Geschiedenis
1.1 Brits kolonialisme in Amerika
- Welke Engelse koloniën ontstonden er in Amerika?
aan het einde van de 16e eeuw gingen de Engelsen de Noord- Amerikaanse oostkust verkennen, om
een mogelijke uitvalsbasis te zoeken. Ze wilden de vijandelijke Spanjaarden bestrijden. 1585- de
Engelsen stichtten hun 1e kolonie in Amerika (North Carolina), ze hielden het hier niet lang vol. In
1607 vestigden ruim 100 kolonisten in de 1 e blijvende Engelse kolonie, Virginia. In 1620 ontstond de
kolonie New England. Hier wilden de 1e kolonisten een samenleving volgens de ideeën van het
Calvinisme stichtten. De Pilgrim fathers was een groep Engelse calvinisten die vonden dat de
kerkhervorming in Engeland niet ver genoeg ging. Zij weken uit naar Holland. Een deel van hun trok in
1620 naar Amerika. Tot 1660 bleven de Engelse koloniën in Amerika geïsoleerde buitenposten. Onder
leiding van Karel de 2e, werd bijna de hele Noord- Amerikaanse oostkust gekoloniseerd. Hij schok
grote stukken Amerikaanse grond aan zijn politieke vrienden, die er weer nieuwe koloniën stichtten,
zo als zijn vriend York deed. Dit werd later New York genoemd. William Penn kreeg in 1681 ook een
stuk land, dat noemde hij Pennsylvania.
Uiteindelijk kwamen er 13 Engelse koloniën tussen Canada en Florida. In 1700 woonden er daar zo’n
250000 Europeanen.
- Welke gevolgen had de komst van de Europeanen voor de Indianen?
Voor de komst van de Engelsen, leefden er minstens 2 miljoen indianen, verdeeld onder een groot
aantal volken. Vaak leefden ze als nomaden, of in kleine dorpjes. De indianen leefden van landbouw,
visserij en de jacht. Hoewel de eerste contacten tussen de Engelsen en de indianen erg soepel en
vriendelijk verliepen, braken er al snel bloedige oorlogen uit tussen indianen en kolonisten. De
kolonisten namen het grond in beslag van de indianen, en dat werd niet geaccepteerd. Er waren vaak
moordpartijen, maar de handel bleef doorgaan. De indianen werden geleidelijk teruggedrongen,
onder andere doordat ze massaal stierven aan ziekten die ze in Amerika niet kenden, maar die de
kolonisten vanuit Europa hadden meegenomen. Daar hadden de indianen geen weerstand tegen.
- Hoe deden de Engelsen mee aan de trans- Atlantische slavenhandel?
In het Caribisch gebied hadden de Engelsen ook koloniën, die nog meer winst op leverden, zoals
Barbados, toen ze daar suiker werd verbouwd. De suikerconsumptie in Europa nam vanaf 1650 zo erg
toe, dat de handel enorm goed liep. Hierdoor koloniseerden de Engelsen ook andere eilanden, zoals
Jamaica in 1655. Het werk was zwaar op de plantages. Daarom stichtten de Engelsen versterkte
factorijen (handelsposten), waar ze van Afrikaanse handelaren slaafgemaakten kochten. Zij waren in
het binnenland tot slaaf gemaakt. Het werk op de plantages in Amerika werd eerst gedaan door
contractarbeiders, maar na verloop van tijd werd dat ook gedaan door slaafgemaakten. Vooral in het
zuiden werkten veel slaafgemaakten, in het noorden waren veel minder slaven.
De Engelsen kochten in Afrika slaven, goud en ivoor, in ruil voor bijvoorbeeld wapens, tabak en
alcohol. De slaven werden onder extreem slechte omstandigheden op volle schepen getransporteerd
naar Amerika. een groot aantal van hen moest hier op de plantages werken.