SAMENVATTING BEHANDELING 4.2C
INHOUD
Interventie, preventie, ondersteunen en effectiviteit.................................................................................................... 2
Algemeen .................................................................................................................................................................................. 2
NJI. (2017). Soorten effectonderzoek ........................................................................................................................................... 3
Delsing & Van Yperen. (2017). Wat werkt voor wie? De kracht van N=1 onderzoek (H. 15, pp. 331-356) ........................................... 4
Tuenter, Van den Berg & Bastiaanssen. (2021). Effecten van preventie in het jeugdveld ................................................................. 7
Lee & Hunsley. (2015). Evidence-based Practice: Separating science from pseudoscience................................................................ 9
Juffer, Femmie, Bakermans-Kranenburg, Van IJzendoorn & Martinus (2017). Pairing attachment theory and social theory in video-
feedback intervention to promote positive parenting ................................................................................................................. 10
Huber, McMahon & Sweller. (2015). Efficacy of the 20 week Circle of Security intervention: Changes in caregiver reflective
functioning, representations and child attachment in Australian clinical sample........................................................................... 11
NJI – Beter bij de les ................................................................................................................................................................. 12
Ethisch professioneel handelen ................................................................................................................................. 13
NVO Beroepscode (2021) .......................................................................................................................................................... 13
Van Houten et al. (1988) The right to effective behavioral treatment........................................................................................... 14
Hosseini (2022) Ethical considerations in interventional studies: a systematic review ethics and interventional study..................... 16
Ondersteuning van mensen met een verstandelijke beperking .................................................................................... 17
Hoorcollege verstandelijke beperking........................................................................................................................................ 17
Shree & Shukla (2016) – Intellectual Disability: definition, classification, causes and characteristics ............................................... 19
De Wit, Moonen & Douma (2023) – effectieve interventies LVB .................................................................................................. 20
Min. VWS (2019) Factsheet ‘onvrijwillige zorg in de wet zorg en dwang’ ...................................................................................... 20
Schuurman (2017) – De toepassing van laccs in de zorg en ondersteuning aan mensen met ernstig meervoudige beperkingen........ 21
Tournier et al. (2020) – Developing a logic model for the triple-c intervention: a practice-derived intervention to support people with
intellectual disability and challenging behavior .......................................................................................................................... 22
Ondersteuning bij externaliserende problematiek ...................................................................................................... 25
Richtlijnen Jeugdhulp: Ernstige gedragsproblemen, hoofdstuk 2: Interventies .............................................................................. 25
Foolen et al. (2013). Wat werkt bij gedragsproblemen en gedragsstoornissen? ............................................................................ 28
Friedberg & Thordarson (2017). Cognitive Behavioral Therapy .................................................................................................... 31
Leaf et al. (2017). An Introduction to Applied Behavior Analysis .................................................................................................. 35
Hoorcollege Ondersteuning bij ASS: ABA ................................................................................................................................... 38
Peters-Scheffer (2011). A meta-analytic study on the effectiveness of comprehensive ABA-based early intervention programs for
children with Autism Spectrum Disorders .................................................................................................................................. 39
Ondersteuning bij internaliserende problematiek ...................................................................................................... 41
JGZ (2016). JGZ Richtlijn depressie jeugd .........................................................................................................................................................................................41
NCJ. (2016). Richtlijn angst ..............................................................................................................................................................................................................42
NJI. (2013). Je Bibbers de Baas.........................................................................................................................................................................................................44
NJI. (2015). Denk + Doen = Durven ..................................................................................................................................................................................................45
Van der Zanden, Bolier (2020) Grip op je dip (uitgebreide omschrijving) ..........................................................................................................................................46
Britt Taal et al. (2018). Vrienden (uitgebreide beschrijving) .............................................................................................................................................................47
Jalongo et al. (2022). Animal-Assisted Counseling for Young Children: Evidence Base, Best Practices and Future Prospects ..............................................................49
, INTERVENTIE, PREVENTIE, ONDERSTEUNEN EN EFFECTIVITEIT
Leerdoelen
- Wat is een interventie? Welke soorten van ondersteuning bestaan er (categorieën). Wat zijn de verschillen met behandeling en
ondersteuning, geprotocolleerde en niet-geprotocolleerde interventies?
- Wat is effectonderzoek: welke vormen bestaan er (designs) en wat betekenen de verschillende niveaus van effectiviteit (bijv. Van
Yperen, NJI)?
- Wanneer is een interventie evidence-based en/of effectief en waar kijk je dan naar? Wat is het verschil tussen theoretisch
onderbouwd of empirisch onderbouwd?
- Op wie richt een interventie zich? Wat doet de orthopedagoog als behandelaar? (cognitieve gedragstherapie, van individueel tot
systemisch handelen)?
- Wat is een N=1 studie en waarom zijn deze zo belangrijk? En voor welke doelgroepen? Wat zijn de sterke en minder sterke
kanten van een N=1 studie?
- Wat is preventie? Is preventie effectief? Wat zijn de sterke en minder sterke kanten van preventieonderzoek?
- Met betrekking tot evidence-based practice: wat is science en wat is pseudoscience? Wat kunnen professionals (beter) doen om
wetenschappelijk te ondersteunen?
- Wat tonen de studies van Juffer et al. (2017) en Huber et al. (2015) aan? Evalueer beide studies op sterke en minder sterke
kanten (kijk hiervoor bijv. naar de methode van beide studies).
ALGEMEEN
Belangrijk om te weten voor de toets: theorie achter de interventie
- Belonen gewenst gedrag/negeren ongewenst gedrag = behaviorisme (operante/klassieke conditionering)
- Uitleg aan ouders = cognitieve theorie
- Gedrag voordoen/nadoen, videofeedback = social learning theory/observationeel leren Bandura
Meervoudig risicomodel kan worden gebruikt om een vraag te beantwoorden
Als een artikel onvoldoende informatie biedt over de interventie, dit nalezen op het NJI (beknopt)
Generaties
1e Generatie Gebaseerd op waarneembaar gedrag
- Behaviorisme
- Social Learning Theory
Gedragstherapie = klassieke conditionering (KC)
Gedragsmodificatie = operante conditionering (OC)
Bijv: bekrachtigingsschema’s, extinctie, straffen
2e Generatie Toenemende aandacht voor rol cognitie
- Verbaal en non-verbaal
- Ontstaan van CGT
Bijv: cognitieve herstructurering, zelfinzicht
3e Generatie Toenemende aandacht in CGT voor functies van cognities,
gedrag en context
Bijv: mindfullness, acceptance en commitment therapie
2
, NJI. (2017). SOORTEN EFFECTONDERZOEK
Er zijn verschillende methoden ontwikkeld om het effect van professionele interventies te toetsen.
Niet-experimenteel kwaliteitsonderzoek
- Wat is de kwaliteit van een interventie?
- Geen vergelijking met andere cliënt of controlegroep (= geen interventie)
- Bijvoorbeeld: cliënttevredenheidsonderzoek, doelen evalueren, kwaliteitsstandaarden bepalen, percentage
afhakers bepalen
Niet-experimenteel veranderingsonderzoek
- Meten van kenmerken van cliënten voor en na de interventie
- Verschil tussen voor- en nameting = eerste indicatie van effectiviteit
- Variant: vergelijking met externe normen (normgerelateerd veranderingsonderzoek)
o Bijvoorbeeld: het vergelijken van uitkomsten van een trainingsprogramma met soortgelijke
trainingsprogramma’s die evidence-based zijn
- Laatste jaren steeds vaker onderzoek naar verband tussen uitkomsten in groep en:
o De duur van de interventie
o Het soort activiteiten dat in het kader van de interventie bij iedere cliënt afzonderlijk is uitgevoerd
o Demografische kenmerken van de groepsleden
- Veranderingstheoretisch onderzoek = als een studie bedoeld is om vooraf voorspelde verbanden te toetsen
Casestudies (N=1 onderzoek)
- Toestand van één onderzoeksobject wordt op verschillende momenten beschreven:
o Voor interventie
o Tijdens interventie
o Als veranderingen optreden
- Meerdere metingen
- Weergave verloop van veranderingen
- Variant: herhaalde casestudie = resultaten uit eerdere studie vergelijken met nieuw onderzoeksobject
(Quasi-)experimenteel onderzoek
- Experimenteel onderzoek
o Vergelijking experimentele conditie (interventie) met controleconditie (geen interventie)
o Randomized controlled trial = willekeurige verdeling over experimentele- en controlegroep
- Quasi-experimenteel onderzoek
o Vergelijking van 2 groepen: de ene groep interventie X en de ander interventie Y
o Matched design: via statistisch proces aan elke experimentele casus een zo goed mogelijk gelijkende
controle-casus koppelen
Metastudies
- Alle resultaten van verschillende onderzoeken over hetzelfde onderwerp op een rij zetten
- Vergelijken van overeenkomsten en verschillen
- Factoren onderzoeken die verschillen kunnen verklaren
Goed effectonderzoek heeft 3 kenmerken
1. Hoge interne validiteit (= zo zuiver mogelijk) → randomized controlled trials
2. Hoge externe validiteit of representativiteit (goede afspiegeling praktijk) → casestudies en niet-experimenteel
3. Follow-up
→ het komt zelden voor dat effectstudies aan alle drie de kenmerken voldoen. Goede spreiding van verschillende soorten
studies dus nodig om duidelijk beeld te krijgen.
Databank effectieve jeugdinterventies
- Erkenning door Erkenningscommissie Interventies
3
, - Kwalificaties
o Effectief volgens eerste aanwijzingen
o Effectief volgens goede aanwijzingen
o Effectief volgens sterke aanwijzingen
- Voorwaarde = normregelateerd veranderingsonderzoek, veranderingstheoretisch onderzoek, N=1-onderzoek of
(quasi-)experimenteel onderzoek
DELSING & VAN YPEREN. (2017). WAT WERKT VOOR WIE? DE KRACHT VAN N=1
ONDERZOEK (H. 15, PP. 331-356)
Causaliteitsvraag = kan de verbetering worden toegeschreven aan de interventie?
Randomized controlled trial (RCT)
- Lijkt vaak het meest passend als causaliteit wordt onderzocht
- Nadeel RCT: groepsonderzoek, dus er wordt uit gegaan van gemiddelden van groepen en zegt dus iets over het
gemiddelde effect. Op basis hiervan kan niet worden geconcludeerd of een interventie werkt voor een individuele
cliënt
N=1-onderzoek (= anekdotisch)
- Belangrijk alternatief om causaliteitsvraag voor individuele cliënt te beantwoorden
- Kwalitatief: narratieve casestudy = gedetailleerd verslag
- Hier wordt kwantitatief N=1-onderzoek belicht
Kenmerken kwantitatief N=1-onderzoek
- De individuele casus is de eenheid van interventie en de eenheid van data-analyse. Een casus kan een persoon zijn,
maar ook een instelling, schoolklas, buurt of gemeente.
- De interventie is de onafhankelijke variabel.
- Uitkomsten worden herhaaldelijk gemeten, niet alleen aan het begin en eind, maar een aantal keren voor en
tijdens de interventie → tijdreeks
o Basislijnfase
o Interventiefase
o Folluw-upfase
- De casus vormt zijn eigen controle. Scores voor en tijdens interventie worden vergeleken. Hierdoor kan een
oorzakelijk verband worden vastgesteld.
N=1-onderzoek levert meer informatie op over de mechanismen achter de waargenomen verandering dan groepsonderzoek
→ Werkzame elementen identificeren
Mogelijkheid om interventie tussentijds aan te passen → manipuleren van onafhankelijke variabele en effect observeren
Onderzoeksvragen beantwoorden
- Zorgt interventie B voor een verandering in uitkomst X bij deze cliënt(en)?
- Zorgt het toevoegen van interventie C aan interventie B voor een verdere verandering in uitkomst X?
- Zorgt het stapsgewijs toevoegen van elementen van interventie B voor een cumulatieve toename in uitkomst X?
- Is interventie B effectiever in het verminderen van uitkomst X dan in het verminderen van uitkomst Y?
Pre-post design
- Bij aanvang en afsluiten interventie meting
- Strikt genomen geen N=1-onderzoek, omdat er geen herhaalde metingen zijn
- Wordt toch meegenomen, omdat het in de praktijk veel wordt gebruikt
- ROM-meting (Routine Outcome Monitoring)
- RCI (Reliable Change Index) = verschil begin- en eindmeting
- Nadeel: je weet niet zeker of een waargenomen verandering door de interventie komt
AB-design
4