Deel 2 hoorcollege 1
Levende cellen linker deel
Niet levende cellen of hebben gastheer nodig, is de rechter kant:
Cell structure
Schimmels: eukaryoot zijn een beetje zo opgebouwd als menselijke cellen, met
kern/cytoplasma/celorganellen. mRNA gaat naar cytoplasma en komt daar in contact met
ribosomen.
Eukaryotes:
> DNA enclosed in a membrane-bound nucleus
> Cells are generally larger and more complex
> Contain organelles
Prokaryoot: Geen organellen in cytoplasma, ribosomen liggen los.
Nucleoid: pakketje dna = GEEN kern.
Vertaling DNA→RNA→ eiwit gebeurt meteen, zodra het beschikbaar is, misschien wordt het dan
zelfs nog vertaald.
> No membrane-enclosed organelles, no nucleus
,> Generally smaller than eukaryotic cells
Dia 56 overgeslagen (niet belangrijk tentamen)
Earliest molecules: RNA
RNA is niet alleen template, kan ook andere functies
vervullen. Het is ook een enzym. Eerste molecuul waaruit
leven is ontstaan is waarschijnlijk RNA, het moet een eiwit
vervullende oorsprong hebben gehad.
Eerste compartiment waaruit wij bestaan is een
vetbolletje, zie liposome.
Earliest cells may have been RNA surrounded by
liposomes.
Ribozymes
– RNA molecules that form peptide bonds
– perform cellular work and replication
Relationships of DNA/RNA/Protein in Cells
RNA wordt vertaald naar DNA zijn we achtergekomen door ontdekking van schimmels
,Evolution of Cellular Microbes
Micro organismen delen zich veel sneller. Als er veranderingen optreden hierin waardoor de
overlevingskans toeneemt, zal deze soort verder delen en zo is er evolutie opgetreden. Dit proces
(evolutie) duurt veel langer bij de mens. Bacteriën kunnen uit de omgeving van andere bacteriën
stukjes DNA opnemen en inbouwen en nieuwe eigenschappen hierdoor verkrijgen. Dit heet
horizontal gene transfer. Hierdoor kan resistentie tegen een antibioticum optreden.
, Evolution of 3 Domains of Life
Indeling van al het leven op aarde in allemaal domeinen (Universal phylogenetic tree), basis voor
deze indeling is het ribosomaal DNA. Genen binnen bepaalde soorten die betrokken zijn bij
structuren kunnen regelmatig veranderen, maar ribosomaal DNA blijft eigenlijk onveranderd. Je kijkt
dan hoeveel verschillen hier in zitten, is dit weinig dan is er veel verwantschap, is dit veel verschil
dan is er weinig verwantschap (minder verwantschap).
Universal phylogenetic tree characteristics
– based on comparisons of small subunit rRNA (SSU rRNA)
– aligned rRNA sequences from diverse organisms are compared and differences counted to derive a
value of evolutionary distance
– relatedness, but not time of divergence, determined this way
Classification schemes
Three domain system, based on a comparison of ribosomal RNA genes, divides microorganisms into:
– Bacteria (true bacteria)
– Archaea
– Eukarya (eukaryotes)
Naamgeving:
Systeem van linea
1. Genus = altijd schuin (tweede deel)
2. Soort/species: bacteriën die eigenschappen
delen die ze onderscheid van andere bacteriën
3. Stam: Onderscheid binnen een soort die
door snelle evolutie optreed
a. Vb: E. coli
b. Vb. Yersinia pestis (Genus: Yersinia, species:
pestis). Na eerste aanduiding wordt genus vaak
afgekort: Y. pestis
A strain (= stam) consists of the descendants of a
single, pure microbial culture. (Strain = genetic
variant within a species).
Strains may differ in properties that are reflected in
virulence. Some strains of E. coli are normal flora,
some others cause disease
Leuk feitje
Antony van Leeuwenhoek (1632-1723)
➔ first person to observe micro-organisms accurately