Samenvatting Materieel Strafrecht B2B1
Week 1
Materieel strafrecht bepaalt wat strafbaar is.
Er zijn 3 verschillende dimensies wanneer er gesproken wordt over het begrip ‘strafbaar feit’:
• Historisch: strafbare feiten zijn altijd in het verleden begaan
• Wettelijk: het feit is strafbaar gesteld in de wet -> er zijn verschillende soorten delictsomschrijvingen
• Juridisch: de wettelijke omschrijving van het strafbaar feit (de delictsomschrijving) is niet het enige
wat van belang is, wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid horen hier ook bij (zie de vragen van art.
350 Sv)
Om strafbaar feit vast te stellen, moet er eerst aan de volgende cumulatieve voorwaarden zijn voldaan:
• Menselijke gedraging (MG); een gedraging door een natuurlijk persoon of rechtspersoon, gedachten
zijn niet vervolgbaar
• Wettelijke delictsomschrijving (DO); een gedraging is pas strafbaar als dit in de wet terug te vinden is
• Wederrechtelijkheid (W); in de strijd met het recht, als er een grond is die ervoor zorgt dat een
gedraging niet wederrechtelijk is, is dit een rechtvaardigingsgrond.
• Schuld (verwijtbaarheid) (V); had iemand reëel een gedragsalternatief? Van verwijtbaarheid is sprake
als van de dader in redelijkheid kon worden gevergd dat hij zich anders gedroeg dan hij deed. Als
iemand niet verwijtbaar is, dan is dit op basis van schulduitsluitingsgronden.
Bestanddelen zijn onderdelen van de delictsomschrijving.
Een bestanddeel is iets wat in de wettekst staat en moet worden bewezen (volgens vraag 1 art. 350 Sv).
Elementen staan niet in de wet genoemd, als dit wel zo is dan zijn het bestanddelen. Vaak zijn
wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid elementen. Het komt echter ook voor dat wederrechtelijkheid in de
delictsomschrijving staat en dus een bestanddeel is (dit moet dan ook bewezen worden).
Een rechter moet volgens art. 350 Sv materiele vragen beantwoorden om tot een strafrechtelijke uitspraak
te kunnen komen. De volgende vragen zijn in dit artikel te vinden:
Vraag art. 350 Sv -> voorwaarden
1. tenlastelegging bewezen? -> gedraging
2a. Feit kwalificeerbaar? (Is het strafbaar gesteld in de wet?) -> wettelijke delictsomschrijving
2b. Feit ook overigens strafbaar (strafuitsluitingsgronden bv. noodweer) (ook strafbaar in dit specifieke
geval?) -> wederrechtelijkheid
3. verdachte strafbaar? -> verwijtbaarheid
4. straf of maatregel?
De gevolgen van art. 350 Sv staan in art. 352 Sv.
Lid 1 -> alleen vrijspraak wanneer tenlastelegging niet bewezen kan worden.
Lid 2 -> bij negatief antwoord op een van de andere vragen van art. 350 Sv is er sprake van ontslag van alle
rechtsvervolging (er mag dan nog wel een maatregel worden opgelegd, bv. tbs).
Er zijn verschillende soorten delictsomschrijvingen:
• Commissiedelicten vs. Omissiedelicten:
o Commissiedelict: vereist een actieve actie
o Omissiedelict: nalaten te handelen waar dit wel verplicht was
o Tussenvorm: oneigenlijk commissie- of omissiedelict, een als een commissiedelict
omschreven feit wordt vervuld door de facto niet te handelen (nalaten)
• Materieel omschreven delicten vs. Formeel omschreven delicten:
, o Materieel omschreven delict: is gericht op het gevolg van het feit, het gevolg is strafbaar
o Formeel omschreven delict: is gericht op de specifieke omschrijving van de handeling die
strafbaar wordt gesteld. (Een omissiedelict is door zijn aard altijd een formeel omschreven
delict.)
• Krenkingsdelict vs. Gevaarzettingsdelict:
o Krenkingsdelict: verreweg de meeste delicten bestaan uit de daadwerkelijke krenking van
een bepaald rechtsgoed
o Gevaarzettingsdelict: het in gevaar brengen van een rechtsgoed is al voldoende voor een
strafbaarheidsstelling
De omstandigheden waarin het delict wordt beschreven heeft ook invloed:
• Onpersoonlijke omstandigheden: betreffen de gedraging van de dader
• Persoonlijke omstandigheden: betreffen de persoon van de dader
o Inwendige persoonlijke omstandigheden: de bepaalde psychische gesteldheid van de dader
waarin hij de daad onder bepaalde omstandigheden en met bepaalde gevolgen heeft
verricht
o Uitwendige persoonlijke omstandigheden: een bepaalde kwaliteit die dader wel of niet kan
bezitten.
Delicten die een dergelijke kwaliteit vereisen, zijn kwaliteitsdelicten:
§ Expliciete kwaliteitsdelicten: uit de woorden van de delictsomschrijving kan
rechtstreeks worden opgemaakt dat de strafbaarstelling zich alleen richt tot
degenen die de desbetreffende kwaliteit of hoedanigheid bezitten.
§ Impliciete kwaliteitsdelicten: dit zijn delicten die zich ook enkel richten tot personen
met een bepaalde kwaliteit; die vereiste kwaliteit kan echter niet rechtstreeks uit de
wet worden afgeleid, maar wordt bijvoorbeeld afgeleid uit de wetsgeschiedenis
en/of de wetssystematiek.
Gekwalificeerde delicten: delicten met strafverzwarende gevolgen. De strafbaarheid kan worden
opgeschroefd wanneer er (onverhoopt) bepaalde vastgelegde gevolgen intreden naar aanleiding van het
delict. Voor het intreden van deze strafverzwaring, hoeft de dader geen opzet te hebben gehad tot het
intreden van de strafverzwarende gevolg(en).
Rechtsfilosofie:
Rechtsfilosofie gaat voornamelijk over de vragen; waarom straffen we en waarom bestaat het strafrecht?
Er zijn verschillende stromingen, maar voor nu zijn de belangrijkste het retributivisme en het utilitarisme.
Het retributivisme kent 2 soorten:
• Positief: als iemand iets strafbaars doet, MOET je straffen
• Negatief: als iemand iets strafbaars doet, MAG je straffen
Het retributivisme kijkt naar het verleden en straft om te vergelden. Iemand heeft in het verleden iets
gedaan dat de morele balans heeft verstoord en dit moet worden recht gezet met straffen (vergelding). Een
strafbaar feit vereist een actie, maar deze moet wel proportioneel zijn met het strafbaar feit.
Utilitarisme:
Kijkt vooruit en straft voor preventie. Afhankelijk van wat het doel is, wordt de straf bepaald. De straf hoeft
niet proportioneel te zijn.
Mogelijke doelen van straffen:
, • Generale preventie: extreem straffen, maakt niet uit of iemand schuldig is, want het doel is
voorkomen van herhaling door andere mensen
• Speciale preventie: zorgen dat de verdachte niet hetzelfde nog een keer doet
• Rehabilitatie
• Incapacitatie
• Beveiliging
In Nederland is er mengelmoes van het utilitarisme en retributivisme: de verenigingstheorie.
Er zijn er 2, namelijk dat elk van de theorieën als uitgangspunt wordt genomen en dat de andere theorie dit
aanvult.
In Nederland wordt het retributivisme als uitgangspunt genomen en aangevuld door het utilitarisme.
Moral Luck, moreel geluk van Thomas Nigel: verschillende soorten moral luck
• Constitutive luck: in the kind of person you are. Aangeboren dingen (karakter of fysiek), IQ en EQ
• Luck in the way actions and projects turn out: Culpoos gedrag, per ongeluk, onbedoeld. Rijden met
versleten banden gaat bijna altijd goed, totdat iemand hard moet remmen en iemand doodrijdt.
• Luck in one’s historical circumstances. In welke situatie je je bevindt, bepaalt welke afweging je moet
maken (bv. nazi-Duitsland)
• Luck in how one is determined by antecedent circumstances: onze wil wordt gedetermineerd door
andere dingen dan onze eigen vrije wil, bv. thuissituatie
Nigel: morele appreciatie; het is sterk afhankelijk van toeval en wat er daadwerkelijk de verdachte kwalijk
genomen kan worden.
Voor meer duidelijkheid lees de artikelen van de opgegeven literatuur.
Arrest Melk en Water
De veehouder is de verdachte, maar in het hele arrest wordt gesproken over de knecht. De veehouder doet
water bij melk en zegt tegen de knecht dat hij niet mag kijken naar mengproces of het controleren. Het
mengen van water door melk is een overtreding en dus strafbaar. De knecht brengt de aangemengde melk
rond. De veehouder wordt vervolgd voor het doen-plegen van een strafbaar feit: hij laat iemand anders
onbewust een strafbaar feit plegen. De knecht mag niet strafbaar zijn (moet straffeloos zijn) om de
veehouder strafbaar te kunnen verklaren. Dus de feitelijk pleger moet straffeloos zijn voordat de doen-
pleger strafbaar kan zijn
Het gaat hier om een overtreding. Hierin is schuld niet als vereiste opgenomen in de delictsomschrijving -> er
is geen schuldbestanddeel. Dit zijn materieel omschreven delictsomschrijvingen.
Dus doordat er geen schuldbestanddeel in de delictsomschrijving staat, voldoet de knecht aan de
delictsomschrijving en dus is de knecht strafbaar en dus is de veehouder (verdachte) niet strafbaar. -> dit is
de reden dat dit bij de Hoge Raad ligt.
De AG concludeert dat er met een reden geen schuldbestanddeel in de delictsomschrijving staat, omdat het
wetshistorisch dus niet uitmaakt of de feitelijke dader zich bewust was van het plegen van strafbaar feit en
zegt dus dat de Hoge Raad het vonnis van de rechtbank vernietigd moet worden, waardoor hij het dus eens
is met het vonnis van de kantonrechter en dus dat de knecht veroordeeld moet worden en dat de veeboer
(verdachte) moet worden vrijgesproken.
HR: Dit gaat in tegen het beginsel geen straf zonder schuld. Het kan niet zo zijn dat de wetgever heeft gewild
dat iemand strafbaar is voor een feit waar hij geen enkele schuld aan heeft.
Afwezigheid van alle schuld, buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond. -> het gevolg van deze
schulduitsluitingsgrond is vaak ontslag van alle rechtsgevolgen, tenzij schuld een bestanddeel is van de
delictsomschrijving.