Beste (mede)student,
Dit document bevat de uitwerking van alle casusvragen van het vak Strafrecht 2, van week 1
tot en met week 7.
Het leren voor het tentamen kan goed door middel van het boek, maar wat mijns inziens nog
effectiever is, is het maken van vragen als training om deze kennis (uit het boek) te toetsen.
Om te kijken of je deze kennis op vragen kunt toepassen en de antwoorden die worden
gegeven begrijpt.
Dit document zal u daarbij helpen, door u een goed inzicht geven in de stof en de mogelijke
vragen op het tentamen. Als u deze uitwerking doorneemt én begrijpt, bent u er zeker klaar
voor!
Heel veel succes met uw tentamen!
,Vragen bij werkgroep week 1
Om je tentamen te halen moet je altijd stappen doorlopen, een rijtje bij langs gaan.
Op het tentamen krijg je 8 vragen, waarvan 6 casussen. Minstens 1 daarvan is een uitspraak.
Begin bij casussen altijd met de juridisch relevante feiten op een rij te zetten!
Opzet is willens en wetens. De ruimste vorm van opzet is voorwaardelijk opzet:
Bewust(2) de aanmerkelijke kans(1) aanvaard(3) dat….
CASUSVRAGEN
Casus I
1. In de avond van 6 juli 2017 loopt Corvinus door de Oude Kijk in ‘t Jatstraat in Groningen. Hij ziet
dat een man aan het slot van een fiets zit te morrelen en denkt dat de man de fiets wil stelen. Corvinus
loopt op hem af. “Blijf jij eens van die fiets af”, zegt Corvinus tegen de man. De man - genaamd
Artorius - draait zich om. Als Corvinus diens verwilderde en agressieve blik ziet, heeft hij direct spijt
van zijn bemoeienis. Artorius begint, onder het slaken van een aantal vreemde kreten, meteen op
Corvinus in te slaan. Corvinus valt op de grond, maar Artorius gaat door en geeft met zijn met ijzer
beslagen laarzen nog een aantal flinke schoppen tegen de zijkant van Corvinus’ hoofd. Terwijl
Corvinus bewegingsloos op de grond ligt, gaat Artorius er op de fiets vandoor. Even later arriveert de
ambulance, die de zwaar gewonde Corvinus naar het ziekenhuis brengt. De artsen constateren een zeer
zware hersenschudding. De toestand is kritiek. Een paar uur later overlijdt Corvinus aan zijn
verwondingen.
Artorius wordt vervolgd en de officier van justitie legt hem ten laste dat
hij op of omstreeks 6 juli 2017, te Groningen, een persoon, genaamd Corvinus X, opzettelijk van het
leven heeft beroofd, door die Corvinus X opzettelijk met zijn, verdachtes, met ijzer beslagen laarzen
meermalen tegen het hoofd te schoppen, als gevolg waarvan deze is overleden (art. 287 Sr),
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
‘hij op of omstreeks 6 juli 2017, te Groningen, een persoon, genaamd Corvinus X, opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel heeft toegebracht, door die Corvinus X opzettelijk meermalen met zijn, verdachtes,
met ijzer beslagen laarzen tegen het hoofd te schoppen, bestaande dat letsel uit een zeer zware
hersenschudding, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad (art. 302 lid 1 jo. lid 2 Sr).
Ter zitting verklaart Artorius: “Ik vind het zo erg. Het was absoluut niet mijn bedoeling om Corvinus
te doden. Ik had misschien wel kunnen weten dat er een behoorlijke kans bestaat dat als je iemand zo
tegen het hoofd schopt, die persoon daaraan overlijdt, maar ja, dat is achteraf.”
1. de casus (juridisch relevante feiten op een rij zetten, als volgt)
- C spreekt A aan op het in zijn ogen stelen van een fiets
- A slaat op C in en als C op de grond ligt geeft hij hem met ijzer beslagen laarzen nog een
aantal flinke schoppen tegen de zijkant van C zijn hoofd
- A gaat er vandoor met de fiets. In het ziekenhuis wordt een zware hersenschudding
geconstateerd en na een paar uur overlijdt C.
- TL: primair doodslag, subsidiair zware mishandeling met de dood ten gevolg
- Verklaring A: “het was niet mijn bedoeling om C te doden en ik had misschien wel kunnen
weten dat er een behoorlijke kans bestaat dat als je iemand zo tegen het hoofd schopt, die
persoon daaraan overlijdt.”
1
,1a. Stel, de rechter hecht geloof aan Artorius’ verklaring. Zal hij tot een bewezenverklaring
kunnen komen?
Let op: volg wat er staat in de vraag. Het gaat nu niet om je eigen mening. Er staat dat de rechter A
gelooft!
De vraag is (primair TL): heeft A voorwaardelijk opzet op de dood van C?
Oftewel: heeft A bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn gedragingen tot de dood van C
zouden leiden?
Hoe ga je deze vraag beantwoorden? Ga heel systematisch te werk en loop dingen af. Het rijtje dat je
moet aflopen is als volgt:
1. Is er sprake van een aanmerkelijke kans?
2. Bewust?
3. Aanvaard?
Ad 1. Aanmerkelijke kans
Gebruik hier het HIV-arrest, welke gaat om poging tot doodslag.
Het HIV-arrest gaat erover dat iemand met HIV is besmet en onbeveiligde seks heeft met een ander.
Verdachte wordt TL poging tot doodslag. Dit was een hele lastige zaak omdat er vele vragen speelden,
zoals: wat is de kans dat iemand die met HIV-besmet is, een ander door onbeschermde seks besmet en
wat is dan vervolgens de kans dat daar Aids uit voortkomt en wat is dan de kans (met de huidige
medische wetenschap) dat iemand daaraan overlijdt? Je ziet al, heel ingewikkeld. Wat we wel uit dit
arrest kunnen halen is waar je naar moet kijken om te beoordelen of er een aanmerkelijke kans is.
Namelijk je kijkt naar de algemene ervaringsregels.
Bestaat er in dit geval een aanmerkelijke kans? Ja, naar algemene ervaringsregels bestaat een
aanmerkelijke kans dat iemand overlijdt wanneer je hem met een ijzeren beslagen laars een aantal keer
tegen de zijkant van het hoofd schopt.
Ad 2. Bewust van de aanmerkelijke kans?
Let op. De rechter gelooft A. dan is de vraag, wat heeft A verklaard?
A heeft verklaard dat het niet de bedoeling was. Is dit relevant? Nee, want niet de bedoeling wil nog
niet zeggen dat er geen opzet was.
Wat heeft A nog meer verklaard? ‘ik had kunnen weten dat’. Is dit relevant? Ja, want met had kunnen
weten dat wordt geïmpliceerd dat verdachte het op dat moment niet wist. De vraag is of verdachte
opzet had op de dood. Opzet vereist daadwerkelijke wetenschap. De rechter vindt A geloofwaardig en
dus is er geen sprake van opzet (omdat de bewustheid ontbreekt), want met had kunnen weten wordt
bedoeld dat hij het niet wist.
- Extra: de vraag is hier niet of iemand helemaal niet wordt gestraft. Misschien is er wel
onbewuste culpa mogelijk.
Ad 3. Aanvaard?
Dit is niet meer relevant, omdat de rechter gelooft dat er bij A geen sprake is van bewustzijn. Deze
stap hoef je dus niet meer bij langs te gaan omdat het bij de 2e eis (bewust) als stopt.
Moet je het subsidiaire TL feit nog bij langs gaan?
Ja, omdat het primair ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden. Hierdoor moet je het subsidiaire
TL bij langs gaan.
De vraag is dan: Heeft A bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn gedragingen tot zwaar
lichamelijk letsel van C zouden leiden? Het gaat dus nu om zwaar lichamelijk letsel i.p.v. doodslag.
- Let op: de rechter gelooft A !
2
, Ga de stappen weer bij langs:
Ad 1. Aanmerkelijke kans?
Bestaat er in dit geval een aanmerkelijke kans? Ja, naar algemene ervaringsregels bestaat een
aanmerkelijke kans dat iemand overlijdt wanneer je hem met een ijzeren beslagen laars een aantal keer
tegen de zijkant van het hoofd schopt.
Ad 2. Bewust van de aanmerkelijke kans?
Heeft A hierover iets verklaard (de rechter gelooft hem immers en dus is een evt. verklaring van
belang)? Nee, A heeft niets verklaard over de kans op zwaar lichamelijk letsel.
In dat geval moet je logische gevolgtrekkingen nemen. Dit noem je ook wel syllogisme, wat
leidt tot een heel dwingende conclusie. Hoe doe je dat dan? Zie onderstaande stappen
1. Gebruik het normaliteitssyllogisme: ieder normaal mens weet dat...... en pas dit toe op de
casus.
Ieder normaal mens weet dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat iemand zwaar
lichamelijk letsel oploopt wanneer je hem met een ijzeren beslagen laars een aantal keer
tegen het hoofd schopt.
2. De volgende vraag is dan: is A een normaal mens?
A is een normaal mens (uit de casus blijkt niet anders).
3. Trek je conclusie!
A is zich bewust geweest van de aanmerkelijke kans (A wist dit dus ook).
Zeg niet: A had kunnen weten dat, dit lijkt op culpa. Normaliteitssyllogisme leidt tot een
dwingende conclusie!
Ad 3. Aanvaard?
Gebruik arrest ‘slaan met pistool’: r.o.4.6
“ of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van
voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele
getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is
omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de
gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen
kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald
gevolg dat dat niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende
gevolg heeft aanvaard.”
Bij aanvaarden gaat het aldus de HR om:
- Verklaringen van de verdachte; en als deze er niet zijn:
- Omstandigheden van het geval in de vorm van:
1. aard van de gedraging
2. omstandigheden waaronder verricht: uiterlijke verschijningsvorm
Uiterlijke verschijningsvorm (beeld je het ook echt in) is in dit geval meermalen schoppen
tegen het hoofd. Ziet dit er uit alsof A de gevolgen aanvaard? Ja, dit is zozeer gericht op het
gevolg dat wel sprake moet zijn van aanvaarding.
Conclusie: deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden
aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet
anders kan zijn dan dat A de aanmerkelijke kans op het zwaar lichamelijk letsel van C heeft
aanvaard.
Eindconclusie vraag:
Het subsidiaire feite kan bewezen worden. LET OP. Vergeet deze eindconclusie niet!
3