Boeksamenvatting Jeugdstrafrecht
Hoofdstuk 1 Inleiding..............................................................................................................................2
Hoofdstuk 2 Geschiedenis van het jeugdstrafrecht................................................................................2
Hoofdstuk 3 Grondslagen van jeugdstrafrecht........................................................................................5
Hoofdstuk 4 De samenhang tussen het jeugdstrafrecht en het civiele jeugdrecht.................................8
Hoofdstuk 5 Gezag en minderjarigheid.................................................................................................10
Hoofdstuk 6 Jeugdhulp en jeugdbescherming......................................................................................13
Hoofdstuk 7 Het internationale kader..................................................................................................17
Hoofdstuk 8 Straffen en maatregelen voor jongeren............................................................................21
Hoofdstuk 9 Nadelige gevolgen van een strafrechtelijke veroordeling: VOG en DNA-regelgeving.......26
Hoofdstuk 10 De leeftijdsgrenzen.........................................................................................................28
Hoofdstuk 11 Jongvolwassenen en jeugdstrafrecht..............................................................................29
Hoofdstuk 12 De politie en het Openbaar Ministerie in jeugdstrafzaken.............................................30
Hoofdstuk 13 De rechtspositie van de jeugdige verdachte op ZSM......................................................33
Hoofdstuk 14 Raad voor kinderbescherming, NIFP en jeugdreclassering.............................................34
Hoofdstuk 15 Rechter-commissaris, kinderrechter en meervoudige kamer.........................................36
Hoofdstuk 17 De verdediging van jongeren..........................................................................................40
Hoofdstuk 19 Het verhoor van minderjarige verdachten......................................................................41
1
,Hoofdstuk 1 Inleiding
Van groot belang voor het bestuderen van ons jeugdstrafrecht is de vaststelling dat jeugdcriminaliteit
in ons lans al jaren stabiel was en sinds 2007 zelfs over de gehele linie een markante daling laat zien.
Over het geheel genomen moeten we constateren dat ons land, vanwege een over de gehele linie
sterk toegenomen, opvallende verharding en punitiviteit, waarbij niet alleen meer sancties worden
opgelegd ook naar aanleiding van zeer lichte feiten, maar ook meer nadelige gevolgen aan deze
sanctionering worden verbonden, zijn vooraanstaande positie als garant van het belang van het kind
de afgelopen jaren is kwijtgeraakt.
Hoofdstuk 2 Geschiedenis van het jeugdstrafrecht
Inleiding
19e eeuw: Nederland in verzuiling, dit leidde tot de schoolstrijd: onderwijs aan de overheid of aan de
ouders.
Sociaalliberalisme kwam op: geloof in de maakbaarheid van zowel het individu als de maatschappij.
Meer aandacht voor de gevaarlijke jeugd apart strafrecht voor jeugdigen.
Kinderwetten:
Burgerlijke kinderwet: veranderde de vaderlijke macht in gezamenlijke macht. En verschafte
de staat het recht in te grijpen, bevoegdheid om ouders van hun ouderlijke macht te
ontheffen.
Strafrechtelijke kinderwet: 1901 apart strafrecht voor jeugdigen. Regels zijn grotendeels
gelijk gebleven: achter gesloten deuren, kind verplicht verschijnen, ouders opgeroepen,
inlichtingen over de persoonlijkheid van het kind.
Rechter drie nieuwe straffen tot zijn beschikking:
o Berisping
o Geldboete
o Tuchtschool
o Opvoedingsmaatregel: terbeschikkingstelling: rijks of particulier correctiehuis.
Heropvoeding
Strafrechtelijke kinderwetten door belangstelling in:
Amerikaanse wetten
Internationale Kriminalistische Verenigung
Eiste actieve staatsinterventie in maatschappelijke verhoudingen: Moderne Richting (niet
geheel tegen de klassieke richting).
Klassieke richting:
Terughoudende overheid, rechtszekerheid van het individu en de proportionele vergelding
van misdadig gedrag staan voorop.
Nadruk op persoonlijke schuld, individu is actor die voor eigen daden verantwoordelijk is.
Moderne richting:
Maakbaarheid van maatschappij en individu centraal.
Nadruk op degeneratie en verwaarlozing van de jeugdige.
Niet persoonlijke schuld, maar problemen in het gezin/maatschappij.
2
, Delinquentie is gebrekkig sociaal functioneren, veroorzaakt door biologische en/of
maatschappelijke factoren.
Crimineel gedrag buiten de wil van individu.
Strafrecht is instrument voor maatschappelijke doelen.
Reactie op misdadig gedrag: voorkomen van toekomstig crimineel gedrag.
19e eeuw: wereld van heropvoeding: kinderen in ongunstige omstandigheden en waarmee ouders
zich geen raad wisten, werden uit huis geplaatst: heropvoedingsinstellingen. Zolang mogelijk uit de
bederfelijke omgeving. Stelsel van afslag was er niet.
Niet het delict maar de toekomst van het kind
Kern kinderwetten: rechter moest vergaand kunnen ingrijpen, bij vermoeden dat het kind in de goot
kon belanden. Delict stond niet centraal, maar de toekomst van het kind.
Straf en maatregel bepaald door gewenste effect, niet door diens schuld en verantwoordelijkheid =
oorzaak van het delict was belangrijk, niet het gevolg.
Minister van justitie Cort van der Linden: leeftijdsgrens mag geen rol spelen, wanneer
dwangopvoeding nodig was, werd dit opgelegd. De ondergrens van 10 jaar werd losgelaten.
1900: idee van dwangopvoeding groeide, maar idee over inhoud ontbrak. Rechter besliste en werd
bijgestaan door voogdijverenigingen, die kenden geen professionaliteit.
Rond de eeuwwisseling veel kritiek door invloedrijke verenigingen voor de bescherming van kinderen.
Kritiek op rechtspraak door sociaaldemocraten: rechtspraak van jeugdigen door mensen die geen
pedagogische opleiding hebben gehad.
Behoefte aan specialisme: 1921: wet omtrent de instelling van professionele kinderrechters en
ondertoezichtstelling van minderjarigen.
Kritiek op jeugdinrichtingen: slecht onderwijs, tekort aan liefde, harde aanpak, gebrekkige opvoeding.
Geweld.
Kritiek op tuchtscholen: kinderen waren jong en hoorden daar niet thuis
Gebrek aan professionaliteit. Bewaking door ex-militairen en bewakers.
Geen enkele vorm van rechtspositie of klachtenregeling voor de jeugdigen.
Afzondering: - Regime
- Disciplinaire straf
Cachot (+water en brood), boeien en onthouden voorrechten.
Psychologisering van het criminele kind
1930: tegenbeweging: voor beslissing over mogelijk verblijf in inrichting: rapport over kind door
observatie in observatiehuis.
Vanuit deze professionalisering nieuwe visie op het criminele kind: psychologische visie.
Kinderrechters wezen op de noodlottige gevolgen van ontbreken ondergrens, pleitte voor verbod op
strafrechtelijke vervolging jonge kinderen.
Verdediging ondergrens: beperkt psychologisch inzicht in jeugdigen.
Wens naar fulltime kinderrechters, die kennis hadden van kinderpsychologie.
Gedrag jeugdigen: gebrek aan liefde van de ouders en de omgeving, welke hem tot zijn agressieve
daden bracht.
3
, Andere kijk op ouder-kindrelatie. Eerst quarantaine-benadering, na WOII: het scheiden van ouders
en kind werkt maatschappelijk destructief.
Quarantaine behandeling afgekeurd, relatie met ouders kreeg meer aandacht, moest aan gewerkt
worden.
Nieuwe wetgeving:
Ondergrens van 12 jaar
Invoering kortdurende arreststraf en nieuwe maatregel: plaatsing in inrichting voor
buitengewone behandeling voor gestoorde kinderen.
Kinderrechter kreeg meer bevoegdheden: raadkamer en driehoeksoverleg: kinderrechter,
OvJ en Raad van kinderbescherming.
Einde harde, militaire praktijk, meer nadruk op huiselijkheid. Ruimte voor eigen inbreng en
persoonlijke invulling van de cel.
Opleidingen waardoor meer professionalisering.
Blijvende alarmerende berichten: dagelijks werk nog steeds geheel in het teken van structuur en
routine, nauwelijks differentiatie naar leeftijd. Niet gewerkt vanuit pedagogisch systeem en
behandelplannen.
Kinderrechten
1965: nieuwe beginselenwet voor de jeugdbescherming: nieuw regelgevend kader voor de
tenuitvoerlegging van de jeugdsancties. Regelingen voor de rechtsposities van jeugdigen in
rijksinstellingen. De wet stelde duidelijke richtlijnen voor disciplinair straffen.
Voorstel voor afzonderlijk adolescentenstrafrecht met eigen straffen en maatregelen (18-23/25).
1982: mogelijkheid tot oplegging afzondering verdwijnt.
Er wordt een beklagregeling ingevoerd: elke inrichting heeft een commissie van toezicht.
1989: de wet op de jeugdhulpverlening: klachtrecht voor belanghebbenden voor gedragingen van
uitvoerders van jeugdhulpverlening werkzaak in residentiele voorzieningen (ook betrekking op
particuliere inrichtingen).
Verharding, maar ook nieuwe mogelijkheden
1979: Commissie Anneveldt: advies over de koers van het jeugdstrafrecht.
1. Uniformiteit met het commune strafrecht
- Jeugdstrafrecht moet worden beheerst door dezelfde algemene rechtsregels en
rechtswaarborgen als het strafrecht voor volwassenen. Jongeren zijn op jongere leeftijd
zelfstandiger en mondiger dan voorheen.
- Afschaffing driehoeksoverleg: OvJ moet alleen beslissen, kinderrechter niet langer advies.
- Zaken moesten openbaar worden en verschijningsplicht afgeschaft.
2. Streven naar efficiëntie
- Hoofdstraffen moeten worden beperkt tot geldboetes of jeugddetentie en invoering van
één maatregel = maximaal 2 jaar PIJ
3. Pedagogisch perspectief: geen zwaardere straffen
Belang van onvoltooide psychische en maatschappelijke ontwikkeling, die vraagt om
vooropstellen van speciale preventie: apart adolescenten strafrecht voor 18 tot 21-jarigen.
Er kwamen toch hardere straffen
4