Samenvatting ontwikkelingspsychologie hoofdstuk 2 t/m 13
An introduction to child development
Hoofdstuk 2 Theorieën van ontwikkeling
Een theorie is een verbonden, logisch systeem van concepten dat een raamwerk biedt voor het
organiseren en begrijpen van observaties.
Functie van een theorie: het begrijpen en voorspellen van bepaald gedrag in de wereld.
Soorten theorieën:
• Formele theorie: verbonden set van hypothesen, begrippen, axioms en wetten, welke past bij
of vervormd kan worden naar de 'grotere' theorie. Hier is geen sprake van in de
ontwikkelingspsychologie.
• Informele theorie: georganiseerde sets van intuïtie of verwachtingen van de wereld.
We kunnen de theorie snappen door:
• Range of applicability: scala aan fenomenen waarop de theorie van toepassing is
• Assumtions (aannamen)
Wat doen theorieën?
• Organiseren en interpreteren van onze observaties van de wereld en helpt ons ordelijk te
identificeren wat onze verhoudingen zijn in veel diverse situaties.
• Helpen in het sturen van het ordenen van nieuw verkregen informatie
Alle theorieën kunnen onderverdeeld worden in 2 categorieën:
• Organisch (nature, aangeboren gedrag)
• Mechanisch (nurture, gedrag wordt geleerd door de omgeving)
• Daarnaast speelt context ook nog een rol in de onderverdeling.
Psychodynamische theorie
• Krachten of dynamieken in de persoon zijn verantwoordelijk voor het gedrag
• Is gebaseerd op Freud
o Je persoonlijkheid bestaat uit het:
• ID = wordt gedreven door enkel instincten, behoeften bevrediging (pleasure
principle)
• Ego = behoeften worden op een sociaal acceptabele manier geaccepteerd
• Superego = waarden van de omgeving worden in totale acht genomen
o 5 fasen in de ontwikkeling rondom seksuele impulsen in alle erogene zones
• Oraal, tussen 1 - 2 jaar
• Anaal, 2 jaar
• Fallisch, 3 - 6 jaar
• Latency, tot de pubertijd
• Genitiaal, in de pubertijd
▪ Kritiek hierop is dat deze bevinden teveel gericht zijn op het onderzoek
hierin toegepast op mannen. Ook was zijn onderzoek niet te repliceren.
Onderzoekers richten zich tegenwoordig meer op de onbewuste processen.
Psychosociale theorie - Erikson
• Een mens heeft 3 systemen:
o Somatisch - biologische processen
o Ego - denken en rationaliseren
o Societal - invoegen in eigen maatschappij
, • Er zijn 8 stadia in de ontwikkeling van een mens. Deze stadia kennen ieder hun eigen crisis:
•
Ontwikkelingsstadia Leeftijd Crisis
Vertrouwen vs Geboorte Ontwikkelen van een gevoel van
wantrouwen tot 1 jaar vertrouwen in zorggevers, de omgeving
en zichzelf.
Autonomie vs 1 tot 3 jaar Ontwikkelen van een gevoel van
schaamte en twijfel autonomie en onafhankelijkheid van de
zorggever.
Initatief vs schuld 3 tot 6 jaar Ontwikkelen van een gevoel van
beheersing over aspecten van de
omgeving, omgaan met uitdagingen en
toename van verantwoordelijkheid.
Industrie vs 6 tot Beheersen van intellectuele en sociale
minderwaardigheid adolescentie uitdagingen
Identiteit vs 12 tot 20 Ontwikkeling van een eigen identiteit
identiteisverwarring jaar (ontdekken wat voor persoon je bent)
Intimiteit vs isolatie 20 tot 40 Ontwikkelen van een stabiele en intieme
jaar relatie met een andere persoon
Genderactiviteit vs 40 tot 60 Creëren van iets zodat je het gevoel van
stagnatie jaar stagnatie kunt vermijden
Integriteit vs 60+ Evalueren van het leven door terug te
wanhoop kijken; ontwikkelen van een gevoel van
integriteit door dit evaluatieproces.
Ontwikkelingstaaktheorie - Havinghurst
• Ontwikkelingstaken: kritieke taken die in bepaalde momenten van het leven naar voren
komen.
o Succes in deze taken leidt tot blijheid en succes in de volgende taak
o Het falen van een ontwikkelingstaak leidt tot verdriet, sociale problemen en moeite met
een nieuwe taak
• Sommige taken zijn voor iedereen, maar sommigen zijn ook afhankelijk van religie,
cultuur of niveau
o Er zijn 3 bronnen van taken die het gehele leven terugkomen
• Fysieke rijping
• Persoonlijke ontwikkeling
• Druk vanuit de maatschappij
▪
0 - 5 jaar leren kruipen, lopen, praten
6 - 12 jaar Motorische en sociale vaardigheden,
onafhankelijkheid creëren
13 - 18 Accepteren van het lichaam,
jaar voorbereiden op huwelijk, familie
stichten, sociaal gedrag aan leren
19 - 29 Zoeken van een partner en met de
jaar persoon leren leven, kinderen krijgen,
sociale groep vinden
, 30 - 60 Adolescente kinderen ondersteunen /
jaar opvoeden, carrière
61+ Accepteren van lichamelijke problemen,
pensioen, dood
Behavorisme en sociale leertheorie
• Watson probeerde van de psychologie een meer objectievere wetenschap maken. Hiervoor
gebruikte hij klassieke conditionering (Pavlov effect). De conclusie die hij trok uit zijn
onderzoek was dat de omgeving de belangrijkste factor in het leven van het kind was
(biologische factoren werden buiten beschouwing gelaten).
• Operante conditionering - bekrachtigen van gewenst gedrag, straffen van ongewenst gedrag.
• Sociale leertheorie van Bandura ziet deze vormen van conditioneren terug in zijn theorie:
observatief leren (modelling), ontwikkelen van zelf-efficiëntie (gids hoe met specifieke situaties
om te gaan).
The ethologogical perspective
• Deze theorie kijkt naar mensen vanuit het evolutionaire perspectief (basis hiervan is Darwin
met zijn natuurlijke selectietheorie).
• Lorenz ontdekte het patroon van imprinting. Dit is het gedrag waarop een jong dier in een
kritieke periode ziet (bijv. het volgen van het eerste levende wezen dat je ziet). Bij kinderen ziet
men dit ook en noemen we het de sensitieve periode. In deze periode leren kinderen bepaald
gedrag (of vaardigheden zoals taal) sneller aan.
• Belangrijk gegeven in de ontwikkeling, maar verklaard maar een fractie van het gedrag van een
kind.
Evolutionaire ontwikkelingstheorie
• De invloed van zowel biologische factoren als omgevingsfactoren. De interactie hiertussen
noemen we ook wel epigenetic.
• Dit is een uitgangspunt wat (nog) geen kritische kanttekeningen heeft rondom het verklaren
van genetica en omgeving.
Het bio ecologisch model van ontwikkeling - Bronfenbrenner
Deze theorie onderschrijft het belang van het bestuderen van het kind en zijn gedrag binnen de eigen
context (dus thuis). De theorie bestaat uit 4 lagen, waarbij iedere opvolgende laag iets verder van het
kind afstaat.
1. Microsysteem: familie, school, vrienden. Complexe interacties die invloed hebben op het
individu.
2. Mesosysteem: bredere context waar verschillende contexten samenkomen, bijvoorbeeld lezen
wordt zowel thuis als op school geoefend.
3. Exosysteem: bredere sociale setting, zoals instituties / formele contexten
4. Macrosysteem: de ideologie, zoals de cultuur, waarden en wetten.
• Overstijgend over dit alles is nog het chronosyteem. Dit bevat de invloed van tijd (dus invloed
vanuit de geschiedenis).
Levenskoerstheorie - Elder
• Levenskoers = volgorde van sociaal gedefinieerde, leeftijd gerelateerde evenementen en rollen
die een individu aanneemt door de tijd.
• 4 principes van deze theorie zijn:
o De tijd waarin iemand geboren wordt is van invloed op de ontwikkeling. Hierin heb je 2
verschillende effecten:
, • Cohorteffect: groep mensen die in een bepaalde tijd zijn geboren. Een voorbeeld
hiervan is de generatie aan babyboomers.
• Period effect: invloed die een bepaalde periode heeft op de mensen die in deze
periode leven. Zoals een wereldoorlog of een economische crisis.
o De timing van de ontwikkeling van iemand is van belang voor zijn of haar ontwikkeling.
Iemand die een traumatische ervaring heeft op zijn/haar 15e groeit anders op dan
iemand die dit niet heeft.
o Door wie we opgevoed worden heeft invloed op onze ontwikkeling. Wanneer we door
onze primaire opvoeders worden opgevoed resulteert dat in meer succes. Onze levens
zijn afhankelijk en we zijn allemaal gelinkt aan elkaar.
o De invloed die op ons leven hebben. We hebben zelf de kracht om ons leven te
veranderen en eigen keuzes te maken. Of dit ook kan, daar heeft je woonplek veel
invloed op. Ook speelt onderwijs een belangrijke rol.
Dynamische systeem theorie
• Combinatie van omgeving, biologie en de interactie tussen omgeving en biologie.
• Deze theorie ziet het kind als één geheel omdat er interactie tussen gedachten, lichaam en
sociale omgeving plaatsvindt. Hierin is veel verandering aanwezig omdat er tijdens de
ontwikkeling veel veranderd.
Cognitieve ontwikkelingstheorieën
Er zijn 3 belangrijke cognitieve ontwikkelingstheorieën te onderscheiden.
1. De theorie van cognitieve ontwikkeling - Jean Piaget
• Onze cognitieve structuren zijn aanpassingen die verzekeren dat onze kennis aansluit / past bij
onze wereld om zo te kunnen overleven. Dit noemen we het proces van revisie. Dit is volgens
Piaget het proces van het vestigen van het equilibrium tussen de cognitieve structuren en de
aard van de fysieke / sociale wereld.
•
Sensomotorisch Geboorte tot Kind is gericht op dingen doen,
statium 2 jaar door dit te doen leert het kind.
Preoperationeel 2 tot 7 jaar Het kind leert denken en daarbij
stadium maakt het gebruik van symbolen
Operationeel 7 tot 12 jaar Het leren logisch nadenken
stadium
Formeel 12 jaar en Nadenken over hypothetische
operationeel ouder zaken. Het kind hoeft zaken niet
stadium meer concreet te kunnen
waarnemen om er over te kunnen
nadenken.
2. De sociaal culturele ontwikkelingstheorie - Vygotsky
Zowel het kind zelf als de omgeving/het milieu leveren een grote bijdrage aan de ontwikkeling
van het kind. Kinderen door de interactie met meer vaardige personen in de omgeving.
Ontwikkeling is volgens Vygotsky een sociaal proces waarin sociale interacties noodzakelijk zijn.
Kinderen ontwikkelen eerst de intra persoonlijke interacties. Dit is het spreken tegen een
ander. Daarna ontwikkelen ze pas de interpersoonlijke interacties, dit is het praten in zichzelf.
Doordat kinderen dit nog moeten leren / oefenen, zie je vaak dat kinderen in zichzelf spreken
wanneer ze jong zijn.