RECHT IN CONTEXT
CONTEXTUALISME, RECHTSBEGRIP EN RECHTSSTAAT
HOOFDSTUK 1 CONTEXTUALISME EN RECHTSBEGRIP: EEN EERSTE VERKENNING
Wat is recht? Het recht als maatschappelijk verschijnsel, als wetenschappelijke discipline of als beroepspraktijk
is niet eenvoudig te beschrijven en al helemaal niet afdoend. Het recht is te herkennen uit de concrete gevallen.
De oplossing van een concreet juridisch probleem biedt een aanknopingspunt om vast te stellen wat het
geldend recht is en hoe het zijn uitwerking heeft op het leven van mensen: contextualisme.
Het recht kan uitsluitend worden gekend in de context van de omstandigheden waarin het functioneert. Het
recht in concreto, kan slechts goed begrepen worden als ten volle aandacht wordt besteed aan alle
omstandigheden van dat geval.
Waar het gaat om handelingen en belangen bestaat geen vast patroon, de handelende persoon moet steeds
zelf bekijken wat bij de situatie past, zoals dat ook bij de disciplines van een dokter of van een stuurman het
geval is. De mens moet handelen naar de eisen van de omstandigheden (Aristoteles).
Rechtsdogmatiek:
1. Studie van het geldende recht
2. Casuïstiek, het geheel van juridische casus
3. Ordening van het recht door tekstanalystische methoden
Een manier van recht beoefenen, door enkel te kijken naar het geldende recht. Hier zit je alleen maar in het
normatieve moment.
Als de rechtswetenschap met andere wetenschappen verbonden wordt, dienen die andere wetenschappen
soms als hulpwetenschappen, waarvan de resultaten in en door het recht worden gebruikt.
1. Multidisciplinariteit: Recht is hierin de hoofdwetenschap
2. Interdisciplinariteit: Wetenschappelijke verbondenheid en samenwerking van disciplines op het niveau
van hun grondslagen.
Voor wie het recht in zijn context bestudeert, omvat de rechtswetenschap dus niet alleen de rechtsdogmatiek,
maar tevens de rechtssociologie, de rechtsgeschiedenis, de rechtsantropologie, de rechtsfilosofie etc.
Om de rechtsdogmatiek te contextualiseren is het allereerst nodig aandacht te besteden aan het instrument
van het recht: taal. Voor het recht is taal het medium. ‘De taal is het middel bij uitnemendheid, waardoor de
mensen met elkaar in betrekking treden; een ordening als die van het recht is zonder de taal niet denkbaar’.
De taal van het recht bevat namelijk begrippen die wij menen te kennen, bijvoorbeeld uit ons dagelijks
taalgebruik. Maar in juridische zin kunnen die weleens een heel andere betekenis hebben – de context is
immers een andere dan die van het gewone taalgebruik – en daarom is voorzichtigheid geboden. Het
bijzondere van de taal van het recht is dat die een bepaalde ordening in de wereld teweegbrengt.
Recht is er omdat mensen recht maken, en als zij dat doen, heeft dat consequenties. Een belangrijk doel van die
taal van het recht met zijn eigen logica en begripsvorming is immers om antwoord te geven op
maatschappelijke problemen, is het reguleren en beheersen van de maatschappelijke werkelijkheid.
Beheersbaarheid van conflictsituaties is een van de functies van het recht. Recht probeert te voorkomen dat er
conflicten ontstaan die alleen maar met geweld beslecht kunnen worden. Door het conflict te vertalen in
juridische termen, worden oplossingen mogelijk.
Het strafrecht met name is dan wat wij noemen ultimum remedium, uiterste redmiddel om
eigenrichting tussen individuen in de samenleving te voorkomen.
1
,In de taal zit nu precies het probleem, want woorden zijn nooit op voorhand duidelijk en de context waarbinnen
woorden worden geuit is van invloed op de betekenis. Het recht is een discursieve grootheid.
In de rechtspraak heeft de rechter tot taak om de betekenis van het geldende recht vast te stellen in het licht
van het geval waaronder hij moet oordelen. Deze activiteit van de rechter noemen wij rechtsvinding. Gevallen
waarin de betekenis vrijwel volledig bepaald wordt door de omstandigheden van het geval: casuïstische
rechtsvinding. Het is in de rechtspraak niet ongebruikelijk om de rechtsgevolgen van een bepaalde casus niet
aan te duiden in de vorm van een algemene regel, maar om die onafhankelijk te maken van de omstandigheden
van het geval.
Hoge Raad 19 mei 1967 HBU-Saladin
Exoneratieclausule: een clausule die de aansprakelijkheid van een van de partijen beperkt of uitsluit.
HR oordeelt dat de vraag of een beroep kan worden gedaan op zo’n exoneratieclausule niet in zijn
algemeenheid kan worden beantwoord, maar afhankelijk is van tal van omstandigheden.
Hoge Raad 13 maart 1981 Haviltex
Komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die
bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten
verwachten.
Casuïstische rechtsvinding is meer gericht op de billijkheid in concreto, als uitvloeisel van het streven naar
rechtvaardigheid. Als wij bij het oplossen van een juridische casus de vraag vooropstellen: ‘Wat is een
rechtvaardige oplossing?’, leidt dat tot een focus op het geval in kwestie en aandacht voor wat daar
rechtvaardig zou zijn.
Regelgeleide rechtsvinding is meer gericht op rechtseenheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Bij deze vorm
van rechtsvinding stellen we de vraag voorop: ‘Welke regel moet worden toegepast?’ Het is belangrijker om te
zorgen dat regels steeds juist worden toegepast in samenhang met andere regels, omdat alleen zo voorspelbaar
is hoe het recht zal uitwerken en omdat dan de eenheid van het rechtssysteem wordt gewaarborgd.
In de loop van de twintigste eeuw heeft de rechtspraak een ontwikkeling in de richting van casuïstische
rechtsvinding laten zien. Er is sprake van een verschuiving van Normgerechtigkeit (gerechtigheid op basis van de
wettelijke norm) naar Einzelfallgerechtigkeit (gerechtigheid in het individuele geval).
In welke zin dient het recht eenheid en gelijkheid te bevorderen? Ten aanzien van rechtseenheid dient te
worden onderscheiden tussen de eenheid van de gronden waarop wordt geoordeeld en de eenheid van
resultaten van beoordeling. In de rechtsvinding dient de eenheid van gronden te worden gerealiseerd, wil men
niet in rechterlijke willekeur vervallen.
Het gelijkheidsbeginsel eist dat gelijke gevallen gelijk dienen te worden behandeld. Dat vergt niet alleen dat
dezelfde criteria worden gehanteerd, zoals hiervoor werd aangegeven, maar ook dat in toekomstige gelijke
gevallen dezelfde beslissing wordt genomen. Rechtsoordelen dienen derhalve generaliseerbaar te zijn, in die
zin, dat zij een regel opleveren die zich voor herhaaldelijke toepassing leent.
De mate van gelijkheid is altijd weer contextbepaald en dwingt dus tot het bezien van de
omstandigheden van het geval. Rechtsgelijkheid impliceert niet uniformiteit, maar
generaliseerbaarheid.
De zekerheid die het recht kan bieden, is een groot goed: rechtszekerheid, maar zij is tegelijkertijd niet
onbeperkt. Vaak stelt het recht duidelijke regels die, in het licht van de bijzondere omstandigheden van het
geval, ineens niet meer zo duidelijk zijn. Scherpe, vaststaande regels bieden vaak schijnzekerheid, omdat bij het
eerste het beste moeilijke geval uitzonderingen moeten worden gemaakt.
De betekenis van regels – ook die van scherpe, vaststaande regels – wordt in de context bepaald.
Waar het in het burgerlijk recht om gaat, is dat de norm die de rechtsverhouding beheerst kenbaar is. Waar het
in het strafrecht om gaat, is dat het recht regels biedt waarvan de betekenis bepaalbaar is.
2
,Dergelijke criteria zijn noodzakelijk wil het recht niet vervallen in willekeur bij de toedeling van rechtsgevolgen.
Het voorkomen van willekeur is niet alleen een normatief vereiste dat voortvloeit uit het gelijkheidsbeginsel,
het is bovendien een eis van consistentie die samenhangt met elementaire noties van rationaliteit. Het moet
een evenwicht zijn in alle spanningsvelden: rechtsverscheidenheid boven rechtseenheid, billijkheid in concreto
boven rechtsgelijkheid, of intuïtie boven methode.
Het is heel goed mogelijk en vaak ook wenselijk dat de rechter zijn oordeel vormt aan de hand van vaststaande
regels en die consequent toepast, totdat zich een uitzonderlijk geval voordoet waarin de omstandigheden tot
een relativering of beperking van de regel nopen.
H.L.A. Hart heeft dit verschijnsel getypeerd als de open texture van het recht: door de algemeenheid
van taal en de veranderende werkelijkheid ligt de betekenis van het recht nooit volledig vast.
Bij casuïstische rechtsvinding is hooguit een groter deel van de contextuele achtergrond relevant en
redengevend dan bij regelgeleide rechtsvinding. Het rechterlijk oordeel is hoe dan ook contextueel bepaald, ook
wanneer dat niet zichtbaar wordt. In die zin is het rechtsoordeel altijd afhankelijk van de omstandigheden van
het geval, zoals de stelling van het contextualisme luidt.
Met betrekking tot de regelgeleide rechtsvinding impliceert het contextualisme dus zeker drie dingen
1. Het betekent dat de toepassing van een bepaald type rechtsvinding afhankelijk is van de context van
het geval; in sommige gevallen is strikte toepassing van een rechtsregel nodig of wenselijk.
2. Het contextualisme impliceert dat context bij de rechtsvinding altijd een rol speelt op de achtergrond;
in standaardzaken blijven veel omstandigheden buiten beeld, omdat zij dan niet bijzonder zijn.
3. Uit het contextualisme volgt dat er altijd uitzonderingen op de regel zullen zijn.
Samenvattend
1. Het recht kan niet worden gekend of begrepen zonder een beroep te doen op de context waarin het
tot stand komt en waarin het toepassing vindt
2. De rechtswetenschap kan niet worden begrepen zonder in te gaan op de verhouding tussen de
verschillende wijzen van bestudering van het recht
3. Het juridische beroep, ofwel de juristerij, kan niet worden beoefend zonder rekening te houden met de
bijzondere omstandigheden van het geval, zowel het geval waarover wordt geoordeeld als de context
waarin wordt geoordeeld.
3
, CONTEXTUALISME, RECHTSBEGRIP EN RECHTSSTAAT
HOOFDSTUK 2 HET RECHTSBEGRIP EN DE INDELING VAN HET JURIDISCHE LANDSCHAP
DRIEHOEKSMODEL
Het recht staat altijd in de context van de maatschappij.
Wrongful birth
Kan de geboorte van een kind als schade worden gezien?
1. Normatieve moment Juridisch
Geheel van regels, beslissingen en beginselen dat gewoonlijk onder recht wordt verstaan: het positieve
recht. Geboden, bevoegdheden en verboden.
Het juridische kader: de onrechtmatige daad van de arts.
2. Ideële moment Filosofisch
Geheel van ideeën, opvattingen en waarden dat als leidraad en toetssteen fungeert voor het positieve
recht. Mensen laten zich namelijk niet alleen door rechtsnormen leiden, maar ook door overtuigingen
omtrent goed en kwaad, rechtvaardig en onrechtvaardig. De lege lata: het geldende recht, de lege
ferenda: het wenselijk recht.
De morele invalshoek: normen en waarden. Het krijgen van een kind op zich, kan geen schade zijn.
Morele oordelen meewegen.
3. Actuele moment Sociologisch
Geheel van maatschappelijke gebruiken en praktijken dat tot het positieve recht heeft geleid, als de
maatschappelijke gebruiken en praktijken die uit het recht voortvloeien. Recht en samenleving =
wederzijds constituerend. Law in the books en law in action.
Iets fungeert in de context van de maatschappij: praktische kant van de zaak. Een vrouw heeft zelf
zeggenschap over haar eigen lichaam.
De definitie van juridische begrippen is om drie redenen problematisch:
1. Vage begrippen
2. Intensie of betekenisinhoud onbepaald
3. Open texture
Objectief recht: de verzameling rechtsnormen. Het begrip objectief recht is dus nauw verwant aan het positieve
recht, de rechtsnormen die hier en nu gelden.
Subjectief recht: de rechten die rechtssubjecten ontlenen aan de regels van het objectieve recht: recht om je
mening te uiten, het recht op de eigendom van een fiets of het recht om niet mishandeld te worden. Als wij de
subjectieve rechten tot uitgangspunt nemen, kunnen wij het recht beschouwen als stelsel van
corresponderende subjectieve rechten en plichten.
4