De ontwikkeling van kleuters
Fysieke ontwikkeling
Motorische ontwikkeling: Zintuigelijke ontwikkeling:
- Grote motoriek al goed ontwikkeld (lopen, zitten en staan) - Visuele waarneming = via de ogen komt info
- Kinderen groeien in de breedte, eind groep 2 in de lengte binnen over omgeving.
- Kleuters hebben: groot/zwaar hoofd, dik buikje, korte ledematen. o Hoe nauwkeurig nemen ze waar, wat
- Spierbeheersing: hoe dichterbij de hersenen hoe eerder: onthouden ze, details tot een geheel
o Ontwikkeling van hoofd naar voeten maken patronen herkennen en zelf
- En van dichtbij naar veraf maken
o Eerst schouders, dan pols, dan vingers - Observeren tijdens kringactiviteiten
- Proces beweging = o Voorlezen en bespreken, kijkopdrachten,
o Van grove naar fijne bewegingen ook materialen
o Van ongecontroleerd naar beheerste coördinatie - Herkennen en benoemen van kleuren en vormen
- Maken veel overtollige bewegingen, ook met hun hele lichaam, (passief of actief)
zoals het gooien van een bal. - Oudste kleuters letters/cijfers herkennen ne
- Uithoudingsvermogen snel moe maar herstellen in korte tijd naschrijven.
- Bewegen en leren gaan samen
- Oog-handcoördinatie = met ogen iets zien motoriek wordt - Auditieve waarneming = info onthouden en
doeltreffend ingeschakeld om ernaartoe te rijken/grijpen klankbewust zijn.
o Hoe ouder de kleuter hoe beter - Hoe ouder, meer kunnen onthouden op
- Pengreep: dwarsduimgreep pincetgreep pengreep geordende manier = info snel terug vragen
- Voorkeurshand (lateralisatie) ontwikkeld o Aanleren rijmpje of versje = goed
- Lichaamsoriëntatie = kennis van eigen lichaam door ondersteuning ritme
o Tot 4 jaar = benoemen eigen lichaamsdelen o 5 woorden onthouden = niet goed
o 4-5 jaar = lichaamsdelen met ogen dicht aanwijzen en o Enkelvoudige opdrachten onthouden =
herkennen bij anderen. Uit hun hoofd. Symmetrische goed
bewegingen nadoen. Enkelvoudige opdrachten uitvoeren o Meervoudige opdrachten met meer dan
o 5-6 jaar = meervoudige opdrachten. Bewegingen vanaf 3 = lastiger
een plaatje imiteren. o Hoe ouder hoe beter
- Tekenen = vertaling van wat kinderen zien en beleven. - Klankbewustzijn = vaardigheid om aandacht te
- Ontwikkeling van begrip, ervaring en expressie = een ongelijk richten op klankstructuur van woorden
verloop. Kleuters hebben beter begrip van werkelijkheid dan op o Betekenisaspect = bal is rond speelgoed
tekening te zien is. dat je kan gooien
o Tot 4 jaar = krassen en krabbelen, veel plezier, geen o Klankstructuur = bal b-a-l
voorbedacht plan. - Kunnen afzien van betekenis en kunnen luisteren
o Begin 4 jaar = wel voorbedacht plan, kopvoeter naar de losse klanken.
o 4-5 jaar = verlengde kopvoeter + veel details. Tekenblad - Hoe ouder hoe beter
verder ingevuld.
o 5-6 jaar = volledig mensfiguur met veel details.
Seksuele ontwikkeling:
- Freud fallische fase
o Belangstelling voor genitaliën
o Ontdekt geslachtsverschil, bezitten van penis
o Verliefdheidsgevoelens voor andere geslacht:
Meisje vader
Jongens moeder
o Kan in conflict met zichzelf komen, ze houden ook van andere ouder.
o Soort reacties van de ouders is van belang
- Kohlberg vanaf 3 jaar weten dat je jongen of meisje bent = geslachtsidentiteit. Beseffen niet dat dit onveranderlijk is.
o 2e stadium 4 tot 5 jaar = geslachtsstabiliteit = beseffen dat jongen een jongen blijft en meisje een meisje. Uiterlijke
veranderingen laten de kleuter hieraan twijfelen
o 3e stadium 6 á 7 jaar = geslachtsconstantheid = besef jongen blijf jongen, meisje blijft meisje ook met uiterlijke
veranderingen.
- Vanaf peuter al genderrolgedrag We zien verschillen in speelgoed keus
- Meisjes beginnen eerder aan fijn motorische activiteiten
- Jongens vaak in groepen, meisjes met één ander kind
- Oudere kleuters kunnen categoriseren/classificeren, beroepen en speelgoed indelen op geslacht
- Lichaam wordt met open, spontane blik bij elkaar bekeken, bevraagd en aangeraakt.
, De ontwikkeling van kleuters
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
- Kunnen emoties vrij goed beheersen, reacties meer sturen en gedrag georganiseerd houden= zin niet krijgen gaat nu beter.
- Overgaan naar andere activiteit en onderhandelen
- Hulp inroepen van volwassenen bij heftige emoties
- Gedrag kunnen aanpassen:
o Tijdens vrij spelen zich helemaal laten gaan
o In de klas prima gedragen/aanvoelen dat uitgelaten gedrag niet op zijn plaats is.
- Emoties bij zichzelf en anderen onderkennen en benoemen
o Jonge kleuters basale emoties: blij, boos, verdriet
o Oudere kleuters complexe gevoelens: jaloezie, trots, schaamte
- Angst = functie om het kind te beschermen tegen overprikkeling
- Kinderangsten gaan vaak voorbij, maar moeten serieus genomen worden, begrip is belangrijk
- Angst voor: geluiden, dieren, donker, natuurverschijnselen, ontmoeten vreemde personen, open ruimtes, smetvrees, school
- Mate van gehechtheid speelt belangrijke rol.
o Veilig gehechte kinderen zullen door geruststelling van verzorger snel in staat zijn verder te functioneren.
- Instrumentele afhankelijkheid = hulp nodig hebben bij moeilijke taken of oplossen problemen
- Grote emotionele afhankelijkheid = bijna alle situaties geruststelling en aandacht nodig van volwassenen. Durven uit zichzelf bijna niks
- Instrumentele agressie = voor bereiken van een doel
o Laten gedrag zien bij leeftijdsgenoten en ouders, bijv. afpakken schep.
o Ouder worden = leren van alternatieven voor het gedrag
o Onderhandelen is beter dan afpakken doel makkelijker bereikt en omgeving reageert beter, compliment.
- Vijandige agressie = de ander schade berokkenen = pestgedrag
o Jongens meer fysieke agressie, meisjes meer relationele sfeer, buitensluiten.
o Leerkracht meteen ingrijpen, ook kleuters al pestgedrag
- Fantasie = manier van denken kleuters maken veel in werkelijkheid mee, maar snappen niet alles. Gebruiken fantasie om te kunnen
verklaren en besef van de wereld aan te vullen.
- Realiteit en fantasie lopen door elkaar heen, iets moois maar kinderen kunnen er ook last van krijgen.
- Animistisch denken = toekennen van een ziel aan levenloze objecten
- Magisch denken = kind wenst dat iets gebeurt, later gebeurt dit ook. Kan positief maar ook negatief
- Zijn erg geboeid door fantasie die volwassenen aanreiken: sprookjes, toneelspel
- Kleuters zijn voortdurend bezig met onderscheid maken tussen wat echt is en wat niet
Identiteit ontwikkeling: Sociale ontwikkeling:
- Besef eigen ik rond 4/5 jaar. Kunnen zichzelf beschrijven a.d.h.v. - Hebben graag andere in hun omgeving, niet om mee
waarneembare kenmerken. Verandert veel, ze leven in het nu te spelen. Kleuters zijn egocentrisch en zijn alleen of
o Uit zich in het handelen, willen zelf dingen naast elkaar bezig met weinig interactie
doen/ondernemen/ontdekken autonoom zijn. Kunnen dit ook - Ontwikkelt wel een voorkeur voor andere kinderen,
- Erikson conflict = initiatief vs. Schuldgevoelens maar geen echte vriendschappen.
o Nemen initiatieven conflicten met ouders, broertjes/zusjes o Vriendschappen kunnen gebaseerd zijn op:
schuldgevoel elkaar vaak tegenkomen, bepaalde spullen.
o Leren om hun gretigheid af te stemmen aan de eisen die de o Vriendschappen van kleuters wisselen veel
omgeving stelt - Spelontwikkeling Piaget:
o Hulp nodig van volwassenen o Sensomotorische periode (tot 2 jaar) =
o Behoefte aan omgeving (stoffelijk/geestelijk) met duidelijkheid en oefenspel: spelen met voorwerpen om
zekerheid. Vertrouwen heel belangrijk vertrouwd mee te raken en kennis te vergroten.
- Freud gewetensvorming = morele ontwikkeling Is niet een doel op zich, gebeurt al
o Tot 4 jaar ‘Es’ belangrijk, het driftleven, wat het kind zelf wil spelend. Ook zintuigelijke en
o 5 jaar: inzien dat omgeving normen en waarden heeft motorische vaardigheden
verandering in geweten. Eerst eigen belang nu ook hoger belang = geoefend.
‘Überich’ o Preoperantionele periode (2-7 jaar) =
o ‘Es’ en ‘Überich’ vaak in botsing symbolisch spel: het kind doet alsof. Door
- Kohlberg = preconventioneel niveau = goed en slecht gebaseerd op fantasie krijgen voorwerpen andere betekenis
directe gevolgen straffen en belonen of kinderen spelen rollen die ze tegenkomen in
o Kind weet dat wanneer hij iets doet dit straf of beloning geeft, hun omgeving.
waarom weet hij niet, betekenis is niet bekend. Handelingen van volwassenen
o Kleuters weten goed wat wel en niet mag, zijn gevoelig voor worden nagedaan. Kinderen leren
straffen en belonen. om hun wensen en behoeften
- Verminderen van egocentrisme = het onvermogen om je in de ander te beter aan te passen aan de
verplaatsen. realiteit.
o Hoe ouder hoe minder sociale cognitie neemt toe. Ontwikkelt o Concreet operationele periode (7-11 jaar) = spel
begrip hoe anderen zich voelen volgens de regels. Kinderen leren spelregels
accepteren en mee omgaan. Leren rekening
- Aan het eind van de kleuterperiode: houden met elkaar, egocentrische standpunt
o Altruïsme = onbaatzuchtig gedrag om ander te helpen moet worden losgelaten. Winnen/verliezen
o Empathie = vermogen om emotionele reacties bij anderen te belangrijk
herkennen en de neiging om met soortgelijke gevoelens op te
reageren - In de praktijk zie je deze leeftijdsgrens niet zo duidelijk