Recht
Algemeen:
- Parate kennis, flexibele planning toets, meerkeuze
- Altijd boek en wetbundel mee
- WETBUNDEL OP TENTAMEN
Hoofdstuk 1, inleiding in het recht
Eigenrichting -> eigen rechter spelen, verboden
Gelaagde structuur in burgerlijk wetboek
“Rechtsregels zijn nodig om de maatschappij te ordenen”
Privaatrecht = relatie tussen burgers onderling (ook organisaties)
Publiekrecht = regelt relatie tussen burgers (en organisaties) en overheden onderling, overheid moet
dan wel als overheid handelen. Overheid machtspersoon, door bevoegdheden
Kan een deel in een casus eerst privaat zijn, maar later publiek als overheid word betrokken
(bijvoorbeeld huurcontract, later politie ingeschakeld)
Rechtsbronnen:
- Wetten (geschreven recht).
Opnemen van wetten systematisch = codificeren
Als een wet door de regering en staten generaal is gemaakt dan is het een formele
wet. Wet kan ook door gemeenteraad, proviciale staten gemaakt worden.
“Een wet is voor herhaling toepasbaar en bevat algemene regels in materiele zin”. Er
zijn ook wetten die wel/niet in formele zin en wel/niet in materiele zin zijn (blz. 21!)
- Verdragen (internationale overeenkomst tussen een of meer landen), overeenkomst staten.
Multilateraal (meerdere) en bilateraal (2)
Bindend voor de verdragsluitende landen
Self-executing als een verdrag iemand direct bindt, schuift de nationale regels op!
- Jurisprudentie (rechtersrecht)
Bij een vonnis/uitspraak moet rechter toelichting geven op de wet, interpeteren.
- Gewoonte (ongeschreven recht)
Samenleving vind dat het juridisch hoort. Gericht op plichten
Werken met burgerlijk wetboek, 1 van de 4 rechtsbronnen
Wet op de ondernemingsraden
Wetboek van koophandel
Arrest = uitspraak hoge raad of hoge gerechtshof
Uitspraak van rechters = vonnis
(! Anders dan recht in materiele en formele zin!)
Materieel recht: regels die de rechten en plichten van partijen regelen. Inhoud van een wettelijke
regeling. (Aantal vakantiedagen 4x dagen per week werken.)
Formeel recht: regels die gaan over de procedure. Handhaving van materieel recht. Moment dat
materieel recht wordt geprocedeerd, als vindt dat geschonden.
, Opjectief recht: al het recht van nu. Het geheel van geschreven en ongeschreven regels.
Subjectief recht: een individueel recht dan aan een objectief recht ontleend kan worden.
- Beroep doen op iets (objectief), en dan word het toegerekend aan jou, geldt alleen voor jou
(subjectief)
- Beroep aan baas voor je vakantiedagen -> voor een bepaalde week aan jou toegekend.
Dwingend recht: recht waarvan niet afgeweken mag worden. Een Afwijkende afspraak is nietig.
Bijvoorbeeld Strafrecht, belastingrecht. Bijna al het publiek recht.
Semi dwingend: mag vanaf geweken worden, maar moet het wel schriftelijk
Aanvullend recht: vult afspraken aan over onderwerpen die partijen niet hebben geregeld. Staat in het
wetboek.
Regelend recht: wetgeving waarvan doormiddel van afspraak wel van afgeweken mag worden, regel het
zelf. (Zelf regelen bijvoorbeeld meer vakantie en kleinere lease auto afgesproken tussen werknemer en
werkgever). Hoeft niet zwart op wit, wel beter vanuit bewijs.
Hoofdstuk 2, inleiding verbintenisrecht
Een verbintenis = “een juridische relatie tussen 2 of meer personen” schept aan ene kant een recht,
andere een plicht.
Verbintenissen kunnen ontstaan uit:
- De wet
- Een overeenkomst
- Rechterlijke uitspraken
Relatief recht: als je een recht maar tegenover 1 bepaalde persoon kunt uitoefenen. Bijvoorbeeld Recht
op loon van je werkgever. Bij relatief recht staat voor de ander, de werkgever de plicht om iets te doen,
loon betalen. De combinatie van recht tegenover plicht is verbintenis. Het nakomen van die plicht is
rechtelijk af te dwingen.
Absoluut recht: een recht dat je tegenover iedereen kunt uitoefenen. Bijvoorbeeld eigendomsrecht, op
iedereen toe te passen.
Rechtshandeling = een handeling die gericht
is op rechtsgevolg. Is zo bedoeld.
Rechtsfeit is een feit dat relevant is voor het
recht. Aan rechtsfeiten bindt het recht het
rechtsgevolg.
Rechtshandeling onderscheiden:
- Eenzijdig: door 1 persoon (ontslag
geven)
- Meerzijdig: meerdere personen
(overeenkomst sluiten)
(overeenkomst, altijd meerzijdig -> eenzijdig (een schenking waar niks voor terug hoeft) & wederkerig
(bol.com iets bestellen en betalen))