Samenvatting kennistoets
HC 1: Psychopathologie
Wanneer is er sprake van psychopathologie:
- Hulp zoeken
- Duur van problemen
- Voldoende symptomen hebben
- In hoeverre heeft iemand er last van
Verschillende benaderingen:
- Categorische benadering:
o Kwalitatief verschil tussen normaal en afwijkend (je hebt het wel als je voldoet aan alle
criteria. Zo niet, heb je het niet)
o Stoornissen en diagnoses (labels)
o Wel/geen psychopathologie
o DSM-5
- Dimensionale benadering
o Gradueel verschil tussen normaal en afwijkend (er kan ook in mindere mate sprake zijn van
symptomen bij eenzelfde diagnose)
o Problemen en symptomen
o Bepaalde mate van psychopathologie
o CBCL
Prevalentie: onderzoek door naar de frequentie/ het voorkomen van stoornissen onder
een groep mensen
Life time prevalentie= het aantal mensen dat een bepaalde aandoening ooit gehad hebben, gedeeld
door het totaal aantal mensen
Cumulatieve prevalentie= alle stoornissen die ooit voorgekomen zijn, wat heeft ieder persoon in zijn
leven meegemaakt
Age of onset= wanneer wordt het voor het eerst gesignaleerd, vanaf welke leeftijd komt een
bepaalde stoornis voor?
Modellen van normale ontwikkeling:
- Trekmodel:
o Ontwikkeling wordt bepaald door individuele karakteristieken
o Omgeving speelt geen/beperkte rol
o Trek is aangeboren of verworven individuele karakteristiek
o Variant: littekenmodel
- Omgevingsmodel:
o Ontwikkeling wordt (in sterke mate) bepaald door omgevingsfactoren/externe factoren
o Contexten: prenatale omgeving, opvoeding, school, leeftijdgenoten
o Verandering omgeving-> verandering individu
o Elke eigenschap van de mens kan bijgestuurd worden door de omgeving
o Ecologische model:
Omgeving speelt een belangrijke rol
Omgevingsfactoren op verschillende niveaus van belang
Passief mensbeeld-> gedrag gevolg van omgeving (micro, meso, macro)
Evolutionair: aanpassen aan omgeving
Probleemgedrag is aangepast gedrag op de omgeving.
- Interactie modellen:
o Goodness of fit (gehele model, maar daarbinnen ook de goodness of fit en poorness of fit)
Hoe is de match tussen kind en omgeving?
Goodness of fit: kindkenmerken passen goed in de omgeving (optimale ontwikkeling)
, Poorness of fit: kindkenmerken passen niet goed in de omgeving (probleemgedrag)
Omgeving en individu veranderen niet door de interactie
Interventie: afstemming verbeteren tussen kind en omgeving
o Transactioneel model
Kindkenmerken en omgeving beïnvloeden elkaar
Zowel kind als omgeving veranderen door de interactie
Oorzaak ligt niet bij kind óf omgeving, want er is een voortdurende wisselwerking
Voorbeeld: coërcieve cyclus (Patterson)
Voorbeeld transactionele modellen: Waarom ontwikkelen kinderen zich verschillend onder vergelijkbare
omstandigheden?
- Diathese-stressmodel: sommige kinderen zijn kwetsbaarder voor negatieve omgevingsinvloeden
dan andere kinderen (diathese= aanleg hebben voor iets of een litteken hebben)
o Kwetsbare kinderen hebbben veel last van ongunstige omgeving
o Veerkrachtige kinderen hebben weinig last van een ongunstige omgeving
- Differential susceptibiliteit: “sensitivity to context”, sommige kinderen zijn gevoeliger voor
negatieve én positieve omgevingsinvloeden dan andere kinderen.
o Plastic: deze kinderen ondervinden veel last van ongunstige omgeving, maar hebben ook
veel profijt van een gunstige omgeving.
o Fixed: deze kinderen ondervinden weinig last van een ongunstige omgeving, maar ook
weinig profijt van een gunstige omgeving
Belsky: evolutionair voordelig dat kinderen verschillen in mate van ontvankelijkheid. Dat vergroot
de overlevingskans van de soort in een veranderende omgeving.
- Vantage sensitivity: sommige kinderen zijn meer gevoelig dan andere kinderen voor positieve
omgevingsinvloeden dan andere kinderen
Individuele verschillen in biologische of gedragsmatige kenmerken zorgen voor verschil in
ontvankelijkheid.
Welke factoren veroorzaken de problemen en/of zorgen ervoor dat het probleem blijft bestaan?
- Nooit één factor
- Kindkenmerken + omgeving
- De interactie tussen kindkenmerken en omgeving
- Wederkerige invloeden (= bidirectioneel)
Transactioneel perspectief op elke stoornis
Risicofactoren:
- Verhogen de kans op een bepaalde (negatieve) ontwikkelingsuitkomst
- Risicofactoren gaan vooraf aan de uitkomst
- Zeggen iets over de kans in een bepaalde groep (niet over een individu)
- Kunnen onderverdeeld worden in niet veranderbaar en wel veranderbaar
- Kunnen een oorzakelijk verband hebben met de uitkomst (antisociaal gedrag), maar vaak is dat niet
aangetoond en zelden/nooit leidt 1 risicofactor tot de uitkomst
- Kunnen op verschillende niveaus geobserveerd worden
Sommige kinderen doen het, ondanks dramatische omstandigheden toch goed. Er is sprake van tegenslag
en toch aantoonbare adaptatie (fysieke en mentale gezondheid, gunstige ontwikkelingsuitkomsten). Top
10 factoren die veerkracht versterken: adequaat ouderschap, andere hechte relaties, financiële zekerheid,
intelligentie en probleemoplossend vermogen, talenten, zelf-regulatie, positieve schoolervaring of
vrienden, zelfwaardering, zingeving of geloof, ondersteunende partnerrelatie.
Delinquentie komt vaker voor in de adolescentie: Age of onset
- Vroege starters: life course persistent
- Late starters: adolescense limited
, Oorspronkelijk werd temperament gezien als stabiel, sterk genetisch bepaald en al op jonge leeftijd
observeerbaar. Verschillen in temperament bleken voorspellend voor ontwikkeling probleemgedrag in
kindertijd, en latere persoonlijkheidsontwikkeling en psychische gezondheid.
Gemakkelijk kind: doorgaans goede stemming, goede adaptatie, nieuwsgierig aangelegd, lage
intensiteit bij het uiten van emotionele reacties
Traag-op-gang-komend kind: vaak negatieve stemming, laag activiteitsniveau, geneigd zich terug te
trekken in nieuwe situaties, lage intensiteit bij het uiten van emotionele reacties
Moeilijk kind: doorgaans negatieve gemoedsstemming, hevige reacties, geringe adaptatie
BIG FIVE: 5 basisdimensies van persoonlijkheidskenmerken, extraversie, vriendelijkheid,
emotionele stabiliteit, ordelijkheid, openheid
Relaties tussen persoonlijkheid en psychopathologie:
- Kwetsbaarheidshypothese
De hoge score op neuroticisme maakte Marieke gevoelig om borderline problematiek te
ontwikkelen na de stressvolle ervaringen in haar Jeugd
- Complicatiehypothese
De depressieve symptomen van Marieke na de geboorte van haar dochter zorgde ervoor dat haar
persoonlijkheid veranderde
o Littekenhypothese Deze verandering was blijvend
- Pathoplastiehypothese
Doordat Marieke hoog extravert is uitte haar stemmingsproblematiek zich in het opzoeken van
(sexuele) contacten buiten de deur
- Spectrumhypothese & Continuïteitshypothese
De persoonlijkheidstrekken en de psychopathologie van Marieke zijn niet twee verschillende zaken
met invloed op elkaar, maar zijn deel van hetzelfde continuüm
Waarop richten we interventie/behandeling?
Waarom zijn de basistendenzen weinig veranderbaar?
- Genetische basis
- Selectie van omgeving-> consistentie
- Persoonlijkheidsprofiel speelt rol in aanpassingsvermogen
- Persoon-omgevingsrelaties -> reactief, evocatief, proactief, manipulatief
WC 1: Introductie psychopathologie