Inleiding & geschiedenis van PSY
H1 Foundational ideas from antiquity
Griekse filosofen: Socrates Plato Aristoteles
Plato zou eigenlijk met sofisten studeren om later groot te kunnen worden in de politiek, maar hij
koos voor Socrates. Hij leerde zijn studenten wat echt en blijvend is en niet wat populair en tijdelijk is.
Socrates schreef niks op, maar Plato wel en dat worden nu Socratic dialogues genoemd. Hierin
werden nativisme(kennis en ideeën zijn aangeboren) en rationalisme(gebruik van je rede om
waarheid en kennis te ontdekken) in beschreven. Plato opende the Academy, waar geleerd, gestuurd
en onderzoek gedaan kon worden.
Plato maakte onderscheid tussen de verschijningsvorm en de ideale vorm.
Verschijningsvorm is hoe je iets waarneemt. De ideale vorm zit in je geest,
zoals geometrische vormen(vb. Een perfecte cirkel bestaat alleen in je
hoofd).Hij is dus ook een idealist. Hij legde dit uit met zijn allegory of the
cave. Volgens hem moesten filosofen nadenken over hoe de wereld in elkaar zit
en dat aan anderen vertellen. De rede moet de lusten en plichten in lijn
houden.
Thales: bekend van zijn astronomische en meteorologische observaties. Zei ook dat water het
belangrijkste element is. Psyche(breath): doden hebben dit niet, levenden wel, dus het werd gezegd
levende dingen hebben een psyche. Anima is de Latijnse vertaling. Psyche direct vertalen
soul/mind.
Pythagoras heeft ook niks opgeschreven, maar hield zich bezig met wiskunde en de relatie daarvan
met de fysieke wereld. Een generatie na Pythagoras, Heraclitus geeft aandacht aan de relatie tussen
stabiliteit en verandering. Ook aan de eenheid van tegenstellingen. Wat voor de één een weg
omhoog is, is voor de ander een weg naar beneden. Hierna kwam Zeno met het concept van infinity.
Dit heeft een grote rol gespeeld in de moderne wiskunde, wetenschap, psychologie. Protagoras legde
zijn focus op menselijke ervaringen en niet op grote vragen zoals Zeno. Hippocrates hield zich bezig
met dagelijkse menselijke problemen. Hij en zijn studenten schreven de Hippocratic Corpus. In deze
werken worden ziektes als iets natuurlijks gezien en niet als iets van demonen. Hij kwam met a
Humoral theory om ziektes uit te leggen. Volgens hem ontstonden ziektes door een onbalans tussen
the humors: bloed, geel en zwart gal en slijm. Als deze vier in balans zijn, ben je gezond. Xenophon
was een van de eerste grote historici en student van Socrates.
Aristoteles werkte samen met Theophratus. Ook heeft hij Alexander de Grote les gegeven. Hij werd
directeur van het Lyceum.
Volgens Aristoteles bestaat kennis uit observatie + classificatie(vb. taxonomie). Hij geloofde in het
empirisme. Ordening van zielen:
- Negatieve zielen(voeden, voortplanten). Vb planten
- Sensitieve zielen(sensatie, bewegen, geheugen, verbeelding). Vb dieren
- Rationele zielen( logisch redeneren). Vb mens
De geest filtert observaties door categorieën van ervaring: substantie, kwaliteit, kwantiteit, tijd,
plaats, relatie en activiteit. Aristoteles liet zien hoe stellingen en onderwerpen interacteren met
logica: Aristotelian logic.
Democritus formuleerde een atomic theory wat inhield dat er een limiet is aan het kleiner maken van
objecten. Het kleinste deeltje noemde hij een atoom. Hij zei dat atomen random beeweegden en
samenkwamen en dat er zo vormen ontstonden. Hij ging hiermee tegen de Griekse opvattingen van
,causality, dat zei dat alles met een reden gebeurden. Alle gebeurtenissen kon je opsplitsen in 4
volgens Aristoteles:
- Material cause(waarvan gemaakt)
- Formal cause(het idee achter iets)
- Efficient cause(hoe het tot stand komt)
- Final cause(waarom het gemaakt is)
Epicurus geloofde Democritus wel en ging verder op zijn theorie over atomen. Lucretius schreef over
de theorieën van Epicurus in De Rerum Natura.
Islamitische filosofen: Al-Kindi, Alhazen, Avicenna
Al- Kindi Indo-Arabic numerals. Leonardo Fibonacci ging hier later nog verder op in.
Alhazen optica en visuele waarneming, camera obscura(donkere kamer)
Avicenna Schreef twee boeken: Canon of Medicine en The Book of Healing. Uitbereiding van
Aristoteles’ functies van de ziel. Er zijn naast externe zintuigen ook interne zintuigen: combinatie,
verbeelding, geheugen, inschatting(estimation: inschatting kansen en gevaren) en neiging(appetition:
handelingsimpulsen). Zelfbewustzijn: floating-man gedachte-experiment als er geen impulsen en
prikkels zijn, is er dan nog iets over/ervaart deze persoon iets? Ja, vind Avicenna, het zelfbewustzijn
blijft over.
H2 Pioneering philosophers of mind
Decartes beschreef de human mind and body als twee dingen die interacteren, maar wel verschillend
zijn. Zijn methode:
1. Twijfel aan alles
2. Kennis: denken(deductie) boven sensorische ervaring(inductie)
3. Zoek simple natures: eigenschappen van fysieke fenomenen waaraan je niet kunt twijfelen.
Fysieke wereld: extensie(iets neemt ruimte in) en beweging
Galileo Galilei had soortgelijke ideeën. Volgens hem zijn er primaire kenmerken(vorm. Hoeveelheid
en beweging) en secundaire kenmerken(zicht, geluid en gevoel). Decartes kwam ook met een nieuwe
discipline over analytische geometri(geometrie uitleggen met algebra).
Fysica: het universum is gevuld met deeltjes, deze hebben extensie en beweging.
Mechanistische fysiologie: het lichaam is een machine.
De redenering die Decartes had over de buitenwereld kon hij toepassen op ons lichaam. Volgens hem
waren zenuwen holle buizen waarin animal spirits stromen. Hij gaf verklaring voor een
reflex(stimulus+respons, unconditioned reflex: response in zelfde orgaan als die gestimuleerd wordt).
Hij dacht dat wanneer je bijvoorbeeld een vuurdeeltje tegen je aankrijgt, de zenuw ingedeukt werd
en de vloeistof in beweging bracht waardoor er een reflex ontstaat. Hij zei ook dat door oefenen de
hersenstructuur veranderd en de vloeistof daardoor anders stroomt en bepaalde acties en
handelingen makkelijker worden. Met deze theorie kon hij passies/emoties, aangeleerde en
automatische acties uitleggen. Zijn theorie gaat over de interactie tussen interne en externe prikkels
en voor zijn theorie is geen ziel nodig. Aristoteles’ theorie is niet meer nodig volgens hem, maar de
rationele ziel kon hij niet verklaren met zijn mechanistische fysiologie.
Dualisme
Waar komt mijn geest vandaan? Aan zintuigen kun je twijfelen(vb. kleur), maar ik kan er niet aan
twijfelen dat er iets of iemand is dat twijfelt. Cogito Ergo Sum(ik denk dus ik besta). Dit beschreef hij
in zijn boek Discourse on Method. Je hebt dus de rationele ziel met aangeboren ideeën(innate ideas)
, en het lichaam. Volgens Decartes interacteren de ziel en het lichaam wel, daarom ook wel interactief
dualisme. Maar hoe interacteren de ziel/geest en het lichaam?(Elizabeth of Bohemia). Volgens
Decartes via de pijnappelklier(pineal gland). Hij noemde de bewust bewustzijn van gevoelens als
liefde- passies.
John Locke
Hij schreef An Essay Concerning Human Understanding, dat de aandacht trok van Leibniz. Leibniz
schreef dan ook New Essays on Human Understanding. De twee hebben elkaar nooit ontmoet of
samengewerktt. Locke werd vrienden met Robert Boyle en leerde veel over wetenschap en
medicijnen. Er kwam een meeting tussen Locke en Sir Anthony Ashley Cooper. Hij werd zijn dokter en
adviseur. Hij komt met deze theorie: ziel is niet nodig voor kennis, hij verwerpt de rationele ziel. Je
hebt alleen sensaties + reflecties nodig voor herinneringen. Innate ideas waren er niet volgens Locke,
je moet iets van ervaringen hebben om herinneringen te krijgen. Je kunt een groen paard inbeelden,
maar niet zonder eerst een paard of groen te hebben gezien. Er waren twee soorten ervaringen:
sensaties(extern) en reflecties(intern). Er zijn verschillende soorten kennis: intuïtief(ervaring zoals ze
zijn), demonstratief(wiskunde) en sensitief(krijg je via ervaring/waarneming). Je krijgt als je ouder
word een opbouw van simpele ideeën(vb. rood, rond, hard) naar complexe ideeën(vb. appel,
honger). Molyneux legde deze theorie uit met het blinde man voorbeeld. Door continuïteit(dingen
die bij elkaar horen, vb. knal na ballon kapot prikken) en gelijkenis(dingen die op elkaar lijken) kunnen
ideeën combineren. Dit was een verdere uitwerking van Locke’s associatie door Hume. Ook George
Berkeley heeft Locke’s theorieën gebruikt. Later schreef Locke Two treatises of Government, waarin
hij inging op een theorie van Thomas Hobbes over social contracts.
Gottfried Leibniz
Hij heeft gepraat met Spinoza over het pantheïsme(god is het hele universum en niet een individu).
Ook ontmoette hij Antonie van Leeuwenbroek(microscoop uitgevonden). Sophie the countess
Palatine(zus van Decartes’ Elizabeth) en haar dochter Sophie Charlotte werden vrienden van Leibniz
en luisterde naar zijn theorieën. Leibniz was oneens met Decrates’ en Locke’s aanname dat het
universum bestaat uit materiële, levenloze deeltjes, want alles kun je delen in kleinere deeltjes.
bestaat uit levende organismes(monaden), niet uit materiële delen:
- Enkelvoudige monade - droomtoestand
- Waarnemende monade - perceptie
- Rationele monade – apperceptie(bewust waarnemen van de wereld om je heen en daarover
nadenken)
- Opperste monade – god
Leibniz’ monadologie werd geïnspireerd door het idee van pantheïsme van Spinoza.
Denk aan een boom. Een boom heeft takken met bladeren met weer kleinere cellen. Het hoort
allemaal bij de boom.
Noodzakelijke waarheden komen uit een individu zelf, vb: iemand die muzikaal is kan sneller een
liedje spelen dan iemand die niet muzikaal is. Minuscule waarnemingen, zoals je darmen die aan het
verteren zijn of een hongergevoel dat ontstaat.
H3 Physiologist of mind
Lokalisatie - waar in de hersenen zitten psychologische kenmerken?
Franz Josef Gall: Hij ging door op de theorie van Thomas Willis(docent van Locke). Hersenanatomie,
neuronen, witte en grijze(buitenkant) stof, commisures(verbinding tussen de
twee hersenhelften). Zenuwcel: celkern met dendriet(informatie cel in,
grijze stof), axon(informatie cel uit, witte stof). De linker- en
rechterhersenhelft communiceren met de gespiegelde kant van je lichaam.