Voeding bij gezondheid en ziekte
Hoofdstuk 1: voedingspatronen.
Het voedingspatroon geeft antwoord op: Wie eet wanneer, wat, in welke hoeveelheid, waar en hoe?
Het ontstaan van een voedingspatroon en voedingsgedrag wordt bepaald door een aantal factoren:
- Omgevingsfactoren: geografisch, klimatologisch, technologisch, economisch en politiek.
Hierdoor wordt bepaald welk voedsel beschikbaar is.
- Sociaal-cultureel: hierdoor wordt bepaalt welk voedsel als eetbaar wordt beschouwd en
welke betekenis voedsel heeft in de omgang met elkaar.
- Persoonsgebonden: fysiologische en psychologische factoren bepalen wat de
voedingsbehoefte is wat voeding voor iemand betekent.
Geografisch en klimatologisch factoren: bepalen welke voedingsmiddelen van nature beschikbaar
zijn.
Technologische ontwikkelingen: hebben gezorgd voor een enorm uitgebreid voedselaanbod.
Economisch en politieke factoren: hangen nauw samen, omdat de prijs van voedingsmiddelen wordt
beïnvloed door het overheidsbeleid.
Fysiologische prikkels: honger en dorst (zet mensen aan tot eten en drinken).
Psychologische behoeften: Mensen hebben een aangeboren voorkeur voor zoete smaken en een
afkeer voor bitter. Voedsel wordt verbonden met liefde, troost en veiligheid. Veiligheid: door
hetzelfde te eten wat je altijd eet, kan je het in een andere omgeving alsnog veilig en vertrouwd
voelen.
Biologische / ecologische producten hebben de volgende kenmerken:
- Afkomstig uit de biologische landbouw: geen kunstmest, geen chemisch-synthetische
bestrijdingsmiddelen, diervriendelijk.
- Geen genetisch gemodificeerde organismen.
- Geen chemisch-synthetische geur-, kleur-, en smaakstoffen of conserveermiddelen.
De nota Duurzame voedsel stimuleert de consumenten en de producenten om te kiezen voor
duurzaam voedsel. Er zijn nog geen criteria waaraan duurzaam voedsel moet voldoen. Het is in elk
geval belangrijk dat het milieu zo min mogelijk / niet wordt aangetast en de volgende generatie
wordt niet beperkt (dit slaat op de natuurlijke hulpbronnen).
Voorbeeld: zuinig omgaan met energie en water, zo min mogelijk bestrijdingsmiddelen en
antibiotica. Consumenten kunnen voor groenten en fruit van het seizoen kiezen en producten uit
omgeving, vis eten uit duurzame vangst, kraanwater drinken in plaats van water uit flessen.
Duurzame voeding is niet hetzelfde als biologische voeding. Voor biologische voeding is er criteria en
draagt bij aan duurzaamheid. Keurmerken die passen binnen duurzame voeding:
- Fair Trade Max Havelaar.
- UTZ.
- Rainforest Alliance.
Het Platform Verduurzaming Voedsel richt zich op verduurzaming, met drie aandachtspunten:
1. Verminderen van milieubelasting en afval.
2. Vergroten van dierenwelzijn.
3. Bevorderen van eerlijk handel.
Ook wordt er veel aandacht besteed aan het terugdringen van voedselverspilling.
Door de toenemende welvaart en de lange voedselketens is de verspilling erg toegenomen.
Ruim 1/3 gaat verloren voordat het de consument heeft bereikt. Consumenten gooien nog eens 8 tot
11% weg, wat leidt tot 40% verspilling.
, Voeding bij gezondheid en ziekte
Paleodieet / oervoeding: zoveel mogelijk eten zoals mensen dat 10.000 jaar geleden deden.
Via deze weg wordt er gekeken naar oplossingen voor overgewicht, hart- en vaatziekten en
hypertensie. Men denkt namelijk dat veel dingen komen doordat onze genen zich niet zo snel
aanpassen als dat ons voedingspatroon doet. Oervoeding bestaat uit:
- Groente, fruit, paddenstoelen, knollen, vis, schaal- en schelpdieren, vlees (wild, gevogelte),
eieren, noten, zaden en olie.
Oervoeding bevat geen:
- Granen, zuivel, kaas, aardappelen en bewerkte producten.
Er zijn wel aanpassingen gedaan, zo mag je wel gebruik maken van koffie, thee, kwark, yoghurt en
boekweit. Naast de voeding is veel beweging en stressvermindering ook erg belangrijk.
Hoofdstuk 4: inleiding in de voedingsleer
Voedingsstoffen
- Macronutriënten: eiwitten, koolhydraten en vetten.
- Micronutriënten: vitamines en mineralen
- Essentiële voedingsstoffen: eiwitten (essentiële aminozuren), vetten (essentiële vetzuren),
koolhydraten (glucose en voedingsvezels), vitamines, mineralen en water.
Als er een tekort is aan een voedingsstof ontstaat er een stoornis in de stofwisseling en
daardoor ziekteverschijnselen
- Ondervoeding: Bij een tekort aan eiwitten, vetten en koolhydraten ondervoeding.
- Overvoeding: Te grote opname van voedingsstoffen wordt als extra energie opgeslagen.
Voedingsnormen macronutriënten (koolhydraten, vetten en eiwitten)
De gezondheidsraad geeft per voedingsstof aanbevelingen (voor de hoeveelheid die gezonde mensen
dagelijks nodig hebben).
Worden aangegeven als:
Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH)
Gemiddelde behoefte (GB)
Adequate Inname (AI)
Wat je per dag moet innemen:
Energie: Mannen 2500/10500 & vrouwen 2000/8380
Koolhydraten: 40%
Vet: 20-35% (30% bij obesitas)
- max 10% verzadigd vet
- max 1% transvet
Eiwit: 8-11% (max 25%)
Meten van de voedselconsumptie
Verbruiksgegevens: worden berekend uit de productie-, import- en exportgegevens en
vervolgens gecorrigeerd voor niet-eetbare gedeelten.
Mondelinge voedsel anamnese: men vraagt wat een individu de afgelopen 24 uur heeft
gegeten, soms voor een langere periode
Schriftelijke voedsel anamnese: dagboekmethode, voor meerdere dagen noteren wat en
hoeveel een individu eet.
Voedselconsumptiepeiling (VCP): een schriftelijke vragenlijst met gegevens over de
voedselconsumptie wordt verzameld. Door deze peilingen komen belangrijke gegevens