SOCIALE EN ORGANISATIE PSYCHOLOGIE
Week 1
Sociale psychologie gaat om hoe mensen elkaars gedachte, gevoelens en gedragingen beïnvloeden. De
sociale psychologie gaat onderverdeeld worden in drie onderwerpen: sociaal denken, sociale invloed en
sociaal gedrag
Academische gebieden in de sociale psychologie:
Sociologie, waarin de samenleving en sociaal gedrag op groepsniveau wordt bestudeert
Antropologie, waarin menselijk gedrag en cultuur in bepaalde periodes wordt bestudeerd.
Klinische psychologie
Positieve psychologie: waarin gezondheid en adaptief gedrag wordt bestudeerd.
Kurt Lewin is de vader van de sociale psychologie. Hij dacht dat iemand zijn persoonlijkheid + de sociale
situatie en omgeving zorgde voor hoe een individu zich gedraagt. Hij paste wetenschappelijke principes
toe op het oplossen van sociale problemen Dit wordt actieonderzoek genoemd.
Robert Guthrie bedacht de intersectionaliteitstheorie: meerdere identiteitsfactoren (ras, geslacht,
sociaaleconomische status) zorgen er samen voor op welke manier jij door een ander wordt gezien en hoe
jij wordt behandeld.
Nature vs. Nurture debat
Nature: onze gedachten en gedragingen zijn aangeboren
Nurture: onze gedachten en gedragingen hebben zich gevormd door onze
levensomstandigheden
Dit debat is een valse dichotomie: iets wordt opgesplitst in twee afzonderlijke categorieën terwijl het in
werkelijkheid ook samen voor kan komen.
Bij een replicatiecrisis is er vaak sprake van een type 1 fout, wetenschappers die zeggen dat een
bevinding bestaat terwijl dat niet zo is. Dat kon komen door zwakke of onjuiste statistieken.
Hoofdstuk 3
ZELFBEWUSTZIJN
Sociale zelf: bestaat uit zelfbewustzijn en zelfconcept
- Zelfbewustzijn/zelferkenning: inzicht hebben van je eigen identiteit t.o.v. andere mensen en
dingen in de wereld. Dit werd bij apen getest door de spiegelproef, waarbij apen een rode stip op
hun voorhoofd gekregen.
- Zelfconcept: persoonlijke samenvatting van wie je bent, inclusief alle positieve en negatieve
kwaliteiten, de groep waarbij je behoort, je relaties met andere en je overtuigingen. Ons
zelfconcept wordt gevormd door schema’s: mentale structuren die helpen ons waarnemingen en
ervaringen van de wereld samen te vatten en te organiseren tot een geheel. Zelfschema’s zijn dus
ook mentale structuren die helpen met het organiseren en samenvatten van persoonlijke
relevante informatie opnemen.
Sociale vergelijkingstheorie (Festinger): een theorie over hoe mensen oordelen wie ze zijn door hun eigen
gedachten en gedrag vergelijken met die van andere. Twee soorten sociale vergelijkingen:
, Opwaartse sociale vergelijking: jezelf vergelijken met mensen die beter zijn wat ervoor kan
zorgen dat je extra motivatie krijgt voor verbetering.
Neerwaartse sociale vergelijking: jezelf vergelijken met mensen die slechter zijn, wat ervoor
kan zorgen dat je een goed gevoel krijgt over jezelf.
Er zijn 4 factoren die invloed hebben op hoe sociale vergelijking ons zelfbeeld beïnvloedt W.I.D.E:
Wie: het vergelijken van zichzelf met vergelijkbare andere, zoals mensen van school of de
sport.
Interpretatie: op welke manier een sociale vergelijking beïnvloed wordt kan ook het zelfbeeld
beïnvloeden. Is het een positieve of pessimistische interpretatie?
Richting: opwaartse of neerwaartse vergelijking
Eigenwaarde: iemand kan zijn eigenwaarde beschermen en daarmee zijn zelfbeeld. Bijv.
wanneer je neerwaartse sociale vergelijking toepast.
Sociale identiteitstheorie (Tajfel) : het zelf bestaat uit persoonlijke identiteit en uit sociale identiteit.
Persoonlijke identiteit heeft te maken met individuele eigenschappen, doelen en gedragingen. Sociale
identiteit heeft te maken met groepslidmaatschappen en relaties met anderen. Invloeden op de sociale
identiteit:
Groepslidmaatschappen: eigenwaarde daalt of stijgt zodra men met een groep iets goeds doet
en goed samenwerkt. Een groep beïnvloed dus het zelfbeeld, maar zorgt er ook voor dat er
stereotype over andere groepen worden gecreëerd.
Culturele verwachtingen, Individualisme en collectivisme: in westerse culturen ligt de focus
op de onafhankelijke zelf, iemand die gericht is op individuele verlangens en doelen. Ze zijn dus
zeer individualistisch en richtten zich meer op de persoonlijke identiteit. Aziatische culturen zijn
weer zeer collectivistisch en richten zich meer op de sociale identiteit. Zij focussen op de
wederzijds afhankelijke zelf, dus ze zijn gericht op de wensen van de groep/familie.
Het huwelijk
Basking in reflected glory: als jou groep iets succesvols doen, dan voelt het alsof jij dat ook hebt gedaan
THEORIEËN
Er zijn 5 verklaringen die de sociale aard van het zelf benadrukken: zelfperceptie, zelfdiscrepantie,
zelfontplooiing, zelfpresentatie en collectieve eigenwaarde
Zelfperceptietheorie (Bem) stelt dat jouw zelfbeeld wordt gevormd door je eigen gedrag te observeren en
daaruit conclusies te trekken. Bijv. ik ben graag met dieren bezig, hieruit krijg ik het beeld dat ik van
dieren hou. Door je eigen handelingen creëer je een beeld over jezelf.
Zelfdiscrepantietheorie (Higgins) is wanneer er een mismatch ontstaat tussen de drie zelven: het
werkelijke ideale en veronderstelde (ought) zelf.
Actueel: wie iemand op dit moment is
Ideaal: wie iemand zou willen zijn
Ought: wat andere denken of verwachten dat diegene is
Een contrast tussen actueel en ideaal leidt tot teleurstelling en schaamte, terwijl een contrast tussen
actueel en ought leidt tot schuld en zelfhaat.
,Self expansion (ontplooiing) theorie (Aron) is het idee dat mensen groeien en verbeteren door relaties
toe te voegen aan het zelfconcept. Men verbetert door mensen bij hun leven te betrekken die hen
helpen. BIJV. de huur delen, samenwonen, motiveren van elkaar, etc. De psychologische toevoegen van
een ander aan jou zelfoncept kan gemeten worden met de Inclusion of the Other in the Self Scale IOS.
Hierbij moet de deelnemer kiezen uit een cirkeldiagram die het beste weergeeft in hoeverre de zelf en de
ander overlapt.
Zelfpresentatietheorie: het idee dat men zich in verschillende situaties anders presenteert om een
bepaald beeld te creëren. Dit komt door de behoefte om erbij te horen. Als je bewust en strategisch je
gedrag aanpast zodat andere je mogen, wordt dit impression management genoemd. Drie impression
technieken;
1. Ingratiatie: slijmen, waardoor jezelf ook een beter gevoel krijgt over jezelf.
2. Self-enhancement/zelfverbetering je eigen kunnen overdrijven, maar ook het nemen van krediet
voor ideeën die niet van jezelf zijn (entitlement).
3. Opvallende consumptie: het kopen van dure producten om te laten zien dat je het kan betalen
en je dus succesvol bent.
4. Self handicaping: mensen die bijv. zeggen dat ze slecht hebben geleerd en vervolgens toch een 8
halen
Zelfcontrole is wanneer mensen in staat zijn hun eigen gedrag aan te passen aan een nieuwe situatie.
Laag zelf-monitoren is als mensen juist hun gedrag niet aanpassen aan de situatie en overal hetzelfde
zijn.
Collectieve eigenwaarde is hoe iemand denkt oer de waarde van de eigen sociale groep.
Groepslidmaatschappen zijn onderdeel van het zelfconcept/zelfbeeld, dus hoe jij over je groep denkt,
beïnvloedt over hoe jij over jezelf denkt. De verbeterde collectieve eigenwaarde van een groep wordt
Basking In Reflected Glory (BIRGing) genoemd BIJV als de groep een overwinning heeft behaald.
Positieve gevoelens met de groep zorgt voor een sterke verbondenheid aan de groep. Omgekeerd geldt
hetzelfde.
ZIJN WE EERLIJK OVER ONZELF?
Ons perspectief over onszelf is altijd bevooroordeeld en subjectief. De optimale margettheorie stelt dat
kleine aanpassingen van de werkelijkheid ervoor zorgt dat we ons geestelijk beter voelen. Dit doen we
onder andere door positieve illusie. Soorten positieve illusies:
1. Illusie van controle: we denken dat we meer controle over ons bestaan hebben dan echt zo is
2. Onrealistische optimisme: we geloven in een onrealistische positieve toekomst
3. Zingeving aan kritieke gebeurtenissen: we zorgen voor betekenis voor belangrijke
levensgebeurtenissen, zoals de dood
4. Subjectieve leeftijd: mensen denken en voelen zich jonger dan ze daadwerkelijk zijn
Zelfdienende cognitieve vooroordelen/self serving bias zijn mentale vertekeningen (overtuigingen) die
het zelfbeeld versterken, waardoor mensen beter lijken dan ze daadwerkelijk zijn. Bijv. het beter dan
gemiddeld effect, waarbij mensen denken dat ze beter zijn dat de rest, terwijl het statisch gezien
onmogelijk is dat iedereen beter is dan gemiddeld. BIJV een moeder die zegt dat haar uitjes met haar
kinderen veel leuker zijn dan die van anderen, terwijl dit overeenkomt met het gemiddelde.
EIGENWAARDE
, Eigenwaarde/ self esteem is een subjectieve, persoonlijke evaluatie over ons zelfbeeld en of ze tevreden
zijn met wie ze zijn. Zelfwaardering is niet hetzelfde als:
Narcisme overmatige zelfliefde omdat iemand gelooft beter te zijn dan de rest
Self-efficacy het vertrouwen en geloof in eigen vermogen om een specifieke doel of taak te
bereiken
Zelfcompassie wanneer iemand voor zichzelf zorgt in tijden van falen of lijden.
Het is erg populair om het gevoel van eigenwaarde te verbeteren, denk maar aan LOVE YOURSELF THE
MOST enzo. Het is alleen aangetoond dat het stimuleren van het gevoel van eigenwaarde negatieve
gevolgen heeft, zoals een lage schoolpresentatie.
H1
ORGANISATIEGEDRAG
Organisatiegedrag (OB) houdt zich bezig met het begrijpen, verklaren en verbeteren van de houding van
individuen en groepen in organisaties. Het verklaart dus hoe en waarom mensen zich gedragen zoals ze
zich gedragen in een organisatie. Organisatie: geheel van mensen die samenwerken om specifieke doelen
te bereiken.
Een manager houdt zich bezig met plannen (doelen stellen om succes te bepalen), organiseren (zodat
iedereen weet wat er gedaan moet worden), leiden (motiveren en communiceren) en toezicht
(controleren of iedereen z’n werk doet).
Meeste organisatie psychologiën kijken naar de volgende variabelen:
- Presentatie en productiviteit (zowel kwaliteit als kwantiteit)
- Motivatie
- Werk gerelateerde attitudes (betrokken bij de organisatie, tevredenheid, bevlogenheid)
- Werk gerelateerde gevoelens (emotie en stemming)
- Welzijn van medewerkers (stress)
- Uittreding van medewerkers (personeelsverloop en afwezigheid)
Verschillende vaardigheden die een goede manager in organisaties nodig hebben zijn:
Technische vaardigheden (de kennis die je nodig hebt om bepaalde taken uit te kunnen
voeren)
Menselijke vaardigheden (goed met mensen om kunnen gaan)
Emotionele intelligentie (goed kunnen inleveren in een ander)
Conceptuele vaardigheden (organisatie als een geheel kunnen zien en begrijpen dat elk
onderdeel verband houdt met een ander onderdeel)
Kritisch denken (conclusies trekken o.b.v. bewijs en kritisch redeneren). Bijv flexwerken, een
trend waarbij wordt gezegd dat het heel fijn is. Het is bewezen dat het niet zo is. Kritisch
denken leidt tot edvidence based managment: besluiten maken dat op onderzoek gebaseerd
is.
Het idee achter een strategische OB-aanpak is dat mensen de sleutel zijn tot productiviteit,
concurrentievermogen en financieel succes. Dus managers moeten de menselijke kapitaal (vaardigheden,
kennis, ervaring, algemene houding) van de werknemers waarderen. De waarde van menselijke kapitaal