Samenvatting Performance management
Week 1: Hoorcollege 1: Business Performance Management &
Human Performance Management. Waar gaat het over?
Het draait om prestaties. Een organisatie kan niet bestaan zonder
prestaties. En die moeten gemeten worden. Denk aan Duncan Laurence.
Zonder zijn winst op het Songfestival waren we Duncan al lang vergeten.
Wat maakte zijn prestatie bijzonder.
Prestaties leveren waardering op. Een mooie prijs voor Duncan Laurence,
onder andere vanwege veel stemmen van het Europese publiek.
Dat lijdt ook weer tot beloning, Duncan wordt misschien wel miljonair..
Dat zijn prestatie en zijn vrolijke uitstraling dat levert hem dan veel geld
op.
Iedereen heeft zijn eigen topprestaties.
Plaatje: iemand die op een been naar beneden skiet. Dus mensen met een
beperking kunnen prima functioneren in voor hen aangepaste
omstandigheden.
Er wordt gestreefd naar prestatie op organisatieniveau.
Wat is nou bepalend voor zo’n performance?
Die zitten aan de buitenkant en aan de binnenkant.
- Interne belanghebbenden: de managers,
de aandeelhouders, de werknemers
- Externe belanghebbenden: toeleveranciers,
maatschappij, overheid, crediteuren, klanten
Verantwoording afleggen over prestaties en daarvoor ingezette
activiteiten aan alle belanghebbenden/stakeholders. Die hebben allemaal
een (mogelijk) verschillend oordeel over prestaties van de organisatie.
Er wordt gekeken naar de bijdragen van afdelingen
Waardeketen Porter bekend van Organisatiekunde.
Organisatie bestaat uit een aantal aspecten. Waarbij het
Uiteindelijk moet leiden tot omzet, dat je iets verkoopt, dus
tot een winstmarge.
- Gele balkjes: structuur van de organisatie is bepalend
over hoe je organisatie en productie inricht. HRM is
daar een van de spelers bij, die zorgen er voor dat je
weet hoe je het proces inricht bijvoorbeeld.
Primaire processen hebben zowel kosten als opbrengsten.
Ondersteunende en managementprocessen worden vooral uitgedrukt in
kosten. Als de opbrengsten van de verschillende activiteiten per saldo
groter zijn dan de kosten, dan maakt de onderneming winst. Alle
afdelingen worden ‘afgerekend’ op hun bijdrage aan het uiteindelijke
(financiële) resultaat.
,Er wordt ook gekeken naar de prestaties van individuele medewerkers
Medewerkers moeten ook presteren natuurlijk.
De meeste bedrijven en instellingen kennen jaarlijkse
beoordelingsgesprekken, waarin medewerkers worden ingeschaald op
basis van hun prestaties en ontwikkeling
binnen de functie. Daar worden ook consequenties aan verbonden,
zowel positief (belonen) als negatief (straffen).
Ook hier is dat de basis voor waardering en beloning (en een motivatie om
te blijven presteren)
Geld is vaak de eerste motivator voor werk, daarna, voor langere termijn,
toch meer de inhoud en collega’s etc.
Presteren en ontwikkeling binnen de functie meestal gerelateerd aan
beloning (salaris en eventuele bonus), maar ook aan beloning in de zin van
ontwikkelings- en loopbaanmogelijkheden.
We spreken wel van ‘the carrot and the stick’ als we het hebben over de
motiverende werking van belonen en straffen. Dit zijn typische HRM
instrumenten.
Leerdoel week 1: In eigen woorden omschrijven wat het begrip
Performancemanagement inhoudt.
Business Performance Management gaat over het sturen van de
organisatie (en daardoor ook de medewerkers), zodat zij haar strategische
ambities kan realiseren met het oog op verbetering van haar resultaten.
- Sturen = nu hebben we vaak een andere manier van leidinggevende
zoals coachen i.p.v. sturen. Hoe doorbreek je het stukje van sturen
en zorg je dat er meer wordt gefaciliteerd.
- Strategische ambitie in de zin van het op langere termijn blijven
bestaan van de organisatie. Dat doe je door resultaten op peil te
houden of te verbeteren
Daarbij wordt vaak gekeken naar:
• (Arbeids)productiviteit (zoveel mogelijk output met zo min
mogelijk input);
verhouding tussen output en input. Je wilt uiteindelijk een positieve
balans. Je wilt dat het meer op levert dan dat het kost.
• Kwaliteit (zowel in producten als processen); hoeveelheid
producten die 1 medewerker maakt op een dag. In een winkel: het
aantal producten dat een vakkenvuller in een bepaalde tijd kan
vullen.
• Flexibiliteit (snel inspelen op veranderingen in markt en
maatschappij); wordt steeds belangrijker. Instaat zijn om nieuwe
wensen van klanten snel te vertalen naar productie. Snel veranderen
als er een nieuwe wet komt.
, • Innovativiteit (nieuwe producten en systemen, inclusief sociale
innovatie); nieuwe diensten ontwikkelen is belangrijk om te blijven
bestaan
Verwante begrippen;
Corporate performance management (CPM):
• Vooral gericht op financiële resultaten, aandeelhouderswaarde
• Het gaat om uitvoering van de strategie, niet om
strategieontwikkeling
• Vanuit strategie worden kritieke succesfactoren (KSF) en kritieke
prestatie-indicatoren (KPI) bepaald, evenals doelen en acties
• Planning en controlcyclus staat centraal (denk aan PDCA)
Strategic performance management:
• Vooral gericht op sturen van motivatie en prestaties in de richting
van doelen
• De basis ligt in strategieontwikkeling: het formuleren van doelen en
plannen
• Ook deze methode maakt gebruik van KSF’s en KPI’s, doelen en
acties.
Prestaties worden gekoppeld aan beloning.
• Aandacht voor zowel prestatiemeting als voor gedrag, motivatie en
ontwikkeling.
BPM (=business performance management) in een turbulente
omgeving (zeker door corona)
Je kunt niet alleen met je talent blijven presteren maar je moet hier
continu mee bezig zijn om te zoeken naar mogelijkheden om jezelf te
verbeteren. Het gaat niet alleen om presteren maar je wilt ook graag dat
de maatschappij positief naar jou kijkt.
• Voortdurende innovaties
• Overheidsingrijpen
• Globalisering
• Hyperconcurrentie (bv webwinkels nemen het over)
• Maatschappelijk verantwoord ondernemen
• Duurzaamheid
• Stakeholder-benadering
Er wordt steeds vaker gekozen voor een stakeholder benadering, zo
kunnen alle partijen iets zeggen, niet alleen de klant of aandeelhouders
maar bijvoorbeeld ook omwonende.
Uitdaging voor het management
, Managers zijn verantwoordelijk voor het sturen van prestaties van
werknemers.
Het management wordt afgerekend op de performance van de organisatie
en stuurt op het bereiken van de gewenste resultaten. Sturen ze aan door
het inzetten van personeel, personeel met de juiste kwalificaties. Maar ook
met het meten van de performance van ieder personeelslid.
• Enerzijds gebaseerd op systemen en procedures, anderzijds op het
realiseren van de juiste mind-set bij medewerkers.
• We kunnen alleen prestaties uit het verleden meten. Het is sowieso
al moeilijk om prestaties te meten zoals motivatie,
klanttevredenheid of de samenwerking. Toch wil je daarop kunnen
sturen, deze managers moeten continu presteren tussen
verschillende doelen. Grote kwaliteit leveren en mag weinig kosten,
zijn 2 doelen die je beide wilt nastreven
• Het is lastig om goede maatstaven te bepalen.
• Het is vaak een kwestie van balanceren tussen meerdere doelen.
Het heel hard aansturen is het tegengestelde van het coachen van
werknemers (wat heb je nodig) hard en zacht.
Combinatie van hard (systemen en procedures) en zacht (gedrag, mind-
set). Sturen en coachen.
Hoe kun je goed meten of iemand zijn best doet?
Een zo hoog mogelijke efficiency (zo weinig mogelijk kosten) is moeilijk te
combineren met goede kwaliteit. Dat zien we bijvoorbeeld in de zorg.
Prestatiemanagement in de publieke sector
Ook overheidsinstanties zijn gericht op het leveren van optimale service
tegen zo laag mogelijke kosten.
• Kwaliteit van overheidsprestaties is lastig te meten, wordt door
meerdere partijen verschillend beoordeeld. Denk aan GGD i.r.t.
Corona. Denk aan de kinderopvangtoeslagen (affaire)…
• Prestaties worden beïnvloed door politieke besluitvorming.
• Veel aandacht voor performance management in de zorg:
verschuiving van procesgerichtheid naar resultaatgerichtheid,
van output naar outcome (uitkomst). Meer vanuit klantperspectief
Managementsystemen voor business performance
1. European Foundation for Quality Management
(Instituut Nederlandse Kwaliteit) (INK)
2. Balanced Scorecard
Belangrijke overeenkomst tussen deze modellen is dat ze de aandacht
richten op de prestaties die voor de organisatie van belang zijn (vanuit
verschillende stakeholders) en dat ze het verband leggen tussen het
stellen van doelen en de uitvoering (strategie-ontwikkeling en strategie-
implementatie). De basis wordt telkens gevormd door de PDCA-cyclus.