Psychiatrie een inleiding:
Hoofdstuk 9, paragraaf 9.1 t/m 9.5.
9.2 Schizofrenie
Schizofrenie is een chronische, veelal invaliderende stoornis die in elk facet van het leven van de patiënt kan
ingrijpen. Acute episoden van schizofrenie kunnen worden gekenmerkt door wanen, hallucinaties, onlogisch
denken, onsamenhangende spraak en soms bizar gedrag. Tussen acute episoden in kunnen mensen met
schizofrenie nog steeds moeite hebben om helder te denken of om emoties af te lezen uit de
gezichtsuitdrukkingen van mensen om hun heen. Mensen met schizofrenie praten soms monotoon en laten zelf
weinig emotie in hun gezichtsuitdrukking zien. Hun klinische symptomen en cognitieve verzwakking op
specifieke gebieden kan het voor hen moeilijk maken om in het dagelijks leven en werk goed te functioneren.
Schizofrenie ontstaat meestal rond het twintigste levensjaar, een tijd waarin de hersenen volledig uitrijpen. De
stoornis kan plotseling ontstaan, binnen enkele weken of maanden. Bij schizofrenie wordt meestal gelijk gedacht
aan psychose. Vaak in de jaren daarvoor zijn er vroege tekenen van verslechtering waarneembaar. Deze periode
van verslechtering wordt de prodromale fase genoemd. Deze fase kenmerkt zich door een afnemende
belangstelling voor sociale activiteiten en toenemende problemen met het vervullen van de
verantwoordelijkheden van het dagelijks leven. Dit kan zich uiten in dat mensen minder goed voor hun uiterlijk
zorgen.
Na een acute episode komen sommige mensen met schizofrenie in de restperiode terecht, waarbij hun gedrag
terugkeert naar het niveau van de prodromale fase. Duidelijk psychotisch gedrag is afwezig, maar de patiënt
wordt nog wel belemmerd door belangrijke cognitieve, sociale en emotionele gebreken, zoals een diep gevoel
van apathie en problemen met helder denken of spreken en het koesteren van ongewone ideeën, zoals het geloof
in telepathie of helderziendheid. Een volledige terugkeer naar normaal gedrag komt niet vaak voor, maar in
enkele gevallen gebeurt dit wel. Meestal ontwikkelen de patiënten een chronisch patroon dat wordt gekenmerkt
door incidentele acute episoden en blijvende cognitieve, emotionele en motivationele belemmeringen
afgewisseld met psychotische episoden.
Het verloop van schizofrenie is vier fasen:
Premorbide fase = niet ziek, mar mogelijk al wel bepaalde trekken of ‘biologisch of neropsychologische
maskers’ die de kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van schizofrenie aangeven
Prodromale fase = eerste verschijnselen van de ziekte doen zich voor
(Eerste) acute fase = patiënt is manifest psychotisch met wanen en denkstoornissen
Resperiode = patiënt functioneert weer op min of meer het niveau van de prodromale fase
De stoornis begint bij vrouwen gemiddeld ongeveer tussen de 25 en 35 jaar; bij mannen tussen de 18 en 25 jaar.
Vrouwen functioneren vaak beter dan mannen voordat de stoornis zich kenbaar maakt en ze hebben veelal een
minder ernstig ziekteverloop dan mannen. Mannen met schizofrenie hebben vaak meer cognitieve beschadiging
en grotere gedrag deficiënties. Mannen met schizofrenie reageren gemiddeld genomen minder goed op
geneesmiddelen dan vrouwen met de stoornis. Hierdoor is de vraag gesteld of er verschillende soorten
schizofrenie ontwikkeld kan worden doordat er eventueel verschil kan zitten in welke hersenhelften getroffen
worden bij mannen of vrouwen. Schizofrenie lijkt in alle culturen voor te komen, maar het kan wel zijn dat het
verloop van de stoornis en de specifieke symptomen van cultuur tot cultuur verschillen.
Schizofrenie is een veelomvattende stoornis die van invloed is op uiteenlopende psychologische processen,
waaronder de cognitie, het affect en het gedrag. De criteria van de DSM-IV voor schizofrenie vereisen dat op
enig punt tijdens het verloop van de stoornis psychotisch gedrag aanwezig is en dat tekenen van de stoornis
gedurende ten minste zes maanden aanwezig zijn. Mensen met kortere vormen van psychose krijgen een ander
diagnose, zoals korte psychotische stoornis.
Mensen met schizofrenie vertonen een opvallende afname van het sociale en beroepsmatige functioneren. Ze
kunnen problemen hebben met het voeren van gesprekken, het sluiten van vriendschappen, het behouden van een
baan of met de persoonlijke verzorging. Mensen met schizofrenie kunnen van tijd tot tijd wanen, problemen met
associatief denken of hallucinaties hebben, maar niet allemaal tegelijk.
Schizofrenie heeft invloed op tal van gedragsaspecten, zoals denken, spraak, aandachts- en
waarnemingsprocessen, emotionele processen en bewust gedrag. Een manier om symptomen van schizofrenie te
groeperen is door onderscheid te maken tussen positieve en negatieve symptomen:
, Positieve symptomen hebben betrekking op een breuk met de werkelijkheid, zoals deze tot uiting komt
in hallucinaties en waanideeën
Negatieve symptomen hebben betrekking op verlies of verslechtering van normale functies, zoals
gebrek aan emoties of uitdrukking van emoties (een vlakke gezichtsuitdrukking, verlies van motivatie,
verlies van plezier in doorgaans plezierige activiteiten, sociale teruggetrokkenheid en spraakarmoede).
Belangrijke klinische kenmerken van schizofrenie:
A = twee of meer van de volgende kenmerken moeten gedurende een belangrijk deel van de tijd gedurende een
periode van één maand aanwezig zijn:
1. Wanen
2. Hallucinaties
3. Spraak die onsamenhangend is of die wordt gekenmerkt door een opvallende ontkoppeling van
associaties
4. Gedesoriënteerd of katatoon gedrag
5. Negatieve kenmerken (bijvoorbeeld vlak affect)
B = het functioneren op gebieden zoals sociale relaties, werk of verzorging van het lichaam is tijdens het verloop
van de stoornis opvallend afgenomen ten opzichte van het niveau vóór het begin van de stoornis. Als de stoornis
tijdens de jeugd of adolescentie ontstaat, wordt het verwachte niveau van sociale ontwikkeling niet bereikt.
C = gedurende een periode van ten minste zes maanden zijn voortdurend symptomen van de stoornis opgetreden.
Deze periode moet een actieve fase van ten minste één maand omvatten waarbij psychotische symptomen
aanwezig zijn (die bij A zijn vermeld) die kenmerkend zijn voor schizofrenie.
D = de stoornis kan niet aan de effecten van een middel (bijvoorbeeld drugsverslaving of misbruik van
voorgeschreven geneesmiddelen) of aan een algehele medische aandoening worden toegeschreven.
Verstoorde gedachten en spraak
Schizofrenie kenmerkt zich door denkstoornissen, verstoringen van het denken en van de uiting van gedachten
via onsamenhangende, verwarrende spraak. Afwijkende gedachten kunnen worden aangetroffen, zowel wat
betreft de inhoud als de vorm van de gedachten.
1. Inhoudelijke denkstoornis: wanen vormen een verstoorde, niet meer de werkelijkheid overeenkomende,
inhoud van het denken. Het zijn verkeerde aannames van de patiënt die vaak een onlogische basis
hebben en waarbij er geen bewijs is om ze te ondersteunen. In het geval van wanen gelooft de patient
niet dat het zo is, het is gewoon zo. Wanen kunnen vele vormen aannemen:
a. Achtervolgingswanen = ‘De geheime dienst zit achter me aan’
b. Betrekkingswanen = ‘De mensen in de bus hebben het over me’, of ‘De buren horen alles wat
ik zeg’.
c. Wanen dat de betrokkene wordt aangestuurd = geloven dat iemands gedachten, gevoelens,
impulsen of handelingen door uitwendige krachten worden aangestuurd.
d. Grootheidswanen = geloven dat men Jezus is, geloven dat men op een speciale missie is of
grootse, maar onlogische plannen hebben om de wereld te redden.
e. Uitzenden van gedachten = ‘iedereen weet wat ik denk’
f. Inbrengen van gedachten = ‘hij heeft invloed op me en kan van ver in mijn hersens wroeten’
g. Onttrekking van gedachten = ‘ze bestralen me en halen mijn gedachten weg’
2. Formele denkstoornis: de verbindingen (of associaties) tussen onze gedachten zijn meestal logisch en
coherent. Mensen met schizofrenie denken daarentegen veelal op chaotische, onlogische wijze. Bij
schizofrenie is niet alleen de inhoud, maar ook de vorm of structuur van gedachtenprocessen vaak
verstoord; dit zijn de cognitieve stoornissen die leiden tot formele denkprocessen. Een formeel
denkproces is te herkennen aan de afbraak van de organisatie, verwerking en beheersing van gedachten.
Losse associaties vormen het belangrijkste kernmerk van een gedachtestoornis.
a. Spraakarmoede (vaak voorkomend) = spraak die samenhangend is, maar zo traag, beperkt in
productie of vaag dat er weinig informatie wordt overgebracht.
b. Neologismen (minder vaak voorkomend) = zelfbedachte woorden die voor anderen geen of
weinig betekenis hebben
c. Perseveratie = ongepaste, maar hardnekkige herhaling van dezelfde woorden of
gedachtengangen
d. Woordsalade = het aan elkaar rijgen van woorden of geluiden op basis van rijm, zoals ‘Ik weet
wie ik ben, maar ik doe niet aan zen’.