Inleiding psychologie samenvattingen literatuur /jaar 1
Genen (3-4)
Psychologische wetenschap is het onderzoek naar het verstand/geest (refereert naar mentale
activiteit, die het resultaat is van biologische processen in de hersenen), het brein en gedrag. Gedrag
beschrijft het geheel van waarneembare menselijke/dierlijke handelingen. De term psycholoog
wordt breed gebruikt om iemand te beschrijven wiens carrière het begrijpen van het mentale leven
of het voorspellen van het gedrag omvat.
Gedrag (101-112)
Menselijk gedrag wordt beïnvloed door genen en de omgeving. Het genoom voorziet de keuzes, de
omgeving kiest welke keuzes worden gemaakt.
Elke menselijke cel( behalve geslachtscellen) bevatte 23 paar chromosomen.
Een erfelijkheidsgraad van .60 betekent dat 60% van de variatie in lengte genetisch is. De
erfelijkheidsgraad helpt met het ontdekken waarom er verschillen zijn tussen individuen in een
populatie. Erfelijkheidsgraad = geeft de relatieve zwaarte aan van de genetische variantie in de
fenotypische variantie in een specifieke populatie.
Epigenetica: onderzoekt hoe je genen aan- en uitzet en hoe de omgeving dit beïnvloedt. Omgeving
kan genen aan/uit zetten, kan erfelijk zijn.
Het brein (78-90)
Methodes om het brein te onderzoeken, zijn bijvoorbeeld:
EEG: meet de elektrische activiteit van het brein. Kap met microfoontjes. Verschillende
gebieden op het brein andere en voorspelbare eeg-patronen. Ze zijn eigenlijk te luidruchtig
om heel nuttig te zijn. Meet dus wanneer een reactie plaatsvindt.
ERP: verwant aan EEP maar dan wordt de patiënt meermaals aan verschillende situaties
blootgesteld. Onderzoekers halen een gemiddelde eruit. Onderzoekers zien patronen
gerelateerd aan specifieke gebeurtenissen. Meten snelheid breinprocessen en de timing.
PET-scan: breinfoto m.b.v. positronen, radioactief middel in de bloedsomloop. Doordat
actieve breingedeeltes meer bloed gebruiken zit daar meer radioactief materiaal. Meet waar
de reactie plaatsvindt.
MRI: breinfoto met magneten
fMRI: meet veranderingen in de activiteit van het brein door veranderingen te meten in het
zuurstofgehalte van het bloed. Meet waar de reactie plaatsvindt.
TMS: verstoort normale breinactiviteit waardoor onderzoekers de hersenverwerking kunnen
afleiden die betrokken is bij bepaalde gedachten, gevoelens en gedrag.
Grootste gedeelte van het menselijk brein is de voorhersenen. De voorhersenen bestaan uit de
hersenschors en subcorticale gebieden. De centrale groeve en de laterale groeve verdelen de
hersenschors is kwabben. De kwabben van de hersenschors (cortex) spelen verschillende rollen bij
zicht (occipitale kwab), aanraking (pariëtale kwab), gehoor (temporale kwab) en beweging,
ruimtelijk inzicht, sociaal gedrag, persoonlijkheid (frontale kwab).
Brein bestaat uit grijze stof (hersenschors, zijn cellichamen) en witte stof (zijn axonen met hun
myelineschedes).
Als je de corpus callosum doorknipt scheid je het brein in 2 helften. Dat wordt weleens gedaan om
een epileptische aanval te isoleren en niet naar de andere kant te laten gaan. Corpus callosum is een
1
,brug tussen de hersenhelften bestaand uit heel veel axonen met myelineschedes eromheen. Door de
helften los van elkaar te halen onthul je hun functies.
De linkerhelft neigt ernaar een wereld te construeren die logisch is en heet dus de tolk (interpreter).
Als het brein gespleten is gaat de linkerhelft alles logisch maken. De linkerhelft probeert te
interpreteren waarom de rechterhelft doet wij ie doet en maakt t logisch.
Mensen met een gespleten brein zien de vork aan de rechterkant, kunnen dat ook zeggen. Ze zien de
lepel aan de linkerkant ook, die kunnen ze oppakken, maar niet zeggen dat het een lepel is. Meer
uitleg in het boek!!!
Homunculus: is dat gekke hoofd en grote handen op het brein om te laten zien dat de handen
gevoeliger zijn dan bijv. de voeten.
Hemineglect: (aandoening) een onoplettendheid voor objecten, mensen of andere prikkel aan de
linkerkant van de ruimte. De patient kan het wel zien maar heeft geen motivatie/wil om op de
prikkels te reageren.
De manier waarop de prefrontale cortex (onderdeel van de frontale kwab en dus hersenschors) is
geordend, onderscheidt ons van andere diersoorten.
Prefrontale cortex: persoonlijkheid, medeleven met anderen, sociaal leven.
p.90-99
Het idee van rightbrain mensen en leftbrain mensen is een fabel. De helften zijn gespecialiseerd in
bijv taal (links) of ruimtelijk inzicht (rechts), maar beide kanten kunnen de meeste cognitieve functies
uitvoeren. Een kant is niet dominant over de ander.
Onder de hersenschors maar wel deel van de hersenschors: insula cortex (smaak, pijn, empathie) en
subcorticale regio’s (hypothalamus, basale ganglia, thalamus, hippocampus, amygdala. Plaatje in
boek!
Functies van de insula en subcorticale regio’s:
Insula: smaak, pijn, empathie
Thalamus: doorgeven van informatie van zintuigen, is een soort van poort. Houdt info tegen
als je slaapt zodat het brein kan rusten.
Hypothalamus: vitale functies. Zorgt ook voor basisverlangens (bijv. lust, honger, dorst).
Hippocampus: geheugen.
Amygdala: bedreiging, angst (; emotie)
Basale ganglia: de planning en productie van beweging
Correlatie bewijst niet een causaal verband! fMRI biedt alleen een correlatie. (denk aan grootte van
hippocampus bij taxichauffeurs; groeit hippocampus door meer gebruik of is de kans groter dat
mensen een taxi gaan rijden als ze een grotere hippocampus hebben?)
De stam bestaat uit:
Verlengde merg (medulla oblongata)
Pons/brug
Middenhersenen
In de stam bevindt zich de reticulaire formatie: netwerk van neurons. Beinvloed
oplettendheid en de slaap.
Bestuurt belangrijke levensfuncties als temperatuur, hartslag, ademhaling en bloeddruk.
2
,Kleine hersenen: coördinatie van beweging, balans en evenwicht, muscle memory (fietsen). Maar
ook: plannen, herinneren van events, taal, emotie ervaren.
Het centrale zenuwstelsel en perifere zenuwstelsel werken samen met het endocriene zenuwstelsel:
gebruikt hormonen om gedachten, gedrag en actie te beïnvloeden.
Autonome zenuwstelsel is een deel van het perifere zenuwstelsel en zend zintuigsignalen tussen het
centrale zenuwstelsel en klieren+organen. Hierdoor voelt je buik bijvoorbeeld vol als je genoeg heb
gegeten.
Endocriene zenuwstelsel is langzamer dan centrale zenuwstelsel, want ez gebruikt hormonen en
geen elektrische signalen, maar de effecten van het ez houden wel veel langer aan. Het ez heeft de
macht over het endocriene zenuwstelsel. Hij doet dat via signalen naar de hypofyse.
Tijdens de kritische periodes van het brein moeten bepaalde ervaringen gebeuren om normaal
verder te ontwikkelen.
Plasticiteit van het brein: een eigenschap van de hersenen waardoor het brein kan veranderen als
gevolg van ervaring of een verwonding. Wordt minder als je ouder wordt.
Neurogenese: een type van breinplasticiteit waarbij de productie van nieuwe neurons bij hoort.
Bewustzijn (119‐153)
Bewustzijn: onze persoonlijke moment-bij-moment subjectieve ervaringen. Je weet dat je bij bewust
zijn bent en dat je een bewustzijn hebt, omdat je de wereld om je heen ervaart via je zintuigen en je
weet wat je denkt. Bewustzijn bevat alles dat je ervaart op een moment: je herinneringen, de
sensaties om je heen. Je lichaam doet veel dingen waar je je niet bewust van bent. Op elk moment
kan een mens zich bewustzijn van maar een bepaald aantal dingen, hierdoor kan je bijvoorbeeld
geen tv kijken en lezen tegelijk.
Change blindness: we zien vaak niet grote veranderingen in onze omgeving, omdat we er niet op
letten.
Attention/aandacht: sommige prikkels wel en andere prikkels niet selecteren. Door sommige info
eruit te filteren, helpt aandacht wat wel en wat niet het bewustzijn bereikt.
Endogene aandacht: aandacht die je vrijwillig ergens op richt
Exogene aandacht: aandacht die je onvrijwillig richt op iets door een prikkel/gebeurtenis
Onderbewuste waarneming/subliminal perception: komt voor als mensen worden beïnvloed door
een verborgen boodschap. Gedachten en gedrag kunnen dus beïnvloed worden door prikkels waar je
je niet van bewust bent. Er is op dit moment geen bewijs dat mensen moeilijke acties kunnen
ondernemen tegen hun wil in door onderbewuste waarneming. Onderbewuste boodschappen die
aanspreken op emotie of motivatie (om bijv. te drinken), kunnen gedrag in kleine mate veranderen.
Automatische verwerking: hier heb je minder aandacht voor nodig en ze vragen minder van je
bewustzijn. Dingen die je heel vaak hebt gedaan, kun je dus eerder tegelijk met iets doen dan iets
wat je minder vaak heb gedaan. Maar als je over die dingen gaat nadenken (zoals lopen) gaat het
juist fout. Gecontroleerde verwerking kost veel meer van je aandacht (nieuwe dingen leren).
Priming: een vergemakkelijking van de respons op een stimulus als gevolg van een recente ervaring
met die stimulus of een gerelateerde stimulus. Priming gebeurt heel veel, ook zonder dat je het
merkt.
3
, Meditatie zorgt voor relaxatie door je aandacht gericht te focussen op een extern object, een interne
gebeurtenis (herinnering) of een gevoel van bewustzijn. 2 soorten: concentratief en mindfulness.
Aangepast bewustzijn: als je in een staat bent die je subjectieve perceptie van bewustzijn veranderd
van normaal (meditatie, hypnose, onderdompeling in een actie).
Hypnose gebeurt door suggestie.
Flow: in een staat zijn van diep ondergedompeld zitten in een compleet leuke en satisfying ervaring
dat buiten zichzelf misschien geen gevolgen heeft. (runners high, religious extacy).
Slaap:
Slaap is een staat van aangepast bewustzijn. Er zijn 4 verschillende staten van slaap. Staten 1,2:
korte, onregelmatige golven. Staten 3,4 grote, langzame hersengolven tijdens diepe, rustige slaap
(alfa-golven). De REM slaap wordt gekenmerkt door het terugkeren naar korte, onregelmatige
hersengolven (beta-golven). Daarbij komen snelle oogbewegingen lichaam verlamming en dromen.
Staat 1: theta-golven. Je wordt makkelijk wakker in deze staat.
Staat 2: je wordt minder gevoelig voor externe prikkels. Je wordt rustiger. Nog steeds theta-golven
Staat 3: diepe slaap (delta-golven)
Staat 4: diepe slaap (delta-golven)
Elke 90 minuten gaat de slaapcirkel opnieuw, dan ervaar je de REM-slaap. Tijdens de REM-slaap is je
brein erg actief. Je droomt ook tijdens andere slaap maar veeeeel minder dan tijdens de REM-slaap.
De dromen verschillen met in welke staat van slaap je je bevindt. REM-dromen zijn bizarder,
gerelateerd aan emotie, beloning, motivatie (omdat die regio’s geactiveerd worden tijdens de REM
bijv. de amygdala). Omdat de prefrontale cortex is gedeactiveerd tijdens REM dromen, werken de
emotionele en visuele centra met elkaar samen zonder gemonitord te worden.
Het hormoon melatonine stimuleert slaap.
Freud geloofde dat dromen onderbewuste conflicten tonen, er is geen bewijs voor.
Activation-synthesis-hypothesis: dromen zijn de producten van de mind die iets probeert te maken
van de random breinactiviteit.
Functie van slaap: zorgt ervoor het lichaam (het brein dus ook) kan rusten en herstellen (restorative
theory). Ook versterkt slaap het leerproces door het versterken van connecties tussen neuronen
(REM-slaap stimuleert de ontwikkeling van hersencircuits voor leren). Ook is slaap nuttig voor het
vermijden van gevaar op bepaalde momenten van de dag (circadian rhythm theory). Dieren zijn dan
stil en inactief op gevaarlijke momenten (zoals in het donker).
Slaapstoornissen:
Insomnia: een onvermogen om te slapen dat significante problemen in het dagelijks leven
veroorzaakt.
o Pseudoinsomnia: mensen dromen dat ze niet slapen en denken daardoor dat ze niet
slapen.
Apneu: mensen stoppen met ademen tijdens het slapen omdat hun keel dichtgaat. Hierdoor
worden mensen vaak wakker.
Narcolepsy: ineens in slaap vallen, je lichaam raakt ook tijdelijk verlamd zoals tijdens de
REM-slaap.
REM behavior disorder: slaapverlamming lukt niet, waardoor je bijvoorbeeld iemand slaat in
je slaap (opa Herman!!)
Somnambulism (slaapwandelen): gebeurt tijdens slaap met langzame golven (tijdens fase
3,4).
4