Samenvatting – Basisboek Literatuur – C. Joosten; C. Peppelenbos; B. Temme. –
Vijfde druk, 2017
Hoofdstuk 1 – De schrijver
1.1 Inspiratie
Volgens Renate Dorrestein (schrijfster) bestaat er geen woord waar schrijvers een
grotere hekel aan hebben dan het woord ‘inspiratie’. De inspiratie is er aan het begin
van een verhaal, maar er moet volgens Dorrestein ook veel inspiratiemomenten zijn
tijdens het schrijven. Ook kleine berichtjes in een krant kunnen leiden tot een
complete roman (Rascha Peper). Zo’n klein berichtje in een krant of tijdschrift kan
dus uitgroeien tot een boek. Je ziet vaker dat een herinnering, een autobiografisch
gegeven of een onnozel feitje de aanleiding kan zijn tot een hel roman.
Het model voor een intrige geeft Rosenboom kort als volgt weer:
fase 1: De hoofdpersoon krijgt een probleem;
fase 2: De hoofdpersoon gaat aan dat probleem iets doen;
fase 3: Al doende, en na aanvankelijk succes, schiet de hoofdpersoon zijn doel
voorbij en ontketent hij krachten die hij niet heeft voorzien en niet meer
beheerst, liefst met zijn eigen ondergang tot gevolg.
1.2 Het ontstaan van een verhaal
Om na te gaan welke keuzes een schrijver allemaal maakt tijdens het schrijven staat
er in de paragraaf een verhaal van L.H. Wiener. Vervolgens worden er vragen
gesteld aan de schrijver over het scheppingsproces.
1.3 Autobiografisch schrijven
Misschien moeten we eerst wat gradaties aanbrengen bij dit genre. Er zijn geen
duidelijke afgebakende grenzen te trekken, maar je kunt wel een lijn trekken van
harde autobiografische werken naar romans met autobiografische elementen.
A. Autobiografische geschriften: dagboeken en brieven
Dagboeken en brieven zijn over het algemeen echt autobiografisch, alhoewel je ook
daar moet oppassen.
B. Autobiografische boeken en romans
Het is duidelijk dat de schrijver het over zichzelf heeft; hij verschuilt zich niet achter
een pseudoniem. Ook bij autobiografische romans moet je oppassen voor het
waarheidsgehalte. Schrijvers fabuleren, schrappen en stileren. Het zou naïef wezen
om alles voor waar aan te nemen.
C. Romans met autobiografische elementen
Bijna alle schrijvers gebruiken wel autobiografische elementen in hun boeken en de
scheidslijn met een autobiografische roman is soms moeilijk te trekken. Zelfs in zo’n
roman met een heftig autobiografische achtergrond zie je dat zo’n gegeven
uiteindelijk ten dienste staat van een literaire constructie. Hoe het ook zij: lezers zijn
vaak op zoek naar het autobiografische gehalte van een boek. Blijkbaar is
authenticiteit bij veel lezers een belangrijk argument om een boek goed te vinden.
, Samenvatting – Basisboek Literatuur – C. Joosten; C. Peppelenbos; B. Temme. –
Vijfde druk, 2017
1.4 Poëtica
De literatuurgeschiedenis is vaak gebaseerd op veranderde poëtica’s. De Vijftigers
zetten zich bijvoorbeeld af tegen hun voorgangers, maar pasten wel in een bepaalde
expressionistische traditie. Voor literatuurwetenschappers is het dan interessant om
die opvattingen van opeenvolgende stromingen met elkaar te vergelijken.
Er worden vier poëtica’s onderscheiden:
Poëtica’s
mimetisch
expressief autonomistisch pragmatisch
Refereert aan
werkelijkheid
schrijver literair werk lezer
, Samenvatting – Basisboek Literatuur – C. Joosten; C. Peppelenbos; B. Temme. –
Vijfde druk, 2017
1. Expressieve poëtica
In het literaire werk komt vooral de uiting van gevoelens en gedachten van de
schrijver aan de orde. De auteur staat centraal. Hier kunnen we vooral denken aan
autobiografische werken of literaire werken waar het (deels) gefictionaliseerde leven
van de auteur centraal staat.
2. Autonomistische poëtica
Verwijst niet direct naar de werkelijkheid, is niet in eerste instantie bedoeld als
expressiemiddel voor de schrijver en wil niet ten dienste staat voor het publiek. Dat
klinkt heel stellig, maar je moet denken aan literair werk dat de nadruk legt op de
vorm, de stijl en de structuur.
3. Mimetische poëtica
In de mimetische poëtica wordt vooral gekeken naar de werkelijkheid waarnaar het
literaire werk verwijst. De visie van de auteur op die werkelijkheid of de beschrijving
van de werkelijkheid is vooral van belang.
4. Pragmatische poëtica
Richt zich voornamelijk op de relatie met het publiek. Dat kan vooral zijn om de lezer
te amuseren, maar ook om het publiek een les te leren. De boeken die meer op het
grote publiek zijn gericht behoren vaak tot deze poëtica.
Nu de broodnodige nuanceringen, want een literatuurwetenschapper zou gruwen van
de manier waarop deze boeken voor de vuist weg zijn ingedeeld. Een schrijver of
een boek is meestal niet in te delen bij slechts één poëtica. Nog afgezien van het feit
dat een schrijver tijdens zijn carrière van opvatting kan veranderen is het meestal zo
dat hij twee (of meer) poëticale zienswijzen in een werk samenbrengt.
In de moderne poëzie vind je zeer vaak verwijzingen over het schrijven. De
onderzoeker is naar dat soort uitspraken op zoek. Maar met alleen inventariseren is
hij er nog niet. Hij moet daarna dit soort uitspraken interpreteren en onderbrengen bij
een van de poëtica’s. Een hulpmiddel daarbij is de informatie die impliciet blijkt uit het
literaire werk. Die informatie kan verkregen worden uit de keuze van een schrijver
voor een onderwerp, maar ook de literaire technieken die hij hanteert. Wanneer een
dichter kiest voor een eindrijm en vaste dichtvormen, zoals bijvoorbeeld het sonnet,
dan zegt dat natuurlijk iets over zijn opvattingen.
Behalve binnen het literaire werk van een auteur kun je poëticale uitspraken ook
daarbuiten vinden. Interviews gaan vaak over de ontstaansgeschiedenis van een
werk. Manifesten, redevoeringen, lezingen, pamfletten, recensies en ook essays
(alhoewel je je kunt afvragen of die niet tot het primaire literaire werk gerekend
moeten worden) kunnen allemaal uitspraken van schrijvers en dichters bevatten die
interessant zijn om hun poëtica te detecteren.
Een onderzoek kan interessant zijn om te zien in hoeverre een schrijver verandert
van opvatting.
, Samenvatting – Basisboek Literatuur – C. Joosten; C. Peppelenbos; B. Temme. –
Vijfde druk, 2017
Hoofdstuk 2 – Genreleer en literatuurgeschiedenis
2.1 Genreleer
Wanneer we over een roman, een gedicht of een toneelstuk praten of schrijven,
proberen we onder andere zo’n tekst onder te brengen bij een bepaald soort
(=genre) literatuur. In de literatuurwetenschap kennen we een heleboel
genreaanduidingen, waarvan hieronder de belangrijkste besproken worden. Je moet
je als lezer goed realiseren dat elke tekst uniek is en dat indelen bij een genre
enigszins grove manier van categoriseren is. Aan de andere kant vergemakkelijkt het
vaak het praten of schrijven over de tekst, omdat elk genre bepaalde kenmerken
heeft en je zodoende kunt onderzoeken in hoeverre een boek deze kenmerken
vertoont.
Binnen de genreleer bestaat een overkoepelende indeling in drie hoofdgenres:
Epiek: alle verhalende teksten;
Lyriek: alle gedichten en liederen/liedjes;
Dramatiek: alle toneelstukken.
Genres binnen de epiek (verhalende teksten)
Allegorie Een tekst waarin personages en handelingen een diepere, symbolische
betekenis hebben. Het beeld waar zij voor staan (vaak iets abstracts), wordt in
de hele tekst volgehouden. De bedoeling is didactisch, soms zelf moralistisch
van aard. De schrijver probeert door de consequent volgehouden beeldspraak
de lezers een (universele) waarheid te leren. De symboliek is meestal niet zo
moeilijk op te sporen, omdat soms in de naamgeving van de personages al
aangegeven wordt war zij voor staan, zogenaamde 'speaking names’.
Arthurroman Middeleeuws verhaal waarin ridders te hoofdrol spelen en ridderlijke waarden
(ridderroman) (als moed, trouw en eer), feodale verhoudingen (leenheer-leenman) en
christelijke waarden (geloof in God) heel belangrijk zijn.
De Arthurroman zijn verhalen rond koning Arthur, zijn vrouw Genovere en de
Ridders van de Ronde Tafel. Belangrijke ridders zijn Lancelot, Walewein en
Keye. De avonturen zijn soms verweven met sprookjesachtige figuren (reuzen,
dwergen, feeën) en magische elementen (een zwevend schaakbord, een
droombed). De structuur van het verhaal is meestal die van de queeste.
Autobiografische De auteur zelf is, meestal onder een gefingeerde naam, de hoofdpersoon en
roman beschrijft (belangrijke periodes uit) zijn/haar eigen leven. Een schrijver kan altijd
fictieve elementen aan het verhaal toevoegen.
Avonturenroman Verzamelnaam voor allerlei soorten romans (bijvoorbeeld ridderroman,
reisverhalen, sommige historische romans, sciencefiction) waarin de actie
belangrijker is dan bijvoorbeeld de ontwikkeling van een karakter. De hoofdfiguur
beleeft avonturen die spanning bij hem en bij de lezer opwekken.
Ballonstrip Een bijzonder vorm van lectuur/literatuur, omdat naast tekst ook beeld een rol
(strip) speelt. De gesproken tekst staat in een ballonnetje dat met een lus uit de mond
van het personage komt. Gedachten staat in een soort wolkje, dat via losse
bolletjes verbonden is met het hoofd van het personage. De ballonstrip biedt de
mogelijkheid om in de typografie van de tekst iets duidelijk te maken
(schreeuwen: grote en/of vette letters, woede: bliksems door de tekst heen).
Door de dialoogvorm heeft dit soort strip iets weg van toneel. Handelingen en
ruimte leid je vooral af uit de tekeningen die je bekijkt.