Week 4 – Liquidatieverliesregeling, afgewaardeerde vorderingen en
dividendbelasting
Par. 6.4 Omzetting afgewaardeerde vorderingen in aandelenkapitaal en aanverwante
rechtsfiguren
De wet vpb maakt onderscheid tussen vorderingen en schulden enerzijds en deelnemingen (kapitaal)
anderzijds. Op- en afwaarderingen van vorderingen en/of schulden lopen als uitgangspunt via de
fiscale winst- en verliesrekening en zijn derhalve belast respectievelijk aftrekbaar. Afgezien van de
liquidatieverliesregeling van art. 13d wet vpb zijn afwaarderingen van deelnemingen en
verkoopverliezen op deelnemingen niet aftrekbaar. Het is aantrekkelijk voor een concern om een
dochtervennootschap in situatie van verwachte aanloopverliezen zo veel mogelijk te financieren met
een geldlening (vreemd vermogen) en deze geldlening naderhand om te zetten in aandelenkapitaal
(eigen vermogen), zodra de dochtervennootschap weer winst gaat maken. Wanneer dochter
verliezen lijdt, kan de geldverschaffer een afwaarderingsverlies op de vordering ten laste van haar
fiscale winst brengen, terwijl zodra de dochter weer winstgevend wordt een opwaardering van de
deelneming belastingvrij wordt geïncasseerd onder de deelnemingsvrijstelling.
Fiscus kon dit niet accepteren daarom anti-misbruikmaatregelen in art. 13b en art. 13ba vpb.
Een (afwaarderings)verlies op een vordering kan alleen in aftrek worden gebracht op de fiscale winst,
indien in fiscale zin sprake is van een vordering. Hiervan is geen sprake als een geldlening fiscaal
kwalificeert als informele kapitaalstorting (schijnlening, deelnemerschapslening en
bodemlozeputlening). Geldt ook voor ‘onzakelijke lening’.
Huidige regime van art. 13ba wet vpb
De schuldeiser moet winst nemen als de afgewaardeerde vordering wordt omgezet in
aandelenkapitaal en wel ter grootte van het eerder ten laste van de fiscale winst gebrachte
afwaarderingsverlies. Belastingheffing bij de schuldenaar is niet langer aan de orde. Deze winst wordt
op verzoek toegevoegd aan een zogenoemde opwaarderingsreserve. Deze opwaarderingsreserve valt
in de toekomst vrij ten gunste van de fiscale winst als de aandelen in de deelneming in waarde
toenemen. Art. 13ba wet vpb is ook van toepassing als de afwaardering van de vordering het gevolg
is geweest van valutakoersdalingen en indien een regresvordering gelijk bij haar ontstaan op een
lager bedrag is gewaardeerd op de (fiscale) balans, omdat het voorziene verlies reeds in een eerder
jaar als voorziening van laste van de winst is gebracht. Art. 13ba geldt niet als de deelneming
kwalificeert als een zogenoemde niet-kwalificerende deelneming (lid 4) want hierop is
deelnemingsverrekening van toepassing en niet de deelnemingsvrijstelling.
Art. 13ba leidt tot winstneming bij de schuldeiser ter grootte van het afwaarderingsverlies in geval
van de volgende rechtshandelingen (art. 13ba lid 2):
a. de met de vordering corresponderende schuld wordt voldaan door het uitgeven van (nieuwe)
aandelen door de debiteur (omzetting)
b. schuld gaat functioneren als EV van de schuldenaar zonder dat deze daartoe aandelen uitgeeft.
Voorwaarden van de geldlening zodanig worden gewijzigd dat de geldlening gaat kwalificeren als een
zogenoemde deelnemerschapslening.
c. de vordering wordt geheel of gedeeltelijk prijsgegeven
Categorie c: prijsgeven van vordering leidt tot vrijval van de schuld bij de schuldenaar die in beginsel
belast is bij de schuldenaar. Als schuldeiser dan onverkort winst moet nemen voor bedrag van eerder
afgetrokken afwaarderingsverlies, is er dubbele belastingheffing. Schuldenaar kan
kwijtscheldingswinstvrijstelling van art. 3.13 lid 1 onderdeel a web IB toepassen op de
kwijtscheldingswinst, nadat vrijvalwinst op schuld is gecompenseerd met de bij de schuldenaar
compensabele verliezen. Voor zover de vrijvalwinst meer bedraagt dan totaal van verrekenbare
verliezen, is kwijtscheldingswinstvrijstelling van toepassing. De dubbele belastingheffing van art. 13ba
,bij de crediteur doet zich alleen voor dat gedeelte van de kwijtscheldingswinst voor, waarvoor
debiteur de kwijtscheldingswinstvrijstelling niet van toepassing is. Art. 13ba lid 4 wet vpb is een
anticumulatieregeling: alleen voor dat gedeelte van de kwijtscheldingswinst, waarvoor hij de debiteur
de kwijtscheldingswinstvrijstelling niet van toepassing is. Geldt niet alleen voor binnenlandse
debiteuren, maar ook voor buitenlandse debiteuren. Als de kwijtschelding belast is, blijft art. 13ba
wet vpb bij de Nederlandse crediteur in zoverre buiten toepassing.
Art. 13ba leidt niet tot onmiddellijke belastingheffing bij crediteur (lid 5, eerste volzin). Hierdoor vindt
belastingheffing op zelfde tijdstip plaats als wanneer de vordering niet was omgezet in
aandelenkapitaal.
Het is mogelijk dat opwaarderingsreserve belastingvrij vrijvalt bij de voormalige crediteur, dit is geval
als de deelneming wordt vervreemd aan een derde (niet-verbonden lichaam). Vóór de vervreemding
van de deelneming voor de laatste maal regeling van art. 13ba lid 5 eerste volzin te worden
toegepast. Een eventueel hierna nog resterende opwaarderingsreserve valt belastingvrij vrij (art.
13ba lid 8 wet vpb). Als men deelneming verkoopt aan derde en koopt deelneming terug binnen drie
jaar, dan geldt belastingvrije vrijvalmogelijkheid niet (lid 9). Wordt deelneming binnen concern
vervreemd, dan blijft de opwaarderingsreserve bij voormalig schuldeiser gewoon in stand en hoeft de
opwaarderingsreserve niet versneld vrij te vallen. Stijgen na vervreemding van deelneming aan
concernlichaam de aandelen in waarde, dan wordt deze waardestijging toegerekend aan voormalige
schuldeiser die (restant van) opwaarderingsreserve met deze waardestijging moet laten vrijvallen.
Hiermee is bereikt dat fiscale claim op opwaarderingsreserve in stand blijft.
Antimisbruikbepalingen (art. 13ba lid 10 t/m 13): de wet voorziet antimisbruikbepalingen voor
situaties, waarin de fiscale claim op de opwaarderingsreserve verloren dreigt te gaan. De
opwaarderingsreserve dient dan versneld vrij te vallen.
Vervreemding schuldvordering en aanverwante rechtsfiguren
Een schuldeiser behoeft een afgewaardeerde vordering niet om te zetten in aandelenkapitaal, te
laten functioneren als eigen vermogen of prijs te geven, maar kan de vordering ook vervreemden aan
een ander:
- (verbonden) concernlichaam: concern blijft wel profiteren van de eventuele toekomstige winsten
van de schuldenaar.
- willekeurige derde: afwaarderingsverlies is definitief geleden.
Op grond van art. 13b wet vpb moet de schuldeiser het afwaarderingsverlies in één keer tot de
belaste winst rekenen als de afgewaardeerde vordering wordt vervreemd aan een (verbonden)
concernlichaam. Dit is immers het laatste moment waarop de Nederlandse fiscus zijn claim op de
afgewaardeerde vordering nog kan effectueren. Bij overdracht van vordering aan een buitenlands
concernlichaam klopt dit, maar aan een in Nederland gevestigd concernlichaam niet. Toch moet ook
in het laatstgenoemde geval de schuldeiser op grond van art. 13b het afwaarderingsverlies op
moment van de overdracht tot de belaste winst te rekenen. Leidt tot dubbele belastingheffing binnen
concern, want als de vordering weer volwaardig is geworden, wordt afgelost, vindt bij de (nieuwe)
schuldeiser belastingheffing plaats over het verschil tussen het afgeloste bedrag en de doorgaans veel
lagere kostprijs. Om dit te voorkomen, moet men na overdracht van de vordering deze vordering
direct omzetten in aandelenkapitaal. Art. 13ba is op deze omzetting niet van toepassing, omdat in
derde lid voorziet in anticumulatieregeling met art. 13b. Art 13b ook van toepassing bij
valutakoersdalingen en een regresvordering die gelijk bij haar ontstaan op een lager bedrag is
gewaardeerd op de (fiscale) balans, omdat het onvoorziene verlies reeds in een eerder jaar als
voorziening ten laste van de winst is gebracht.
,Samenloop liquidatieverliesregeling
Art. 13b en art. 13ba scharnieren met de liquidatieverliesregeling van art. 13d. Telkens als een bedrag
tot de belaste winst wordt gerekend op grond van art. 13b of 13ba verhoogt dit het opgeofferd
bedrag voor de toepassing van de liquidatieverliesregeling van art. 13d (lid 2, 2e volzin onderdeel a).
Wordt op een later moment de deelneming geliquideerd, dan zijn deze (belaste) bedragen dus toch
weer aftrekbaar maar nu als liquidatieverlies.
Par. 6.5 Omzetting afgewaardeerde vorderingen in aandelenkapitaal en aanverwante
rechtsfiguren
De fiscale wetgeving maakt onderscheid tussen vaste inrichting in het buitenland en een deelneming
in het buitenland. Vaste inrichting is namelijk geen zelfstandige juridische entiteit en deelneming
wel. Hierdoor maken winsten en verliezen van een buitenlandse vaste inrichting deel uit van de
wereldwinst van de Nederlandse belastingplichtige moederbedrijf. Een in Nederland gevestigd
lichaam is immers belastingplichtig voor de wereldwinst, waar ook ter wereld behaald. Bij een
buitenlandse deelneming is dit niet het geval en is de deelneming uitsluitend belastingplichtig in haar
land van vestiging en niet (ook) in het (Neder)land van haar moedervennootschap. Deze
belastingheffing over de wereldwinst bij Nederlands moederbedrijf heeft dubbele belastingheffing tot
gevolg, omdat (bron)land van vestiging van vaste inrichting de vaste-inrichtingswinsten ook in de
belastingheffing betrekt. Om dit te voorkomen heeft Nederland belastingverdragen afgesloten met
veel van zijn handelspartners. Is er geen verdrag dan hanteert Nederland een eenzijdige regeling
besluit voorkomende dubbele belasting 2001. Zowel verdragen als het Besluit schrijven in de situatie
van een Nederlands moederbedrijf met buitenlandse vaste inrichting voor dat Nederland vrijstelling
geeft voor de buitenlandse vaste-inrichtingswinsten. Dit gaat volgens het systeem van
objectvrijstelling.
Par. 6.6 Liquidatieverliesregeling
Art. 13 lid 1 vpb: alle voordelen en nadelen blijven buiten de winst van de moedervennootschap. Art.
13d vpb geeft uitzondering op deze hoofdregel: wel van de winst aftrekbaar zijn zogenoemde
liquidatieverliezen = verschil tussen oorspronkelijke deelneming opgeofferde bedrag en uitkering die
door moeder wordt ontvangen bij liquidatie van deelneming. De deelnemingsvrijstelling blijft alleen
buiten toepassing in geval van een liquidatieverlies en niet in geval van een liquidatiewinst (=
belastingvrij).
De liquidatieverliesregeling van art 13d heeft als achtergrond het feit dat door de liquidatie
van de deelneming de bij de deelneming doorgaans aanwezige compensabele verliezen definitief
verloren gaan. De compensabele verliezen worden in aanmerking genomen bij de
aandeelhouder/moeder in de vorm van een liquidatieverlies. Liquidatieverlies = verschil totaal van
liquidatie-uitkeringen en opgeofferd bedrag. De regeling maakt geen onderscheid tussen liquidatie
van binnenlandse en buitenlandse deelnemingen.
Art. 13d lid 1 stelt dat de liquidatie deelneming moet voldoen aan voorwaarden voor de toepassing
van de deelnemingsvrijstelling (art. 13 wet vpb). Er moet wel sprake zijn van een liquidatie in
civielrechtelijke zin. Twee gevallen die toch als liquidatie worden beschouwd:
1. Blijvende beëindiging van de werkzaamheden van dochter wegens politieke omstandigheden.
2. Nationalisatie van de dochter waarbij de moeder alle zeggenschap in de dochter verliest en de
investering geen vruchten meer afwerpt.
Liquidatieverliesregeling art. 13d geldt alleen voor deelneming die kwalificeren voor toepassing
deelnemingsvrijstelling. Niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen dan volgt uit de
deelnemingsverrekening reeds dat dit (afwaarderings)verlies in aftrek kan worden gebracht.
Liquidatieverlies= verschil totaal voor de deelneming opgeofferde bedrag en de liquidatie-
uitkeringen van de deelneming.
, Opgeofferd bedrag: kostprijs van deelneming – eventueel afgeboekt meegekocht dividend + latere
(informele) kapitaalstortingen. Art. 13d kent ook antimisbruikmaatregelen. Art 13d lid 6, 1 e volzin:
waakt tegen binnen concernverband oppompen van het opgeofferde bedrag. Het opgeofferde bedrag
ten tijde van verkrijging niet hoger wordt gesteld dan het opgeofferde bedrag dat gold voor het
(verbonden) concernlichaam waarvan de deelneming werd overgenomen. Opgeofferde bedrag op
verzoek door de belastinginspecteur bij beschikking vastgesteld (art. 13d lid 11 wet vpb). Tegen deze
beschikking kan bezwaar en beroep worden ingesteld. De belastinginspecteur kan deze beschikking
onder voorwaarden binnen 5 jaar herzien.
Liquidatie-uitkeringen moeten in mindering worden gebracht op opgeofferde bedrag. Liquidatie-
uitkering is de waarde van de slotuitkering die aan de moeder als aandeelhouders toekomt,
daaronder begrepen eventuele dividenduitkeringen na het besluit tot ontbinding van de
deelnemingen. Art. 13d lid 3 kent ook weer antimisbruikmaatregelen om te voorkomen dat de
liquidatie-uitkeringen kunstmatig laag worden gehouden en daardoor een te hoog liquidatieverlies
ontstaat. Dit is het geval waarin voorafgaand aan liquidatie van deelneming alle overtollige
winstreserves in deelneming worden uitgekeerd als dividend. Deze dividenduitkering blijft
belastingvrij onder deelnemingsvrijstelling, terwijl liquidatie-uitkering afneemt. Hierdoor moeten de
liquidatie-uitkeringen worden verhoogd met de bedragen die in zicht van liquidatie als dividend zijn
uitgekeerd, de dividendcorrectie verhoogt liquidatie-uitkeringen en verlaagt liquidatieverlies.
Betreft hier:
1. Voordelen uit hoofde van de deelneming die zijn verkregen:
- in het jaar waarin de deelneming haar onderneming (nagenoeg) geheel heeft gestaakt
- in de vijf daaraan voorafgaande jaren
- in de daaropvolgende jaren
2. Voordelen uit hoofde van de deelneming in het zesde tot en met het tiende jaar voorafgaande aan
de staking van de onderneming van de dochter, indien de deelneming over het desbetreffende jaar
een commercieel verlies heeft geleden.
Voorbeeld p. 249.
Tijdstip verliesneming
Het liquidatieverlies kan pas bij de moeder worden verrekend, nadat de vereffening van de
deelneming en daarmee de liquidatie is voltooid (art. 13d lid 10 wet vpb). Dit wordt beoordeeld aan
de hand van civiel- en vennootschapsrechtelijke criteria. Voor situaties waarin de liquidatie buiten
schuld van de moeder onverhoopt lang duurt, is het goedgekeurd dat het liquidatieverlies uiterlijk in
het achtste jaar ten laste van de winst mag worden gebracht, ook als de vereffening van de
deelneming op dat moment nog niet is voltooid. Er staan nog aanvullende voorwaarden in art. 13d lid
10 (zie blz. 250 en 251).
Liquidatie tussenhoudstervennootschap
Uitgangspunt van de liquidatieverliesregeling is dat de ondernemingsactiviteiten die de verliezen
hebben veroorzaakt, daadwerkelijk worden beëindigd en de vennootschap die deze
ondernemingsactiviteiten uitoefende (werkmaatschappij) wordt geliquideerd. Misbruik zou kunnen
door niet de ondernemingsactiviteiten te beëindigen en die vennootschap te liquideren, maar de
tussenhoudster te liquideren die de aandelen houdt in vennootschap die de
ondernemingsactiviteiten uitoefent (werkmaatschappij). De ondernemingsactiviteiten worden dan
voortgezet door het concern en verrekenbare verliezen blijven verrekenbaar. Tegen dit misbruik
waakt art. 13d lid 4 (= anti-misbruikbepaling) en ziet dus op vennootschap die een deelneming zijn
van een moeder en die zelf direct of indirect ook een deelneming hebben gehad, die vervolgens is
vervreemd of als liquidatie-uitkering is uitgekeerd.