Minor: Inleiding in de toegepaste psychologie
FUNDAMENTEN VAN DE PSYCHOLOGIE
WEEK 1 – LES 1 (WOENSDAG 8 FEBRUARI)
INTRODUCTIE FUNDAMENTEN VAN DE PSYCHOLOGIE (F vdP) LEERLIJN
Algemene doel van het vak
Het algemene doel van deze cursus is het bekend worden met diverse psychologische theorieën,
modellen en mechanismen, en deze kunnen koppelen aan concrete situaties in het dagelijks leven,
zowel in werk als privé.
Daarnaast stimuleren we je om bewust te worden van de diversiteit van menselijk gedrag en
menstypen en van je eigen subjectiviteit in deze waardoor een breder, genuanceerder en toleranter
perspectief op jezelf, de samenleving en de medemens kan ontstaan.
Leerdoel
Een belangrijk doel van deze cursus is, naast het opdoen van algemene psychologische kennis, het
verwerven van zelf- en mensenkennis:
- Wat bepaalt je eigen en andermans gedrag?
- Hoe is dat te beïnvloeden?
- Welke omstandigheden en factoren verklaren ons gedrag?
LESINHOUD WEEK 1
Lesdoelen
Is geactiveerd in voorkennis en deelt eigen ervaringen/inzichten
Kent verschillende specialisaties binnen de Psychologie
Kent de definitie van Psychologie en van het biopsychosociaal model
Heeft inzicht in verschillende stromingen van de Psychologie, w.o. het behaviorisme
Een definitie van psychologie
Psychologie is een wetenschap, waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij de
gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan het gedrag ten
grondslag liggen (Brysbaert, 2008, p.2).
De wetenschappelijke revolutie
- Het startpunt hiervan was het werk van de Pools-Duitse geleerde Nicolaus Copernicus (1473-
1543). Hij stelde dat de aarde rond de zon draaide.
- De Italiaanse Galileo Galilei (1564-1642) verdedigde dit Copernicaanse model en onderbouwde
dit met een reeks van nieuwe observaties. Publiceerde dit model in 1632.
- De kerk was boos; dit ging tegen de katholieke visie in.
- Newton (1643-1727) werkte de inzichten van Galilei verder uit. Dit wordt als het beginpunt
van de eerste natuurwetenschappen beschouwd.
Ontwikkelingen in de filosofie
Veranderingen in de filosofie overtuigingen over de mens effenden ook de weg voor de psychologie.
, Minor: Inleiding in de toegepaste psychologie
Eeuwenlang deelde men de mening, dat de menselijke geest (de ziel) een vrije wil had en niet
onderworpen was aan de natuurwetten. Daarom kon ze niet bestudeerd worden.
“De mens bestaat uit een lichaam en een geest die onafhankelijk van elkaar zijn”. (dualisme)
René Descartes (1596-1650)
Drie principes:
1) Het dualisme stelt dat mens uit onafhankelijke elementen bestaat: een lichaam en een geest
(vrije wil) niet gebonden natuur en kern menselijk denken.
2) Het rationalisme stelt, dat de waarheid achterhaald kan worden door gebruik te maken van de
rede. Om de mens te begrijpen moest men over hem nadenken.
3) Het nativisme: sommige kennis is aangeboren. Vanuit de aangeboren kennis kon de rede de
volledige waarheid afleiden.
Het empirisme
Empirisme = een beweging tegen het rationalisme/nativisme.
- “De inhoud van de geest komt tot stand via zintuiglijke ervaringen”. En zou dus niet
aangeboren zijn.
- John Locke (1632-1704) onderzocht de werking van de menselijke geest. Waar komen de
ideeën vandaan en waar liggen de grenzen van de menselijke kennis?
- De nadruk kwam meer te liggen op hoe de menselijke geest iets weet dan op wat ze weet.
Darwin en de evolutietheorie
- In 1859 publiceerde Darwin: “The Origin of the Species”.
- De evolutieleer houdt de overtuiging in dat alle huidige leven, inclusief dat van de mens, ontstaan
is vanuit de vroegere levensvormen.
- Darwin documenteerde zorgvuldig het proces van “natuurlijke selectie” (survival of the fittest).
Belangrijke stromingen binnen de psychologie
1) Wilhelm Wundt richtte als eerste een psychologisch laboratorium op (1879).
- Hij probeerde op basis van introspectie de structuur van bewustzijn te ontdekken
(structuralisme). Uiteindelijk lanceerde Edward Titchener (1867-1927) de naam
structuralisme min of meer met zijn eigen kijk hierop.
- Introspectie = kijken naar het eigen bewustzijn van binnenuit.
- Innere Wahrnehmung > verwees naar de introspectie van de filosofen, waarbij men vanuit
een fauteuil nadacht over het eigen psychische functioneren.
- Experimentelle Selbstbeobachtung > verwees naar een proefopzet waarbij de
proefpersoon in een gestandaardiseerde situatie geplaatst werd, eenzelfde proef
herhaaldelijk uitvoerde, en diende te reageren met eenvoudige,
kwantificeerbare antwoorden.
2) Freud met de psychoanalyse
- “De ware oorsprong van het ontstaan van gedrag,
persoonlijkheidsverschillen en mentale
stoornissen ligt bij de onbewuste krachten”.
- Mensen konden geholpen worden door
onbewuste verdrongen conflicten in het
bewustzijn te brengen d.m.v. droomanalyse en
vrije associatie.
, Minor: Inleiding in de toegepaste psychologie
- Zijn ideeën waren vooral gebaseerd op introspectie.
- Veel wetenschappers vonden dit niet wetenschappelijk en wilden meer empirische
onderbouwing van zijn theorie.
De moderne psychologie
Tegenwoordig gaan we uit van 3 invloeden op gedrag: het biopsychosociale model
- Volgens dit model is alle functioneren van de mens het gevolg van biologische, psychische (of
cognitieve) en sociale invloeden.
Psychologische perspectieven/stromingen
1) het biologisch perspectief > zoekt de oorzaken van het gedrag in lichamelijke processen als
hersenfunctie en genetica.
2) het cognitieve perspectief > nadruk mentale processen, zoals leren, geheugen, perceptie,
denken/informatieverwerking.
3) het behavioristische perspectief > de wetenschap zijn van observeer gedrag, en niet van
mentale processen.
4) het whole-person perspectief > het mens-als-geheel perspectief; menselijke groei
(humanistisch/psycho dynamisch).
5) het ontwikkelingsperspectief > verandering in psychologisch functioneren tijdens het leven,
erfelijkheid en omgeving.
6) het socioculturele perspectief > sociale invloeden op gedrag en mentale processen
(groepsprocessen/culturele verschillen).
HOOFDSTUK 1: WAT IS PSYCHOLOGIE?
Kernbegrippen die je moet kennen:
Begrip Betekenis
psychologie (p. 72) een wetenschap, waarbij het gedrag bestudeerd wordt en
waarbij de gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne
processen te begrijpen die aan het gedrag ten grondslag liggen.
wetenschappelijke revolutie een nieuwe manier van denken en een nieuwe vorm van
kennisvergaring, die sinds de 16e-17e eeuw in Europa groeide,
(p.15)
namelijk de overtuiging dat ware kennis gebaseerd is op
systematische observatie en actief ingrijpen in de wereld.
copernicaanse revolutie (p.16) het inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van het
heelal.
evolutietheorie (p. 79) volgens deze theorie waren levende wezens het resultaat van
een aanpassingsproces aan veranderde omstandigheden.
Binnen elke soort bestaan aangeboren individuele verschillen,
waardoor niet elke eigenschap in even grote mate aanwezig is
bij elk lid van de soort (genetische variatie).
dualisme (p. 20) verwijst naar de overtuiging dat mensen uit twee
onafhankelijke elementen bestaan; een lichaam en een geest.
rationalisme (p. 21) stelt dat ware kennis gebaseerd is op de rede, die door het
toepassen van logica nieuwe informatie afleidt uit de
bestaande.
nativisme (p. 27) verwijst naar de overtuiging dat de mens aangeboren kennis
, Minor: Inleiding in de toegepaste psychologie
heeft, die het uitgangspunt vormt van alle andere, afgeleide
kennis.
empirisme (p. 21) de inhoud van de geest wordt niet gevormd door aangeboren
ideeën en afgeleide inzichten, maar via zintuigelijke
ervaringen die met elkaar geassocieerd worden.
introspectie (p. 22) kijken naar het eigen bewustzijn van binnenuit.
structuralisme (p. 23) een stroming in de psychologie die op basis van introspectie de
structuur van het bewustzijn probeerde te ontdekken.
functionalisme (p. 24) een theorie die ontwikkeld is in de sociale wetenschappen en
die veronderstelt dat alle aspecten van de mentale toestand
van een mens uitsluitend gevormd worden door de functie die
zij hebben.
behaviorisme (p. 25) een psychologische stroming waarin men het standpunt huldigt
dat enkel observeerbaar, meetbaar gedrag het onderwerp kan
vormen van psychologisch onderzoek en theorievorming.
positivisme (p. 25) een beweging die beweerde dat de natuurwetenschappen de
beste manier waren om de wereld te begrijpen en kennis te
generen.
operationele definitie (p. 25) het definiëren van concepten in termen van de gebruikte
meetprocessen in zo concreet mogelijke begrippen. (voorbeeld
> honger = x aantal uur niet gegeten)
S-R-psychologie (p. 26) een stimulus (S) lokt een respons (R) uit.
psychoanalyse (p. 26) volgens deze theorie waren het bewustzijn en het gedrag
slechts zeer oppervlakkige fenomenen en lag de ware
oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheids-verschillen en
mentale stoornissen bij onbewuste krachten.
hermeneutiek (p. 27) een onderzoeksmethode waarbij het interpretatiewerk van de
psychoanalytische therapeut meer leek op een begrijpen van
het verleden (filosofie) dan op het onderzoekswerk van een
natuurwetenschapper.
cognitieve psychologie (p. 28) een stroming die van mening is dat informatie verwerkt wordt
in de hersenen en dat men de mechanismen van de
informatieverwerking bloot kan leggen door gebruik te maken
van de natuurwetenschappelijke methode.
biopsychosociaal model (p. 29) volgens dit model is alle functioneren het gevolg van drie
invloeden, een biologische, een psychologische (of cognitieve)
en een sociale.
repliceerbaarheid (p. 32) een eis wat betreft onderzoek, waarbij iemand van buitenaf
een goed en duidelijk omschreven onderzoek opnieuw uit kan
voeren volgens dezelfde methode en op basis van de nieuwe
data dezelfde resultaten zal behalen.
psychologisering (p. 54) het toegenomen belang van psychologische variabelen en
verklaringen in menselijke relaties.
stereotype (p. 55) een verzameling van simplistische en sterk veralgemenende
opvattingen over een groep van mensen, die niet op
persoonlijke ervaringen gebaseerd zijn en meestal een
negatieve ondertoon hebben.
1.1 EEN DEFINITIE VAN PSYCHOLOGIE
Zie ‘Kernbegrippen die je moet kennen’.