• Personages
• Gebeurtenissen (initieel/inleiding; actie/midden; finale/slot)
• Tijd en plek
• Thematiek
• Motief (= herhalend patroon)
→ Actantenmodel van Greimas: Voorbeeld:
• Subject (= handelend persoon) Man
• Subject streeft iets na (=object) Stoppen met roken
• Subject krijgt helpers Nicotinepleisters
• Subject krijgt tegenstanders Andere rokers
• Opdrachtgever Huisarts/partner
• Begunstigde (kan subject zijn) Man
Chronologie en tekstualiteit
→ Sujet = een samenvatting in de (tijds)volgorde zoals die in de tekst staat.
→ Fabel = een samenvatting waarbij de lezer de chronologische volgorde reconstrueert. Fabel en
sujet kunnen uiteraard het zelfde zijn.
→ Plot/intrige = de zeer verkorte weergave van het handelingsverloop in het verhaal. Bijvoorbeeld in
een detective: er is een moord gepleegd en de dader wordt uiteindelijk gepakt.
→ Motto = een stuk(je) tekst dat vooraf gaat aan de literaire tekst. Meestal staat het op de bladzijde
na het titelblad, soms ook boven een hoofdstuk. Vaak is het een citaat uit een andere tekst dat van
toepassing is op datgene wat daarna verteld wordt.
→ Intertekst= wanneer in een literaire tekst verwezen wordt naar een andere test, film of
muziekstuk.
→ Paratekst = alles wat in een boek zit, dat niet tot het daadwerkelijke verhaal behoort.
Perspectief
→ Verteller ≠ auteur. De auteur is een persoon van vlees en bloed, de verteller bestaat enkel in het
verhaal.
→ De verteller presenteert vanuit een bepaald gezichtspunt de personages en gebeurtenissen. Het
vertelstandpunt heeft grote invloed op hoe een lezer die personages en gebeurtenissen ervaart en
interpreteert.
→ Auctoriale verteller of auctoriale vertelsituatie = staat buiten de verhaalde gebeurtenissen en is
geen deelnemer aan het verhaal. Hij is alwetend: iemand die alles weet, ziet en hoort. De verteller
heeft toegang tot alle hoofden van de personages, maar de personages hebben geen toegang tot de
verteller. De personages hebben geen weet van hem. Hij kan zich manifesteren in een verhaal door
, een oordeel te geven of een commentaar. Soms relativeert of ironiseert hij bepaalde gebeurtenissen,
soms vat hij kort iets samen.
• Expliciet auctoriaal = de verteller spreekt de lezer direct aan. (noemt zichzelf ‘ik’)
• Impliciet auctoriaal = de verteller richt zich niet rechtstreeks tot de lezer, maar
verraadt zijn aanwezigheid door een mening, door commentaar of door meer te
weten dan het personage zelf kan weten. De verteller is geen ‘persoon’ in het
verhaal.
• Vertellerscommentaar/’telling’= een verhaal wordt onderbroken en de verteller komt
expliciet aan het woord.
→ Personale verteller of personale vertelsituatie = het zicht van de lezer blijft beperkt tot wat één
personage denkt, hoort, ziet en voelt. Over de waarnemingen, gedachten en ideeën van andere
personages komt de lezer niets te weten. Er is geen concrete verteller aan te wijzen. Het verhaal
vertelt in principe zichzelf. De personale verteller staat over het algemeen dichter bij de lezer dan de
auctoriale verteller.
• Enkelvoudig personaal = het verhaal wordt vanuit één personage gepresenteerd.
→ Ik-verteller of ik-vertelsituatie = de verteller vertelt door hemzelf beleefde gebeurtenissen in de ik-
vorm. Hij is de verteller en het personage in het verhaal. De ik-verteller staat dichter bij de lezer dan
de personale verteller.
• Vertellend ik = vertelt over de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het
verleden. De positie van de ik-verteller is te vergelijken met de auctoriale verteller:
omdat de gebeurtenissen al achter de rug zijn, kan de verteller commentaar geven
en reflecteren op de belevenissen.
• Belevend ik = de personage in het verhaal die alles (vroeger) heeft meegemaakt.
• Simultaan vertellen = tegelijk vertellen en beleven. Bv. ‘Ik loop naar de deur.’
→ Het soort verteller bepaalt hoe het verhaal verteld wordt en hoe betrouwbaar het verhaal is.
• Misreading = een personage uit het verhaal is onbetrouwbaar in de zin van, er wordt
iets gezegd dat de personage waarschijnlijk verkeerd begrepen/verstaan heeft.
→ Foreshadowing = je krijgt vooraan in het verhaal al aanwijzingen over wat er later gaat gebeuren.
Moeilijke gevallen
→ Meervoudig perspectief = het verhaal wordt afwisselend vanuit verschillende personages
gepresenteerd. Kan zowel in ik-perspectief als ik personaal perspectief en zelfs gemixt voorkomen.
Het heeft als effect dat je door de ogen van verschillende personages naar dezelfde
verhaalgebeurtenissen kunt kijken.
→ We-verteller = de ik-verteller praat in de meervoudsvorm.
→ Jij-perspectief = een variant op het ik-perspectief. Bv. Je loopt door de straat. Je ziet een vogel.
→ Onbetrouwbaar perspectief = vertellers kunnen je iets voorliegen of iets verzwijgen. Ook kunnen
ze een situatie verkeerd begrijpen of op een subjectieve wijze naar een situatie kijken.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper EliseSalemans. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.