Operations and Supply Chain Management
F. Robert Jacobs / Richard B. Chase
Chapter 1: Operations and Supply Chain Management
What is operations and supply chain management?
Operations and Supply Chain Management (OSCM): het ontwerp, de operatie en de
verbetering van de systemen die de primaire producten/diensten van een bedrijf creëren en
leveren.
Operations refereren naar de productieprocessen en/of de dienstprocessen die gebruikt
worden om de resources van een bedrijf te transformeren naar een gewenst product voor
klanten.
Supply chain refereert naar de processen die informatie en materiaal overbrengen naar en
van de productieprocessen en/of de dienstprocessen van het bedrijf. Het gaat hierbij ook om
de logistieke processen.
Operations and Supply Chain Processes
Operaties en supply chain processen (een of meer activiteiten die inputs naar outputs
transformeren) kunnen makkelijk gecategoriseerd worden. Verschillende onderdelen van de
supply chain (Figuur 1.2) zijn:
Planning: bestaat uit processen die nodig zijn om strategisch te opereren in een
bestaande supply chain. Het bedrijf moet determineren hoe de bestaande resources
moeten worden ingezet om te voldoen aan de verwachte vraag. Het is belangrijk om
een set ‘metrics’ te ontwikkelen om zo toezicht te houden op de supply chain dat het
efficiënt is en hoge kwaliteit en waarde levert aan klanten.
Sourcing: bevat de selectie van leveranciers die de producten en diensten zullen
leveren die nodig zijn om een product te maken voor een bedrijf. Prijs-, levering- en
betaalprocessen zijn samen nodig met ‘metrics’ om toezicht te houden op de relaties
tussen partners van het bedrijf en deze te verbeteren.
Making: waar het belangrijkste product wordt geproduceerd of de dienst is
aangeboden. Het vereist leerprocessen voor werknemers en het coördineren van
materiaal en andere belangrijke resources. De ‘metrics’ moeten snelheid, kwaliteit en
arbeidsproductiviteit meten.
Delivering: refereert naar het logistieke proces. De carrier moet zorgen dat producten
verdeeld worden onder klanten en warenhuizen, de beweging van goederen en
informatie door het supply netwerk coördineren en scholen, een netwerk van
warenhuizen ontwikkelen en de informatiesystemen runnen met de orders van
klanten en de systemen die de betalingen innen van klanten.
Returning: bevat processen om oude, kapotte en te veel geleverde producten te
ontvangen van de klant en ondersteund klanten die problemen hebben met de
geleverde producten.
1
,Differences between Services and Goods
Vijf verschillen tussen diensten en goederen:
1. Een service is een ontastbaar proces dat niet gewogen of gemeten kan worden,
terwijl een product een tastbare output van een proces is dat fysieke dimensies heeft.
>> Belangrijk voor de concurrentie: op een service kan geen patent zitten.
>> Belangrijk voor consument: een dienst kan niet getest worden voor gebruik.
2. Een service vereist interactie met de klant. Goederen worden afhankelijk van de klant
geproduceerd.
3. Services zijn vaak heterogeen (ze variëren van dag tot dag). Producten zijn vaak
homogeen (vaak gespecificeerd, dus geen variabiliteit.
4. Services zijn bederfelijk en tijdafhankelijk: ze kunnen niet worden opgeslagen. Dit in
tegenstelling tot producten.
5. De specificaties van een service kunnen gedefinieerd en geëvalueerd worden als een
package of features die de vijf zintuigen beïnvloeden. Deze features zijn:
a. Ondersteunen van faciliteit (locatie, decoratie, lay-out etc.)
b. Faciliteren van goederen (variëteit, consistentie, kwantiteit van de fysieke
goederen die samengaan met de dienst)
c. Expliciete diensten (training van het personeel, consistentie van de dienst
prestaties, beschikbaarheid en toegang tot de dienst, de begrijpelijkheid van
de dienst.
d. Impliciete diensten (houding van de bediener, sfeer, wachttijd, status, privacy
en veiligheid, gemak.
The Goods-Services Continuum (Figuur 1.3)
Bijna elk aangeboden product is een combinatie van goederen en diensten. Het continuüm
kijkt naar de belangrijkste focus van het bedrijf en varieert van pure producten tot pure
diensten.
Pure goods: low-margin goederenbedrijven en om te differentiëren, voegen ze vaak wat
diensten toe.
Core goods: er is een significant service-component als een deel van het bedrijf.
Core service: tastbare goederen moeten geïntegreerd worden.
Pure service: de producten die ze gebruiken zijn belangrijk voor hun prestaties.
Product-Service bundling
Product-service bundling refereert naar een bedrijf dat dienst-activiteiten bouwt voor de
aangeboden producten om zo toegevoegde waarde voor de klant te creëren. Dit is niet altijd
de beste strategie: het zorgt voor hogere opbrengsten, maar vaak ook voor lagere winsten
vergeleken met bedrijven die een focus-strategie toepassen (alleen product). Dit komt omdat
een bedrijf vaak niet in staat is opbrengsten of winsten te behalen om de dienst gerelateerde
kosten te dekken.
Efficiency, effectiveness and value
Efficency: iets doen tegen de laagst mogelijke kosten. Het doel van een efficiënt proces is om
een goed of dienst te produceren door een zo laag mogelijke input van resources. Onder
deze resources vallen: materialen, arbeid, instrumenten en faciliteiten.
Effectiveness betekent het juiste doen om de meeste waarde voor de klant te creëren.
Value: de aantrekkelijkheid van een product vergeleken met de prijs = kwaliteit/prijs
2
,How does wall street evaluate efficiency?
Benchmarking: proces waarin een bedrijf de processen van een ander bedrijf bestudeerd om
de best practices te identificeren.
Dit doen ze op Wall Street door middel van management efficiëntie ratio’s.
Verschillende ratio’s:
1. Productiviteit kan gemeten worden door het netto-inkomen per werknemer of de
opbrengsten per werknemer.
Annual credit sales
2. Receivables turnover=
Average accounts receivable
Hieruit blijkt hoe efficiënt een bedrijf is in het verkopen op credit. Een hoger ratio
betekent dat bedrijf opereert op een cash basis of dat de uitbreiding van credit en
verzamelingsmethoden efficiënt zijn, terwijl een lage uitkomst betekent dat de
verzamelingsprocedures langer duren.
Cost of goods sold
3. Inventory turnover=
Averageinventory value
Dit ratio meet het gemiddeld aantal keren dat het inventaris verkocht en vervangen is
gedurende een fiscaal jaar. Wanneer dit ratio laag is, is dat een signaal van
inefficiëntie. Het kan staan voor: lage liquiditeit, mogelijke overbevoorrading en
veroudering, maar ook voor: geplande voorraad door materiaaltekorten of als
anticipatie op snel toenemende prijzen. Een hoog ratio kan staan voor betere
liquiditeit, maar ook voor tekorten of inadequate inventarisniveaus, wat kan leiden
tot verlies.
Revenue(¿ sales)
4. Asset turnover=
Total assets
Dit is de hoeveelheid omzet gegenereerd voor elke dollar ‘waarde’ van de assets. Het
meet hoe efficiënt een bedrijf is om de assets te gebruiken om omzet te genereren.
De prijsstrategie kan ook bepaald worden: bedrijven met lage winstmarges hebben
vaak een hogere asset turnover en andersom.
Historical development of operations and supply chain management (Figuur 1.6)
Eind jaren ’70 en begin jaren ’80 vond de ontwikkeling plaats van het manufacturing strategy
paradigma, welke benadrukt hoe de vermogens van een fabriek strategisch gebruikt konden
worden om voordeel te winnen boven een concurrerend bedrijf.
Vaak: lage kosten, hoge kwaliteit en hoge flexibiliteit.
In de jaren ’80: Just-in-time (JIT) productie: een geïntegreerde set van activiteiten ontwikkeld
om een hoog volume productie te bereiken door het gebruik van minimale inventarissen en
onderdelen die precies op tijd arriveren wanneer zij nodig zijn.
3
, Total quality control (TQC): agressief streven naar het elimineren van oorzaken van
productiefouten. Samen vormen deze twee begrippen lean management.
Midden jaren ’80: kwaliteit en productiviteit van de dienst. McDonald’s: hoe kunnen een
hoog volume gestandaardiseerde diensten geleverd worden?
Eind jaren ’80 en begin jaren ’90: focus op total quality management (TQM): het managen
van de gehele organisatie zodat het uitblinkt op alle dimensies van producten en diensten die
belangrijk zijn voor de klant.
Midden jaren ’90: business process reengineering (BPR): een benadering om
bedrijfsprocessen te verbeteren die leiden tot revolutionaire veranderingen in plaats van
evolutionaire (kleine) veranderingen.
Jaren ’90: Six Sigma: een statistische term om het kwaliteitsdoel te beschrijven met niet
meer dan 3.4 defecten bij elke miljoen eenheden.
Eind jaren ’90: Supply Chain Management: het centrale idee is om een systeem toe te
passen om de stroom van informatie, materialen en diensten van ruwe materialen tot aan de
klant te managen. Trends zoals outsourcing en mass customization (het vermogen om een
uniek product te produceren dat precies voldoet aan de eisen van de klant) dwingen
bedrijven om flexibele manieren te vinden om te voldoen aan de vraag van de klant.
Eind jaren ’90: electronic commerce: het gebruik van het Internet als een essentieel element
van de bedrijfsactiviteit(en).
2000: sustainability: het vermogen om balans te houden in een systeem. Maar ook triple
bottom line werd belangrijk: een bedrijfsstrategie dat sociale, economische en milieu criteria
bevat.
Midden 2010: Business analystics: het gebruik van huidige bedrijfsdata om
bedrijfsproblemen op te lossen door wiskundige analyses toe te passen.
Current issues in Operations and Supply Chain Management
1. Het coördineren van de relatie tussen elkaar ondersteunende, maar afhankelijke
organisaties. Dit is van belang omdat tegenwoordig van alles uitbesteed wordt om de
kosten te minimaliseren. Tegenwoordig gaat het ook om: informatiesystemen,
productontwikkelingen, productontwerpen, ontwikkelingsdiensten en distributie.
2. Optimaliseren van mondiale leveranciers, productie en distributienetwerken.
3. Managen van customer touch points. Doordat bedrijven ernaar streven om super
efficiënt te zijn, besparen ze meestal op ondersteunende staf, helpdesks en kassa’s.
Dit leidt tot frustratie bij de klant. Daar moet een balans in gevonden worden.
4. Verhogen van bewustzijn van OSCM bij het senior management als een significant
competitief wapen. De meeste senior executives komen de organisatie binnen bij de
afdeling: finance, strategie of marketing en nemen OSCM vaak aan zoals het is.
4