Samenvatting Comparative government and politics
Inleiding Politicologie
H1: Regering en politiek
Politiek; proces van onderhandelen en concurreren in maken en uitvoeren van beslissingen,
waarbij gezamenlijk naar verschillende opties en meningen wordt gekeken
1. Collectief (vindt binnen en tussen mensen plaats)
2. Beslissingen maken (over volgende stappen of onenigheid)
3. Beslissingen worden beleid voor een groep (waarbij weerstand mogelijk is)
Aristotle; ‘man is by nature a political animal’ – politiek hoort bij een gemeenschap
Deze definitie is het ideaalbeeld, realistischer gaat het om de competitie om macht en
middelen, waarbij men kijkt naar het opleggen van eigen waarden op anderen en de voordelen
die iemand er zelf uithaalt.
Sociale wetenschap; studie naar maatschappij en interactie tussen mensen
Politieke wetenschap; studie naar regering en politiek, kijkend naar instituties, processen en
politiek gedrag (subcategorie van sociale wetenschappen)
> Leren hoe je voordelen van regering vasthoudt en gevaren minimaliseert
Het lastige aan definities van dit soort termen is dat mensen, maatschappijen en instituties
constant veranderen. Eén wereldlijke definitie is er dus niet.
Subonderdelen politieke wetenschap
1. Vergelijkende politiek; contrasten en overeenkomsten van politieke systemen in beeld
brengen om regering te begrijpen. Geeft beter begrip dan alleen kijken naar ons eigen
politiek systeem, is de kernmethode hiervoor
2. Internationale relaties; binnen en tussen staten
3. Nationale politiek; over individuele staten
4. Politieke filosofie; hoe we denken over regering en politiek
5. Politieke theorie; benaderingen om politieke fenomenen te begrijpen
6. Publiek beleid; positie van regering in reactie op publieke behoeften
Voordelen vergelijkende politiek
1. Beschrijven van politieke systemen, geeft harde feiten (+ hoe en waarom)
2. Geeft context van politieke systemen en diens functies
3. Kunnen vormen van regels
> Sociale wetenschap brengt vooral theorieën en verwachtingen, fysieke wetenschap
brengt wetmatigheden
4. Onszelf en anderen begrijpen
5. Voorspellingen doen; generaliseren helpt bij voorspellen van gedrag en uitkomsten
> Velen denken dat dit niet kan, omdat politiek niet geïsoleerd, statisch en terugkerend
is
6. Betere politieke keuzes maken; we kunnen leren van anderen
Nadelen;
1. Nummers van verschillende landen zijn niet altijd accuraat, compleet of goed te
, vergelijken.
> Komt vooral door verschil in gezondheidszorg systemen, sociale waarden en
politieke systeem.
2. Nummers leggen niet uit waarom
3. Nummers geven geen bredere context
Voorbeeld van politieke regels door vergelijkende politiek
1. Regering krijgt altijd een minderheid van het totaal aantal mensen dat mag stemmen
2. In een democratie worden mensen meestal herkozen, gedeeltelijk door gebruik van
middelen van de staat
3. Een zittende partij (incumbent) krijgt bijna nooit meer dan 60% van de stemmen
4. Een zittende partij verliest meestal steun gaande weg
5. In een democratie is afwisseling van partijen of leiders gangbaar
Regering (government); statische wereld van instituties (politie, leger, bureaucraten en
rechters)
Regeren (governance); proces van collectief keuzes, wetten en politiek maken
> Betrouwbaar, transparant, efficiënt, responsief en inclusief in de ideale wereld
Institutie; organisaties die beslissingen maken mbv regels en procedures, het is een formele
actor binnen een politiek proces
Instituties van regering
1. Executive/uitvoerende macht; regeren, beleid maken, leiderschap en sturing geven
> President, premier, minister, kabinet
2. Legislature/wetgevende macht; voor belangen van het volk, wetvorming en vormen van
regering
> Parlement, congress, nationale assemblees
3. Jurdiciary/rechterlijke macht; interpreteren en behouden van grondwet
> Hoge raad, gerechtshof
4. Ambtenarenapparaat; beleid uitvoeren
> Ministeries
5. Politieke partijen; politieke alternatieven geven, kandidaten leveren, regering en oppositie
vormen
> Conservatieven, liberalen, socialisten etc
Taak van de EU; vormen en overzien van beleid en wetten
Macht
= capaciteit hebben om te regeren, controle kunnen hebben
> Macht tot het behalen van doelen
> Macht om invloed over anderen te hebben (deze vooral)
> Geen macht hebben maakt volger van een leider
Dimensies van macht;
1. Wiens standpunten tot uitingen komen (in het maken van keuzes)
2. Wie bepaalt of voorkeur tot uiting komt, wie kan onderwerpen buiten de politieke agenda
houden (voorkomen van keuzes maken)
,3. Wie vormt voorkeuren of voorkomt de vorming (ideologiën veiligstellen, informatie
manipuleren) = meest efficiënt
Om macht te kunnen meten
Autoriteit (efficiënter dan macht, omdat het erkent wordt)
= recht om te regeren, men erkent accepteert dat iemand dit recht heeft. Betekent niet dat
iedereen het altijd eens is, maar dat ze het accepteren.
Valideren van autoriteit;
1. Door traditie (zo doen we het nu eenmaal)
2. Door charisma (loyaliteit aan leider)
3. Door juridische normen
Veel van wat een leider kan bereiken komt door wat hij kan of wat gedacht wordt dat hij kan.
Politieke typologie
= classificatiesysteem van types van iets
> Politieke wetenschappers zijn het vaak oneens over criteria van typologiën
Eerste classificatie was met twee dimensies van Aristoteles; aantal mensen betrokken
bij regeren en vorm van regeren. Dit bracht 6 type regering.
Andere poging was Spirit of Laws door Charles de Secondat, wat drie types bracht;
1. Republiek; aantal mensen hebben voornaamste macht
2. Monarchie; één persoon heerst met vaste en vastgestelde wetten
3. Despotisch/dictatoriaal; één persoon heerst met eigen prioriteiten en perspectief
Recentere classificatie is Three Worlds systeem;
1. Eerste wereld; rijk, geïndustrialiseerd, democratisch, tegen communisme
2. Tweede wereld; communistisch
3. Derde wereld; arm, minder democratisch, minder ontwikkelt, corrupt
Beste typologieën voor nu;
1. Democratie Index (UK)
2. Freedom in the World Index (US)
Regime; een type politiek (principes, normen, regels etc)
> Democratisch of autoritair
> Vaak onterecht gebruikt als synoniem voor autoritair politiek systeem
Politiek systeem; interacties en instituties die onderdeel zijn van regime
Politieke economie; bestudeert relatie tussen politiek en economie (betere regering is meer
succesvolle economie)
Economische activiteit wordt vooral gemeten door output, wat vooral gemeten wordt door
gross domestic product (GDP). Voor een betere vergelijking wordt GDP/populatie gebruikt.
, Er wordt ook gekeken naar de mate waarin een regering het volk kan voldoen in
basisbehoeften. Over het algemeen gaat dit beter in democratische staten.
Volle democratieën zijn bijv Zweden en Duitsland. Democratieën met tekortkomingen zijn
bijv Amerika en Zuid-Afrika. Hybride systemen zijn bijvoorbeeld Turkije en Nigeria.
Autocratische systemen zijn bijv Rusland en China.
H2: Vergelijkingen maken
Vergelijkende methode; casussen vergelijken voor beter begrijp van kenmerken en het vormen
van hypotheses/theorieën/concepten (meerdere methodes geven flexibiliteit)
1. Kwalitatieve methode
2. Kwantitatieve methode
3. Historische methode
Het doel van vergelijkende politiek is het aanmoedigen van kritisch denken (objectief
bekijken van data om oordeel te vormen). Swanson; ‘denken zonder vergelijken is
ondenkbaar’. Bij vergelijken is onderzoek nodig.
Empirisch perspectief; conclusies baseren op feiten, ervaring of observatie (niet logica of
theorie, meeste soort onderzoek)
> Beschrijvend, vraagt wat gebeurd is en waarom (zonder oordeel)
Normatief perspectief; oordelen of adviseren over wat had moeten gebeuren of zou moeten
gebeuren
> Evaluerend, wat had moeten gebeuren of wat zal moeten gebeuren (om doel te
behalen)
Evolutie
Vergelijkende politiek begon als subcategorie van politieke wetenschap. Attitudes
veranderden na de wereldoorlogen omdat er meer interesse kwam voor begrijpen van
bondgenoten en vijanden.
Gedragsrevolutie; interesse in bestuderen van zowel acties als instituties van de regering
Behaviorisme; focus op mensen ipv instituties, systematisch onderzoeken van gedrag van
individuen binnen politiek onderzoek (wat het een sociale wetenschap maakte)
Huntington is een bekende Amerikaanse politieke wetenschapper, Lijphart is een bekende
Europese (NL)
Grand theory; meerdere theorieën voor het verklaren van brede gebieden van een discipline,
voor vergelijkende politiek (ipv gedetailleerder)
Een probleem van vergelijkende politiek is de lang staande associatie met Westerse ideeën.
Ook is er meer onderzoek naar democratie dan autocratie, en meer naar grotere en oudere
landen dan kleinere en nieuwere landen. Daarbij waren het vooral mannen die dit
onderzochten.
Moderne staat; industriële economie met welvaart, gespecialiseerd werk, sociale mobiliteit en
stedelijke en opgeleide populatie