Week 1: Spelproces; rechtsvinding en fraus legis; vertegenwoordiging
Onderwerpen:
Spelproces
Rechtsvinding
Toepassingsvoorwaarden fraus legis
Schijnhandelingen
Vertegenwoordiging in belastingzaken
Verplicht voor te bereiden lesstof:
- E.C.G. Okhuizen (red.), Hoofdzaken formeel belastingrecht, 3 e druk, Boom Juridische
uitgevers, Den Haag 2016, hoofdstukken 5 en 8;
- E. Poelmann/E.E. Schotte/K. Bozia/M.B. Weijers/M.H.W.M. Lammers, Casuïstiek
formeel belastingrecht, 4e druk, Boom Juridische uitgevers, Den Haag 2016,
hoofdstukken 5 en 8.
- E. Poelmann (red.), Jurisprudentie formeel belastingrecht 2016-2017, Boom Juridische
uitgevers, Den Haag 2016:
HR 8 juli 1992, nr. 28.211, BNB 1992/308, Ontgaansmogelijkheid niet uitgesloten (p.
60);
HR 10 maart 1993, nr. 28.484, BNB 1993/197, Rentelasten naar willekeur (p. 64);
HR 13 juli 2001, nr. 35.595, BNB 2001/398, Ontbreken samenstel rechtshandelingen (p.
130);
HR 12 april 2002, nr. 36.056, BNB 2002/187, Risico tenietgaan (p. 144);
- HR 15 maart 2013, nr. 11/05609, FED 2013/43, Geregistreerd partner voor één dag (p.
327);
- M. Kastelein en J.M. van der Vegt, Bijzondere interpretatiemogelijkheden voor de
fiscus, Vp-bulletin 2013/49 (zie Blackboard).
VERTEGENWOORDIGING IN BELASTINGZAKEN
Art.2:1 Awb: ieder kan zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met een
bestuursorgaan laten bijstaan door een gemachtigde
In hoeverre wordt de kennis van de gemachtigde of de vertegenwoordiger toegerekend aan de
belastingplichtige?
Opzet of grove schuld van een gemachtigde kan niet worden toegerekend aan de
belastingplichtige (HR 1 december 2006, blz. 221 – zie week 5), MITS er voldoende zorg wordt
betracht bij keuze adviseur (hiervoor is meer nodig dan het achterwege laten van
voortgangscontrole op de werkzaamheden van de belastingadviseur,). De opzet of grove schuld
van de belastingadviseur kan dus ook samengaan met opzet of grove schuld bij de
belastingplichtige zelf. Bij navordering, waar het gaat om de vraag of sprake is van kwade trouw
die navordering rechtvaardigt wordt de kwade trouw van de gemachtigde wel aan de bp
toegerekend.
WAT IS RECHTSVINDING?
Dit vindt in het proces plaats; centraal staat de verhouding tussen belastinginspecteur in een
fiscaalproces met de fiscus, maar ook in het proces met de rb. In de rb heb je een
rechtsvindingsprocedure.
Er zit een stappenplan in voor rechtsvinding:
, - Feiten vaststelling: Je stelt de feiten vast
o De rechtsstrijd zoals partijen die bepalen, is een feitenstrijd. Feiten waarover
partijen niet van mening verschilen staan ten processe vast. Als partijen wel van
mening verschillen, komen feiten vast te staan doordat een partij die feiten stelt
en als de wederpartij ze weerspreekt, naar het oordeel van de rechter
aannemelijk maakt.
o Op het moment dat de feiten vaststaan; je stelt iets en je betwist het, dan staat
een feit nog niet vast. De Rb neemt een feit pas over indien de feiten vaststaan.
Indien dit het geval is kan je er niet meer aan tornen. Je hebt de feiten van de
inspecteur en adviseur en die staan vast, dan pas kan de rb een oordeel vellen.
o De HR mag geen feiten vast stellen; zij oordelen enkel over de toepassing van het
recht en niet over de feiten. Daarom heet een HR rechterlijke instantie en RB en
HOF: feitelijke instanties.
- Wat is de fiscale kwalificatie: Kwalificeer de feiten fiscaal
o Is dit feit fiscaal relevant voor de casus? Je kan pas kwalificeren indien de feiten
vaststaan.
o Hiervoor heb je de wet nodig en wetsinterpretatie. Hier zijn verschillende
methodes voor:
Grammaticale interpretatie: je kijkt puur naar de letterlijke tekst zoals het
er staat en adhv de tekst bepaal je hoe je deze regel gaat behandelen.
Indien de tekst je niet voldoende informatie geeft, dan ga je terug naar
de:
Wetshistorische interpretatiemethode: de wet wordt geduid in het licht
van de wetsgeschiedenis (Parlementaire geschiedenis); wat is de
bedoeling van de wetgever en van de wet om deze wet op te nemen
wetssystematische interpretatiemethode: daarin wordt gekeken naar het
stelsel van de wet, dus naar de samenhang van de te beoordelen bepaling
met andere wettelijke bepalingen.
Teleologische interpretatiemethode: daarbij wordt gelet op de doel en
strekking van de wet in zijn maatschappelijke context. Je hebt de
historische doel en strekking maar je hebt ook: hoe zou de interpretatie in
deze maatschappij, nu uitgelegd moeten worden. Als je kijkt naar de
rechtsregel toen; is dat nu nog actueel. Je pakt de doel en strekking van
het verleden en die pas je toe in de huidige maatschappij komt deze
nog overeen met elkaar. Echter is deze methode in fiscale zake maar
beperkt bruikbaar, omdat die al spoedig in strijd komt met de
rechtszekerheid.
- De kwalificatie + interpretatie leidt tot het rechtsgevolg; hoe is de fiscale
uitwerking/oordeel?
o Op de aldus vastgestelde feiten past de rechter het recht toe. Hij mag daarbij
afwijken van de standpunten van partijen over de toepassing van het recht;
Sterker nog hij moet het recht toepassen, onafhankelijk van wat partijen daarvan
vinden.
- Als adviseur: Begin met je feiten, kwalificeer de feiten + relevante wetsbepalingen +
waarom + concludeer (aftrekbaar of niet)
Bij Fraus legis wordt het terrein van de interpretatie verlaten. Het leerstuk van de
wetsontduiking, fraus legis, functioneert als een laatste middel ingeval de bestaande
interpretatiemethoden zoals de grammaticale, wetshistorische en of systematische methode,
, niet kunnen leiden tot een adequate heffing in overeenstemming met doel en strekking van de
wet.
FRAUS LEGIS
Algemene regel: Belastingplichtigen hebben het recht om binnen het wettelijk kader te streven
naar beperking van belastingbetaling en de fiscaal voordeligste weg te kiezen.
De rechtspraak stelt echter een uiteindelijke grens. De grens is dat als om fiscale redenen is
gekozen voor een zodanige vormgeving dat daarmee in strijd wordt gekomen met hetgeen de
wetgever heeft bedoeld met een bepaalde regeling. Indien in zo’n geval de diverse
interpretatiemethoden die de rechter ter beschikking staan niet toereikend zijn, is in de
rechtspraak als ultimum remedium de Fraus Legis tot ontwikkeling gekomen, om de feiten te
corrigeren zodat alsnog heffing plaatsvindt.
Er is sprake van handelen in fraudem legis indien er sprake is:
- van strijd met doel en strekking van de wet en;
o Ten eerste is hiervan geen sprake indien de wetgever een bepaalde methode tot
ontgaan tijdens parlementaire behandeling heeft onderkend en heeft verklaard
deze aanvaardbaar te achten.. In dat geval is die methode uiteraard niet in strijd
met doel en strekking van de wet.
Zie ook 12 april 2002, Risico tenietgaan (p. 142)
Hierin overwoog de HR in r.o. 3.3: niet leidt tot strijd met doel en
strekking van de wet, omdat de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis (..)
niet als belastbaar feit heeft willen aanmerken.
o Ten tweede is het mogelijk dat de wetgever tijdens de parlementaire behandeling
van de desbetreffende wetgeving een bepaalde ontgaansmogelijkheid onder
ogen heeft gezien maar toch heeft nagelaten daarmee rekening te houden in de
wetsredactie. In dat geval zal de wetgever in principe worden gehouden aan zijn
tekst.
o Ten derde kan het voorkomen dat een bepaalde ontgaansmogelijkheid opkomt
c.q. zich in feite gaat voordoen tijdens het bestaan van een wet zonder dat de
wetgever ingrijpt, hoewel de ontgaansmogelijkheid hem bekend is, althans hem
bekend had moeten zijn.
o Ten vierde kan zich de situatie voordoen, dat niet expliciet komt vast te staan dat
de wetgever een ontgaansmogelijkheid in zijn overwegingen heeft betrokken,
terwijl voor een deskundige fiscalist duidelijk is dat moet worden aangenomen
dat de wetgever die ontgaansmogelijkheid heeft gezien zonder daarmee echter in
de wetsredactie rekening te houden. Ook dat zou er, onder omstandigheden aan
de weg kunnen staan dat strijd met doel en strekking van de wet ontstaat.
Zie ook 8 juli 1992, ontgaansmogelijkheid niet uitgesloten (p. 62)
De zaak ging over een aandeelhouder in een onroerendgoedlichaam die
ter vermijding van verschuldigdheid van overdrachtsbelasting door
hemzelf bijgekochte aandelen liet verkrijgen door een bv waarvan hij de
enige aandeelhouder was. De HR overwoog: ‘aangenomen moet worden
dat als de wetgever deze voor de hand liggende ontgaansmogelijkheid had
willen uitsluiten, hij daarvoor een regeling zou hebben getroffen.’ Nu de
wetgever dat niettemin niet had gedaan, leverde een dergelijk ontgaan
geen strijd met doel en strekking van de wet op. Toepassing van fraus
legis had volgens de HR wel aan de orde kunnen komen als het te
verwerven pakket kunstmatig was uitgesplitst over meerdere