Samenvatting tentamen Introductie Communicatiewetenschap
Boek: Applied Mass Communication Theory – Rosenberry & Vicker
Hoofdstuk 1: Theory and the study of communication
Massacommunicatie theorieën → leggen uit wat er gebeurt als bijvoorbeeld sommige onderwerpen meer
aandacht krijgen in het nieuws dan anderen. Of wat er gebeurt als het publiek wordt blootgesteld aan expliciet
geweld of seksualiteit op televisie, in films of muziekopnamen.
Theorie = een uitspraak die voorspelt of uitlegt hoe bepaalde fenomenen aan elkaar zijn gerelateerd.
Soorten kennis:
- Ervaring (experience) → je leert iets door er direct aan deel te nemen.
- Autoriteit (authority) → je leert iets door iemand op zijn woord te geloven.
o Bijvoorbeeld wie de laatste verkiezingen heeft gewonnen. Je hebt de stemmen niet zelf geteld.
- Onderzoek (research) → je leert door systematische, nauwkeurige observatie van bewijsmateriaal op een
zodanige manier dat het geverifieerd en gevalideerd kan worden. (wetenschappelijke methode).
Sociale wetenschappen = studiegebieden die proberen uit te leggen hoe mensen in samenlevingen opereren
door zorgvuldig onderzoek te gebruiken om sociale fenomenen te bestuderen.
Communicatiewetenschap = bestudeert de productie, distributie, inhoud en receptie van
communicatieboodschappen.
Theorie over, en onderzoek naar:
- Zender Productie, distributie
- Boodschap Inhoud
- Ontvanger Receptie, gebruik, interpretatie, effecten
Interpretatieve theorie = subjectieve interpretatie van de betekenis van woorden/symbolen zelf en hun
context, gecombineerd met het eigen begrip van de geleerde van vergelijkbare en verschillende teksten en
contexten.
Kritische theorie = analyse die tot doel heeft mediasystemen te hervormen die deel uitmaken van de macht tot
stand brengen en ondersteunen van de status quo door stem te geven aan en de invloed te bevorderen van
een dominante klasse.
Normatieve theorie = een poging om niet te beschrijven hoe de dingen zijn, maar hoe ze zouden moeten zijn
volgens een of andere ideale maatstaf van sociale waarden.
Cultivatietheorie = herhaalde, langdurige blootstelling aan media die bijvoorbeeld geweld verheerlijken, kan
van invloed zijn op hoe mensen over gewelddadige handelingen denken en het kan zelfs hun gedrag
beïnvloeden.
- Stelt dat uitgebreide, langdurige blootstelling aan televisiebeelden de kijk van het publiek op de
werkelijkheid beïnvloedt – tot het punt dat men denkt dat deze op tv gerichte kijk de realiteit is.
1
,Hoofdstuk 2: Historical Developments in Mass Communication Theory
Natuurwetenschappen → proberen de fysieke wereld om ons heen te verklaren.
Sociale wetenschappen → trachten uit te leggen hoe de samenleving functioneert en hoe mensen daarin
functioneren. (omvat ook communicatie).
Paradigma = een overheersende manier om een situatie op te vatten. Een aantal specifieke theorieën kan
allemaal als geldig worden beschouwd binnen een paradigma.
Massacommunicatie = communicatie die wordt gemedieerd of verbeterd door technologie. Het is over het
algemeen eenrichtingsverkeer (communicator naar publiek), met weinig gelegenheid voor directe feedback van
het publiek, hoewel nieuwe mediatechnologieën daar verandering in brengen.
Kenmerken massacommunicatie vroeger:
- Schaal (Scale) → het bereik is groot.
- Richting (Direction) → tweerichtingsverkeer: van maker naar ontvanger.
- Onpersoonlijkheid/anoniem (Impersonality/anonymity) → de maker van het bericht weet niet wie het
zou kunnen ontvangen. Massacommunicatieberichten zijn openbaar en toegankelijk voor iedereen.
- Gelijktijdigheid (Simultaneity) → het bericht wordt tegelijk naar alle ontvangers gestuurd. De berichten
kunnen op iets andere tijdstippen worden ontvangen.
- Vergankelijkheid (transience) → massacommunicatieberichten hebben de neiging om binnen korte tijd te
worden geconsumeerd en weer te verdwijnen.
- Publiek (audience) → kenmerken van het massapubliek: groot in aantal, wijd verspreid, heterogeen en in
geen enkele mate georganiseerd, evenals niet-interactief met de afzenders en anoniem voor hen.
Kenmerken massacommunicatie nu:
- Op grote schaal, maar ook op kleine schaal (niet 1 op 1 gesprekken, maar wel openbaar. Bijvoorbeeld het
delen van een blog).
- Gaat twee kanten op. Mensen kunnen reageren op elkaar.
- Gericht op meerdere publieken.
- Het is niet voor iedereen gelijk en tegelijk. Je kan bijvoorbeeld zelf programma’s terugkijken wanneer je
wil.
- Is niet tijdelijk. Alles wordt opgeslagen.
- Ontvanger is bekend
Interpersoonlijke communicatie = de uitwisseling van ideeën tussen twee of meer personen. Bijvoorbeeld
reageren op de mail van je collega.
Continuüm = doorlopend, aaneensluitend geheel.
Doeleinden die media vervullen:
- Het bieden van een venster op gebeurtenissen
- Een spiegel zijn van gebeurtenissen
- Een filter of poortwachter zijn voor informatie die het publiek bereikt
- Een gids voor of tolk zijn van gebeurtenissen
- Een forum zijn voor de presentatie van ideeën en het verspreiden van informatie
Het ontstaan van communicatiewetenschap: Twee invloeden:
1. Industriële revolutie: de media krijgen een grotere invloed op hoe we ergens over denken en er komt
meer informatie op ons af
a. New york SUN (1833)
b. Uitvinding van de Radio
2
, 2. Onrust & propaganda: propaganda in tijd van oorlog; dit riep veel angst en vragen op; wat is de rol
van die media?
a. War of the world
b. Propaganda studies
Sociologisch – door de industriële revolutie gingen mensen anders naar de gemeenschap kijken.
1. Van gemeenschap naar maatschappij (Gemeinschaft und Gesellschaft’’ Tonnies, 1887)
a. Gemeinschaft = Netwerk van persoonlijke relaties gebaseerd op familie, tradities en vaste
rolverdeling
b. Gesellschaft = onpersoonlijke relaties gebaseerd op keuzes in plaats van tradities.
2. Van mechanisch naar organisch (Durkheim, 1858-1917)
a. Mechanisch = vergelijk met machine, onderdelen hebben een vaste functie
b. Organisch = vergelijk met functiedifferentiatie in een organisme.
Psychologisch – Industriële revolutie heeft ook psychologisch impact gehad
1. Freud, 1856-1939, menselijk individu is:
a. Ego → rationele gedachten. Zit tussen het id en superego in. Afweging tussen verlangens en
normen en waarden.
b. Id, egocentrisch → op zoek naar plezier
i. Id = iedereen heeft verlangens en willen deze zo snel mogelijk vervullen. Wordt gedreven
vanuit het plezierprincipe.
ii. Id = het ‘’duiveltje’ op je schouder’’
c. Superego → geïnternationaliseerde set van normen en waarden.
i. Superego = ‘’het engeltje op je schouder’’
2. Behaviorisme (Watson, 1878-1958)
a. Alle menselijk activiteit is een geconditioneerde respons op externe stimuli.
b. Het bewustzijn is een achteraf redenering.
Onrust, oorlog & propaganda
- Onrust in de samenleving
- Fascistische ideologieën werden gepusht door middel van propaganda
o Hoorspel (1938) door Orson Welles in VS
o Bevestigde de angst rond propaganda → gaf aanleiding tot het idee dat de media eigenlijk
heel machtig zijn.
▪ War of the worlds
Functionalisme = een sociologische theorie dat de structuren van een samenleving – haar instellingen en
organisaties, inclusief massamedia-organisaties – een sleutelrol spelen bij het definiëren van de normen en
waarden van de samenleving en de manier waarop mensen zich daarin gedragen en met elkaar omgaan.
Paradigma met directe effecten → de wijdverbreide opvatting dat de massamedia een krachtige en
doordringende invloed konden uitoefenen op degenen die aan haar berichten werden blootgesteld.
directe effecten paradigma Bullet/Hypodermic Theory = het proces waarbij media deze krachtige en
doordringen effecten zou hebben, wordt vaak aangeduid als de kogel of injectienaaldtheorie van media-
effecten. Beide namen zijn metaforen voor het type impact dat een mediabericht zou hebben op de
ontvangers. Het publiek is passief en kwetsbaar voor de acties en de boodschappen van de massamedia.
(Voorbeeld: War of Worlds radio-uitzending)
- Tegenwoordig geloven wetenschappers echter niet langer dat massacommunicatie-effecten zo direct en zo
krachtig worden geacht dat ze op zichzelf een individu of een hele samenleving tot actie kunnen brengen.
3