Interculturele pedagogiek
Week 1
Hoorcollege-aantekeningen
Hoorcollege 1 – 12/09/2017
Cultuur en onderwijs in Zuid/Oost Aziatische culturen
Onderwijs wordt sterk gekleurd door cultuur, inclusief docentenrol en leerlingenrol.
- Cultuur indeling westerse vs. niet-westerse samenleving
- Machtafstand: klein vs. groot
- Hiërarchie vs. egalitair
- Onderwijsmethode: reproductie vs. kritiek, reflectie
Twee stellingen
- De rol van de eigen cultuur in de opvoeding en onderwijs wordt bij uitstek duidelijk in cross-cultureel
perspectief.
- Een DIKKE Nederlandse nationale identiteit beïnvloedt de integratie processen van migranten en hun
kinderen (Ghorashi).
Wat is cultuur?
Sociologie: cultuur als leidraad bij het handelen. Culturele aspecten van het handelen verwijzen naar de doelen
en normen die ons handelen richten.
Antropologie: cultuur als:
- Gedeeld systeem van kennis en betekenisgeving.
- Gedeelde werkelijkheid over wat gewenst en goed is voor het kind.
- Cultuur is aangeleerd: gezin verantwoordelijk voor enculturatie.
Transmissie van normen via opvoeding.
Voorbeeld van de invloed van cultuur op opvoeding: ‘Not under my roof’ Parents, Teens and the Culture of Seks
een crossculturele vergelijking naar de seksuele opvoeding in VS en NL door Amy Schalet (Boston).
- Cultuur als kennis en betekenisgeving:
o VS: seks is gevaarlijk, vooral voor tienermeisjes.
o NL: seks is normaal onderdeel van
tiener zijn.
- Culturen: sociale structuren nodig, transmissie
van waarden:
o VS: stabiel romantisch samenzijn van
tieners bestaat niet.
o NL: tienerseks past binnen een
langdurige romantische relatie.
- Opvoedingspraktijken:
o VS: not under my roof!
o NL: seks thuis mag, juist graag thuis
(monitoring).
Bronfenbrenner Ecologisch ontwikkelingsmodel
Harkness & Super: Developmental niche: 3 subsystemen
,Op deze 3 subsystemen hebben culturele invloeden
invloed.
Developmental niche spitst zich toe op de culturele
dimensies van de omgeving waarin kinderen
opgroeien aan de hand van drie subsystemen:
1. De fysieke en sociale settings waarin een
kind leeft.
2. De gewoontes van verzorging en opvoeding.
3. De psychologie van de opvoeders.
Integratie van HS op micro systeem BF
- Cultureel bepaalde fysieke en sociale
settingen: in veel niet-westerse landen:
baby’s constant in nabijheid moeder.
Pediatrische (NW) vs. pedagogische (W)
opvoedingsstijl.
- Cultuureel bepaalde gewoontes van
verzorging: in veel NW landen wordt eten en
slapen gereguleerd via de behoeften.
Pediatrische vs. pedagogische
opvoedingsstijl.
- Door cultuur bepaalde psychologie van de
opvoeders: pediatrische vs. pedagogische
opvoedingsstijl. Situationele opvoeding vs.
intentionele opvoeding.
Voorbeeld impact culturele dimensie HS op meso systeem BF: de invloed van cultuur op het crèche gebruik:
fysieke setting, gewoontes van verzorging, psychologie opvoeders.
Voorbeeld impact culturele dimensie HS op exo ssysteem BF:
- Fysieke settingen: migratie heeft ingrijpende gevolgen voor het sociale netwerk van het gezin.
Voorbeeld: matrifocale gezinsstructuren.
- Culturele gewoonten: veel NW landen (ruraal): dorpsbewoners zijn medeopvoeders.
- Psychologie van de opvoeders: opvoeding en de sociale controle door etnische gemeenschap.
Migranten in Nederland
2013:
- Autochtoon: 13 miljoen
- Totaal NW-allochtoon: 1,9 miljoen
- Totaal W-allochtoon: 1,6 miljoen
Meeste allochtonen vanuit: Turkije, Marokko, Suriname, Antillen en Aruba.
Perspectieven op migratie:
- Vluchten voor geweld als oorzaak voor migratie.
- Push/pull theorie van migratie.
- Migratie als livelyhood strategie.
- Migratie als vorm van transnationalisme.
- Gevolgen migratie ontwikkeling van het kind: familie relaties, opvoeding, onderwijs.
Migratie en integratie
Migratie leidt tot een langdurig interactieproces tussen immigranten en de ontvangende samenleving
integratie en acculturatie processen.
Integratie: heeft primair betrekking op de participatie van migranten in de maatschappelijke instituties.
(onderwijs, arbeidsmarkt, woningmarkt, media etc.)
Integratie stadia Van Amersfoort (1986): 3 mogelijke eindstadia van het integratieproces:
1. Volledige absorptie in mainstream samenleving.
, 2. Gedeeltelijke absorptie in mainstream samenleving.
3. Minderheidsstatus in de mainstream samenleving.
Factoren die integratie processen beïnvloeden:
1. Sociale, demografische, culturele kenmerken bij migranten.
2. Immigratie beleid en de accommodatie van culturele verschillen.
3. Identiteitsconstructies ontvangende samenleving beïnvloeden de invoeging/absorptie van
nieuwkomers en hun kinderen: Nederland: Dikke Identiteit.
4. De kwaliteit van het contact met mainstream samenleving.
Literatuur (H1, H2, H3 (behalve 3.1 en 3.5), H5 (behalve
5.1.3), H6.5.2
Hoofdstuk 1 Inleiding
Intentioneel opvoeden: ouders reflecteren op hun opvoedend handelen en sturend optreden.
Functionele opvoeding: verwijst naar de vanzelfsprekende dagelijkse omgang met kinderen.
Sociologen etc spreken over socialisatie in plaats van opvoeding en hebben hiermee ook de invloed van de
wijdere omgeving en maatschappelijke context op het gezin en een opgroeiend kind voor ogen ecologische
benadering.
Het uiteindelijke doel van de opvoeding is om van kinderen competente leden van de samenleving te maken.
De eisen waaraan een competent persoon moet voldoen, verschillen per samenleving en cultuur.
Nu beroepskrachten en onderzoekers in toenemende mate te maken hebben met allochtone jeugdigen en
ouders met een andere culturele achtergrond, bestaat er grote behoefte aan kennis van en inzicht in de invloed
van cultuur op opvoeding: kernthema interculturele pedagogiek.
1.1 Interculturele pedagogiek
Evenals andere deeldiscipline richt het zich op het beschrijven en verklaren van verschijnselen, het ontwikkelen
en beproeven van handelingsaanwijzingen en interventies, en het werken aan een normatief kader.
Gezien het feit dat interculturele pedagogiek een jong wetenschapsgebied is, zijn de activiteiten tot nu toe
vooral op de eerste taak gericht geweest: het beschrijven en verklaren van de leefsituatie en opvoeding van
allochtone jeugdigen. Hierdoor moet het normatieve kader van de pedagogen weleens bijgesteld worden onder
invloed van andere culturen. Specifieke kenmerken van de doelgroep van interculturele pedagogiek:
- Andere cultuur
- Acculturatieproces
- Lage sociale positie.
1.2 Uitgangspunten en opzet van het boek
Er is gebruik gemaakt van drie theoretische perspectieven:
- Ecologisch model als leidraad.
- Acculturatie en cultuurverschillen.
- Vergelijkend en historisch perspectief.
Het boek gaat uit van een multidisciplinaire benadering en ontleent inzichten aan de pedagogiek, culturele
antropologie, crossculturele psychologie en de ontwikkelingspsychologie.
Hoofdstuk 2 Allochtonen in Nederland
2.1 Identificatiecriteria
Allochtoon: (Grieks) afkomstig van een andere bodem, een ander land.
Identificatiecriteria:
- Nationaliteit: CBS: Personen met een niet-NLe nationaliteit.
o Probleem: Surinamers, Antillianen en Arubanen hebben een NLe nationaliteit, maar
worden wel tot de allochtone populatie gerekend
o Probleem: dubbele nationaliteit welke nationaliteit registreren?
- Geboorteland: Hierbij worden immigranten uit Suriname en de Antillen niet uitgesloten.
Probleem: In NL geboren kinderen van immigranten worden niet meegerekend. Daarom
wordt vooral het geboorteland van de ouders als criterium gebruikt.
, Nieuwe standaarddefinitie CBS: geboorteland van een persoon en diens ouders.
- Zelfidentificatie: Probleem: naarmate de verblijfsduur langer wordt, voldoet het criterium
geboorteland niet meer zelfidentificatie: een persoon kan zelf bepalen of hij/zij met een
bepaalde etnische groep geïdentificeerd wil worden.
Probleem: zelfidentificatie doet wel recht aan de identiteit van de persoon, maar de invulling
ervan is afhankelijk van willekeur en tijdsgeest.
De opvang van de allochtone populatie is dus afhankelijk va de identificatiecriteria die men gebruikt.
2.2 Herkomst en omvang allochtonenpopulatie
Immigranten:
- Landen met een verglijkbare SES en cultuur (westerse landen)
- Voormalige koloniën: politieke redenen, onderwijs
- Landen rond de Middellandse Zee: economische redenen
- Vluchtelingen (asielzoekers)
1983: Specifiek beleid voor etnisch minderheden (migrantengroeperingen die gemiddeld genomen
een lage positie in onze samenleving innemen en afkomstig zijn uit een samenleving met een andere
dan NLe cultuur etnische of culturele minderheden, allochtonen)
- Voormalig koloniën
- Landen rond de Middellandse Zee
- Vluchtelingen en asielgerechtigden
- Zigeuners en woonwagenbewoners
1993: uitsluitend objectieve identificatiecriteria (geboorteland) ‘ruime’ definitie die iedere
allochtoon meerekent die zelf, of van wie tenminste een van de ouders, buiten NL geboren is.
De groei van de allochtonenpopluatie wordt voor ongeveer de helft veroorzaakt door natuurlijke
aanwas en voor de andere helft door een vestigingsoverschot (immigranten minus emigranten).
Daarnaast verblijft nog een groot aantal illegalen in NL.
2.3 Migratie, een proces in fasen
Push-factoren stimuleren tot emigratie (werkloosheid). Pull-factoren stimuleren tot immigratie
(tekort aan arbeidskrachten). Push- en pullfactoren zijn zowel op het collectieve als op het individuele
niveau werkzaam.
Migratie uit Suriname
NLe kolonie, plantage-economie, slaven uit West-Afrika, na afschaffing slavernij contractarbeiders uit
India en Indonesië gemengde bevolking, kinderen naar NL voor onderwijs, later ook voor politieke
overheersing na onafhankelijkheid.
- Educatieve emigratie (pullfactor in NL)
- Politieke en economische redenen (pushfactor in Suriname)
Migratie uit Marokko en Turkije
- Arbeidsmigratie: in eerste instantie ‘weggaan om te blijven’
- Gezinshereniging in NL vanwege gezinsproblemen en toekomst kinderen
- Vormig etnische gemeenschappen met eigen voorzieningen
- Gezinsvorming: uithuwelijken zoon/dochter aan partner uit land van herkomst die dan
vervolgens naar NL kwam.
Verschillen in achtergrond tussen Marokkanen en Turken