Samenvatting voeding 1.1 (2017/2018)
Hoofdstuk 1. Voedingspatronen
Factoren die een rol spelen bij het ontstaan van een voedingspatroon en voedingsgedrag:
- omgevingsfactoren: zoals klimaat, politiek
- sociaal-culturele factoren: zoals welke voeding wordt al eetbaar beschouwd?
- persoonsgebonden factoren: zoals voedingsbehoefte, fysiologische aspecten, ziekte
Relatie voeding en welvaartsziekten:
Slechte voeding/beweging Welvaartsziekte/chronische ziekte
Te hoge energieopname en te weinig Overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekte,
lichaamsbeweging kanker
Te hoge opname verzadigd vet Hart- en vaatziekte, kanker
Frequent gebruik van suikers en zure Tandcariës, tanderosie
voedingsmiddelen
Te lage inname van vezels Darmfunctiestoornissen, obstipatie, kanker
Te hoog zoutgebruik Hypertensie, nierfunctiestoornissen
Te hoog alcoholgebruik Hypertensie, levercirrose, mond/keel
slokdarmkanker
Het paleodieet houdt in dat men zo veel mogelijk eet zoals onze voorouders dat deden meer van
10.000 jaar geleden. (ook wel oervoeding genoemd)
Vegetarisch = geen vlees, vis
Veganistisch = ook geen dierlijke producten zoals melk, eieren, honing
Vitamine B12 komt voor in dierlijke producten. Dit moet worden gesuppleerd bij vegetariërs en
veganisten.
Vitamine B2 en calcium zit vooral in melken melkproducten, dit moet ook gesuppleerd worden bij
vegetariërs en veganisten als er geen gebruik wordt gemaakt van sojamelk.
Vitamine D moet voor mensen met een donkere huid, zuigelingen, én ouderen boven de 70 jaar
gesuppleerd worden
Om de resorptie van ijzer te bevorderen moet er bij elke maaltijd vitamine C rijke producten worden
gegeten (groente en fruit)
Elementen: BRAVO
• Beweeggedrag
• Voedingsgedrag
• Roken
• Alcohol (drugs)
• Ontspanning & Slaapgedrag
, Hoofdstuk 2. Voedselaanbod.
Bij de voedselproductie kennen we 2 vormen van landbouw:
1. Intensieve vorm = wordt gebruik gemaakt van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Ook worden die
dieren zo efficiënt mogelijk slachtrijp gemaakt (bio-industrie) (niet-diervriendelijk!)
2. Extensieve landbouw = biologische landbouw, word gekenmerkt door:
- geen gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen
- vruchtwisseling te voorkoming van ziekten en plagen
- diervriendelijk en geen gebruik van krachtvoer
- geen gentechnologie
Wat MOET er op een verpakking staan:
- naam van het product
- netto-inhoud
- datum van minimale houdbaarheid
- aanwijzingen voor het bewaren en het gebruik
- naam en adres van fabrikant/importeur
- ingrediënten
- voedingswaarde
- E-nummer of de naam van het additief
- allergeneninformatie
- informatie over genetische modificatie
Stoffen waar voedingsdeskundigen zich zorgen over maken zijn nitraat en mycotoxines.
Nitraat: komt voor in plantaardige voedingsmiddelen, vooral in groente. Het kan vooral gevaarlijk zijn
voor jonge zuigelingen (onder de 6 maand)
Aflatoxines (mycotoxines) worden gevormd door schimmels en kunnen voorkomen in pinda’s, noten,
granen, specerijen en gedroogde zuidvruchten.
Additieven (zoals kleurstoffen, conserveermiddelen). Dit zijn de e-nummers, zijn goed voor:
- beïnvloeden van de kleur, geur, en smaak
- verlengen van de houdbaarheid
- beïnvloeden van de structuur en consistentie
- beïnvloeden van de bereiding of het gebruik
Hoofdstuk 3. Voedingsvoorlichting
ASE-model is een veelgebruikt model in voedingsvoorlichtingen. In het model staan 3 factoren
centraal die van invloed zijn om gedrag te veranderen:
- Attitude = een afweging van voor- en nadelen van oud en nieuw gedrag
- Sociale invloeden = hierbij gaat het om de sociale norm en in hoeverre de sociale omgeving het
gezonde gedrag ondersteund
- Eigen effectiviteit = inschatting of men in staat is het gedrag te veranderen.