lOMoARcPSD|1764324
Hoofdstuk 4 – De invloed van zwangerschap en geboorte op de ontwikkeling
van het kind
4.1 Inleiding
Vrijwel alle psychische stoornissen worden in verband gebracht met negatieve invloeden
tijdens de zwangerschap. Complicaties tijdens de zwangerschap en de bevalling kunnen
de kans op psychische stoornissen vergroten, maar er zijn meestal ook nog andere
risicofactoren nodig wil het echt mislopen.
Prenatale programmering: prenatale factoren die de postnatale ontwikkeling
van het kind beïnvloeden
4.2 Ontwikkeling tijdens de zwangerschap
De prenatale ontwikkeling kent drie fasen en duurt gemiddeld 38 weken.
1. Germinale fase: eerste week. Bevruchting, innesteling in de baarmoeder, de
zygote deelt zich van 2 naar 16 cellen.
2. Embryonale fase: week 2 tot en met week 8: Vanaf de 5e celdeling van 16
naar 32 cellen, komt er onderscheid tussen cellen die zich ontwikkelen tot extra-
embryonaal materiaal en de cellen die zich ontwikkelen tot het embryo. Twee
weken na de bevruchting is de placenta klaar en gaan cellen van het embryo zich
razendsnel specialiseren.
3. Foetus: Week 8 tot het einde van de zwangerschap: in deze fase vindt
specialisatie en groei plaats van organen en zintuigen.
In dit boek zijn drie aspecten van de ontwikkeling belangrijk: de bevruchting (biologisch
materiaal van de ouders), de ontwikkeling van de hersenen en de prenatale
programmering.
Epigenese: het aan- en uitzetten van genen. Of een cel actief wordt, hangt af
van de omgeving.
Trisomie: tijdens de celdeling is een extra chromosoom gemaakt: de 47 e. Een
embryo met een trisomie is niet levensvatbaar, behalve als het gaat om een extra
kopie van chromosoom 21 (veroorzaakt downsyndroom) of 23 (veroorzaakt triple
X-syndroom of Klinefelter syndroom).
Deletie: als er bij een celdeling genen worden ‘overgeslagen’ (syndroom van
Turner)
Genotype: het erfelijk materiaal, het DNA
Fenotype: de uitdrukking van de erfelijke code, bv. bruine ogen, een impulsief
karakter. Deze kenmerken zijn het resultaat van een wisselwerking tussen aanleg
en omgeving. Een eeneiige tweeling met dezelfde genen, kunnen er toch wat
anders uit gaan zien als ze in een andere omgeving opgroeien.
Endofenotype: iemand cognitieve, neurologische of hormonale kenmerken:
objectief meetbare kenmerken die erfelijk zijn bepaald en stoornissen kunnen
veroorzaken.
, lOMoARcPSD|1764324
Aangeboren afwijkingen zijn in vijf groepen te onderscheiden.
1. Veroorzaakt door een chromosoomafwijking
2. Veroorzaakt door een afwijking op één gen
3. Aangeboren afwijkingen die geslachtsgebonden zijn en liggen op het X-
chromosoom
4. Veroorzaakt door uitwendige oorzaken
5. Veroorzaakt door een combinatie van verschillende genen en
omgevingsinvloeden in de baarmoeder
Onze hersenen sturen ons gedrag aan, wat betekent dat al ons gedrag een neurologische
basis heeft. Andersom beïnvloedt ons gedrag ook welke signaalstoffen we aanmaken en
welke verbindingen in onze hersenen sterker worden of juist verdwijnen. Je hersenen zijn
een soort spier die je traint: sommige verbindingen worden sterker omdat je ze vaak
gebruikt, anderen worden zwakker of verdwijnen.
Ook wordt de vorming en het functioneren van je hersenen beïnvloed door alle
ervaringen die we opdoen.
De zwangerschap en de eerste twee jaar erna gelden als een sensitieve periode voor de
hersenontwikkeling.
Prenatale programmering: allerlei factoren die de ontwikkeling van het kind voor,
tijdens en na de zwangerschap kunnen beïnvloeden.
De prenatale levensfase kent verschillende kritische perioden (waarin een ontwikkeling
verstoord kan worden) en sensitieve perioden (waarin de omgeving blijvend invloed
uitoefent op de ontwikkeling). In die perioden wordt de blauwdruk gemaakt van een
lichaamsdeel, gedragsfunctie, orgaan of regulatiesysteem.
Zes aspecten die de ontwikkeling van het kind beïnvloeden:
1. Kwaliteit van de eicel en de zaadcel
2. (Onder)voeding van de moeder, maar ook van het kind na de geboorte
3. Middelen gebruik van de zwangere vrouw. Bij het effect van teratogenen
(stoffen die schadelijk zijn voor de ontwikkeling van het ongeboren kind) spelen
de volgende risicofactoren een rol:
a. Dosis: hoe groter, vaker en langer het gebruik, hoe ernstiger de schade
(dosisresponsrelatie)
b. Erfelijkheid
4. Verschillende risicofactoren tegelijkertijd
5. Een ziekte of stoornis bij de aanstaande moeder
6. De leeftijd van het ongeboren kind
- Beschermende factoren kunnen het negatieve effect van deze schadelijke factoren
verkleinen.
- Baby’s van zeer gestreste moeders (bv. door een aanslag/oorlog/natuurramp)
hebben een grotere kans op schizofrenie, PTSS en hebben verstoorde
cortisolwaarden (stresshormoon).
- Hoe meer en langduriger de stress is, hoe groter de kans dat het kind cognitieve,
emotionele en gedragsproblemen ontwikkelt.
- Psychische stoornissen bij aanstaande moeders verhogen de kans op
geboortecomplicaties, vroeggeboorte, babysterfte en latere psychische
stoornissen bij hun kind. Zulke moeder verzorgen zichzelf vaak niet goed en
maken minder gebruik van de hulpverlening.
, lOMoARcPSD|1764324
- Voor aanstaande moeders die lijden aan angst- en stemmingsstoornissen of
schizofrenie is het moeilijk om een warme en sensitieve relatie met hun kind te
ontwikkelen.
- Biologisch gezien kunnen vrouwen het best tussen hun 20 e en 35e moeder
worden.
- Bij oudere moeders is de kans op een te vroeg geboren kind groter, en hun
kinderen lopen ook een licht vergrote kans om later in het leven schizofrenie of
bipolaire stoornis te ontwikkelen.
- Ook oude zaadcellen vergroten de kans op psychische stoornissen door
chromosomale afwijkingen. Moeders jonger dan 17 jaar hebben een grotere kans
op vroeggeboortes en een twee keer grotere kans op een doodgeboren kind.
4.3 De geboorte
- In Nederland worden jaarlijks ruim 180.000 kinderen geboren.
- Hoe vroeger het kind wordt geboren, hoe groter de kans op een verstoorde
ontwikkeling. De organen zijn bij (zeer) vroeggeboren kinderen nog niet rijp. Dit
kan lijden tot problemen met de ademhaling, de zuurstofvoorziening in de
hersenen en andere belangrijke organen, infecties door onvoldoende weerstand,
voedingsproblemen door een onrijp maagdarmstelsel, en problemen om de
lichaamstemperatuur op peil te houden. Er is ook vergrote kans op een
hersenbloeding.
- Meerlingen worden per kind ongeveer 3 weken eerder geboren.
Vroeggeboorte of prematuriteit: als een kind voor de 37 e complete
zwangerschapsweek wordt geboren. In Nederland is dit het geval bij 7% van de
baby’s
Als een baby na een voldragen zwangerschap minder weegt dan 5 pond (2,3kg),
is er spraken van dismaturiteit.
Het aantal premature en/of dismature baby’s neemt de laatste jaren toe. Oorzaken
hiervoor zijn:
- Hogere leeftijd waarop vrouwen zwanger worden
- Meer zwangerschappen door kunstmatige bevruchting
- Het gebruik van hormonen om te zwangerschap te bevorderen
- Alcohol-, nicotine- en drugsgebruik
- Uit onderzoek naar te vroeg geboren kinderen uit 1983 blijkt: een kwart stierf het
eerste jaar, een vijfde had op 2-jarige leeftijd meer of mindere ernstige
handicaps, veel kinderen kregen op jonge leeftijd ernstige ziekten, bv. hart- en
vaatziekten, diabetes, kanker.
- Op 19-jarige leeftijd had de helft van de kinderen een handicap, had bijna
driekwart psychosociale problemen, ze hadden vaker AD(H)D en leerstoornissen
(vooral op rekengebied) en een grotere kans op depressie.
- Tijdens de zwangerschap maakt de moeder meer prolactine (bevordert de
melkproductie) en oxytocine aan (knuffelhormoon). De hormonale processen
maken de moeder extra gevoelig voor signalen van haar baby.