Europa is
geen orgaan van de EU, maar een samenwerking van alle landen die lid zijn van het EVRM.
Bij de formele democratieopvatting staan open democratische spelregels centraal. Bij de materiële
democratieopvatting is het uitgangspunt dan een democratisch systeem zichzelf actief moet
verdedigen tegen ondemocratische groepen (angst voor aanval tegen democratie vanuit binnenuit).
De bronnen van het staatsrecht zijn verdragen (overeenkomsten (bilateraal of multilateraal) tussen
verschillende staten), het Statuut der Nederlanden (organisatie van het Koninkrijk en regelt de
samenwerking met andere delen), de Grondwet (grondrechten) en lagere regelgeving (WiF).
, Bij een rigid constitution is er sprake van een verzwaarde procedure voor het wijzigen van de
Grondwet (verschansing). De Grondwet stelt met bepaalde terminologie vast of dat door de formele
wetgever moet gebeuren (“bij wet”) of dat de formele wetgever dit mag delegeren aan lagere
wetgevers (“bij/krachtens de wet”, “regelen” of “uit kracht van een wet”). Organieke wetten hebben
betrekking op de organen en organisatie van de staat. Procedure tot grondwetswijziging valt uiteen in
twee lezingen, allereerst het indienen van een voorstel. De EK en TK moeten dit met gewone
meerderheid aannemen. Hierna wordt de TK ontbonden en moet het voorstel opnieuw worden
ingediend. De EK en TK moeten het dan met ⅔ van de meerderheid aannemen.
De rechtsstaat beschermt burgers tegen de staat, maar ook tegen andere burgers. Proportionaliteit en
subsidiariteit is belangrijk, er moet vrijheid zijn, maar ook veiligheid. Volgens Ballin kunnen
grondrechten zelfs niet veranderd worden wanneer de meerderheid hiermee eens is. In Nederland is er
het toetsingsverbod, constitutionele toetsing wordt overgelaten aan de wetgever (TK, EK (wetgever)
en regering). Het non-identificatiebeginsel stelt dat de staat zich niet bezig mag houden met de
levensbeschouwing van haar burgers. Na WWII ontstonden er sociale grondrechten, o.a. om het
leven van minderbedeelden te verbeteren.
Nederland hanteert een restrictief toelatingsbeleid (voorwaarden voor het verlenen van een
verblijfsvergunning). Verkrijging van Nederlanderschap kan door geboorte, adoptie of door te
trouwen. Dit kan ook weer worden ingeroepen wanneer iemand een bepaalde categorie misdrijf heeft
gepleegd.
Ars Aequi (928 - 932), “Dubbele erfenis van Montesquieu”.
Montesquieu zag verband tussen een stabiel, gematigd klimaat en een evenwichtige rechtsstaat.
Evenwicht en klimaat waren volgens Montesquieu onlosmakelijk verbonden. In de Urgenda-uitspraak
bevestigde de HR dat Nl de uitstoot van broeikasgassen moest reduceren. Kritiek hierop was dat de
rechterlijke macht zich met deze uitspraak te veel met de uitvoerende macht had bemoeid. Dit is in
strijd met de trias politica, welke ook afkomstig is van Montesquieu. Zo werd gezegd dat de ene
Montesquieu (trias politica), tegenover de andere Montesquieu staat (invloed van klimaat op de
politiek).
Week 2
Het idee van een democratie is dat het volk de interne soevereiniteit heeft. Het idee dat dit kan via het
parlement (Duitsland), de constitutie (Amerika) of door revoluties (Frankrijk), lijkt niet te kloppen.
Als we van onze materiële constitutie een democratische constitutie willen maken moeten we beseffen
dat “het volk” niet bestaat in een zinvolle manier waarop je het aan de macht kunt helpen. Wel kan de
bevolking op verschillende manieren invloed op het beleid uitoefenen (verkiezen van de regering
(meerderheidsdemocratie), vertegenwoordigend orgaan (representatieve democratie (parlement)) of
zelf beslissingen te nemen (directe democratie)).
Een goed functionerende democratie is goed voor de stabiliteit van een staat. Hij zet onvrede namelijk
om in een machtswisseling. Democratie gaat daarnaast ook goed omdat het de enige staatsvorm is die
het beste aansluit bij de autonomie en waardigheid van de mens. In dit opzicht is het dus moreel juist.
Daarentegen zijn er ook nadelen van een democratie. Een democratie is erg inefficiënt om twee
redenen, de besluitvorming duurt lang en je kan lastig stabiliteit in je koers hebben, omdat het na vier
jaar een hele andere kant op kan gaan. Ook is niet elke vraag geschikt voor