100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting literatuur I. Weijers tentamen A €5,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting literatuur I. Weijers tentamen A

2 beoordelingen
 61 keer bekeken  5 keer verkocht

Hier wordt een uitgebreide samenvatting met de hoofdstukken voor deeltentamen A van het boek van I. Weijers gegeven. Het boek is de 4e druk van Jeugdstrafrecht: In internationaal perspectief. De samenvatting is geschreven in het collegejaar 2021/2021

Voorbeeld 4 van de 82  pagina's

  • Nee
  • H1 t/m h8 h10 h12 h14 h15
  • 1 december 2020
  • 82
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (29)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: info1113 • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: yarabletz • 2 jaar geleden

avatar-seller
brendabaars
Samenvatting Jeugdstrafrecht in internationaal
perspectief

Hoofdstuk 1: Inleiding
Voor groot belang voor de bestudering van ons jeugdstrafrecht is de vaststelling dat de
jeugdcriminaliteit in ons land al jaren stabiel was en sinds 2007 zelf over de hele linie een markante
daling laat zien.


Hoofdstuk 2: Geschiedenis van het jeugdstrafrecht
2.1 Inleiding
De periode rond 1900 was uiterst verwarrend en tegelijk cruciaal voor de wetgeving met betrekking
tot de Nederlandse jeugd. Aan de ene kant was ons land in de ban van de discussie over de verzuiling
(protestants-christelijk, rooms-katholiek, sociaaldemocratisch en liberaal). Aan de andere kant kwam
er tegelijkertijd een nieuwe geest over het land (die wel wordt geassocieerd met sociaalliberalisme)
die tevens het einde van de nachtwakersstaat inluidde. Er ontstond een geloof in de maakbaarheid
van individu en maatschappij, zelfs als beide duidelijke tekenen van degeneratie vertoonden. Dit
geloof manifesteerde zich bij uitstek rond de ‘gevaarlijke jeugd’. In die geest moet de relatief vlotte
totstandkoming van een apart strafrecht voor jeugdigen worden gezien, deze trad 1 december 1905
in werking.

De Kinderwetten:
- Burgerlijke Kinderwet: veranderde de vaderlijke macht in de gezamenlijke macht van beide
ouders over het kind en verschafte de Staat voor het eerst het recht om in te grijpen in de
opvoeding door ouders. De burgerlijke Kinderwet gaf de rechter de bevoegdheid ouders uit
de ouderlijke macht te ontheffen of te ontzetten als het kind zodanig opgroeide dat het met
zedelijke of lichamelijke ondergang werd bedreigd. De overheid zou als een parens patria
(nood-ouder) moeten optreden.
- Strafrechtelijke Kinderwet: Introductie van een apart jeugdstrafrecht, met eigen sancties,
opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. En eigen procedures, opgenomen in het
Wetboek van Strafvordering.
De aparte procedures zijn in hoofdlijnen onveranderd gebleven. De deuren tijdens de zitting
blijven in principe gesloten, het kind is verplicht ter terechtzitting te verschijnen, de ouders
dienen voor de zitting te worden opgeroepen, inlichtingen over de persoonlijkheid van het
kind dient te worden ingewonnen, het kind verschijnt in principe voor één rechter (tenzij het
om zeer ernstige of ingewikkelde zaken gaat) en het kind moet een raadsman toegewezen
krijgen.
Het pakket sancties is wel veranderd. In 1901 kreeg de rechter drie exclusief voor kinderen
bedoelde straffen tot zijn beschikking: berispring, (geringe) geldboete en de tuchtschool.
Daarnaast kon er gebruik gemaakt worden van terbeschikkingstelling.
- De Kinderbeginselenwet: dat de tenuitvoerlegging van maatregelen en sancties van de beide
wetten zou worden afgestemd op de bescherming en heropvoeding van minderjarigen.

Dit hoofdstuk schetst de ontwikkeling van het jeugdstrafrecht in Nederland in 4 fasen:
1. Een zwaar accent op ingrijpen in het gezin in de eerste decennia van de vorige eeuw.
2. Een sterk psychologiserende benadering van het gevaarlijke kind/het kind in gevaar in het
midden van de eeuw.
3. Vanaf het midden van de jaren ’60 een proces van juridisering op gang komt.
4. Sinds eind vorige eeuw is er een tendens tot verharding zichtbaar.

,2.2 Heropvoeding
Internationale Kriminalistische Vereinigung (IKV): verlangde actieve staatsinterventie in de
maatschappelijke verhoudingen en zij beschouwde het strafrecht als ene belangrijk
sturingsinstrument. Haar koers wordt aangeduid als de Moderne Richting in het strafrecht. De
Moderne Richting was de vertolker van het nieuwe geloof in de maakbaarheid van het individu en
maatschappij. Zij zag het strafrecht als instrument voor maatschappelijke doelen. Zij stelde tegenover
het primaat van de rechtszekerheid het belang van maatschappelijke beveiliging. Zij benadrukte dat
de reactie op misdadig gedrag niet zozeer zou moeten vergelden wat was misdaan, maar eerst en
vooral toekomstig crimineel gedrag zou moeten voorkomen.
De Moderne Richting had veel vertrouwen in de nieuwe wetenschappelijke inzichten omtrent de
mens en de samenleving. Men vatte delinquentie op als een symptoom van gebrekkig sociaal
functioneren, veroorzaakt door biologische en/of maatschappelijke factoren, overwegend volgens de
op dat moment in ons land populaire degeneratietheorie van Lombroso. Men had de overtuiging dat
misdadig gedrag in hoge mate werd bepaald buiten de wil van het individu. De Moderne Richting zag
het delinquente kind als een product van erfelijkheid en milieu, samengebald in de begrippen
‘degeneratie’ en ‘verwaarlozing.’
Denken van de Moderne Richting: Men wilde zoveel mogelijk goeds maken van het kind dat blijkbaar
gevaar (liep) naar den kelder te gaan.

De Klassieke Richting ging uit van een terughoudende overheid, geheel passend in het beeld van de
nachtwakersstaat. Voor haar stonden rechtszekerheid voor het individu en proportionele vergelding
van misdadig gedrag voorop. Men was persoonlijk verantwoordelijk en het daarmee verbonden
principe van schuld. De klassieke beginselen zijn:
- Vergelding.
- Proportionaliteit.
- Schuld.

Historisch onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat het streven om kinderen die in bijzonder
ongunstige omstandigheden opgroeiden bij hun ouders weg te halen en hen te heropvoeden, van
oudere datum is en ergens anders vandaan komt. Dit wordt wel aangeduid als het ontstaan van een
‘wereld van de heropvoeding’. Daarmee wordt gedoeld op het feit dat er in de loop van de 19 e eeuw
talloze instellingen waren verrezen voor kinderen met wie de ouders zich geen raad wisten, maar ook
aparte gevangenissen voor jeugdige delinquenten etc. In de praktijk van het inrichtingswerk in de 19 e
eeuw vinden we de vroegste en krachtigste bron van het streven om kinderen die problemen
veroorzaakten of in de problemen te zaten, weg te halen uit het gezin en over te brengen naar een
inrichting voor hun heropvoeding. Eenmaal binnen in een heropvoedingsinstelling hield men de
jongeren meestal tot hun meerderjarigheid vast. Typerend voor de koers ‘weg van het ziekmakende
gezin’ was onder meer het feit dat in de jeugdgevangenis het gebruikelijke stelsel van ‘afslag’
(vermindering van straftijd op basis van goed gedrag) ontbrak. Men zag welbewust af van dit
pedagogische element, omdat men deze kinderen zolang mogelijk wilde weghouden uit het
ouderlijke milieu.

In ons land bleef de reactie op jeugddelinquentie onderdeel van het strafrecht in plaats van
onderdeel te worden van een algemeen jeugdbeschermingsrecht.

2.3 Niet het delict maar de toekomst van het kind
De gemeenschappelijke kern van de Kinderwetten was dat de rechter vergaand moest kunnen
ingrijpen als er een vermoeden was dat een kind in de groot dreigde te belanden. Voor de
strafrechtelijke Kinderwet betekende dit dat niet het delict de leidraad diende te zijn, maar de
toekomst van het kind. Daarom diende het kind aanwezig te zijn op de zitting en diende het kind daar
ook beschermd te worden tegen extra schade die zou kunnen worden toegebracht door publiciteit

,rondom de zaak. Daarom wilde men de ouders op de zitting zien, diende er altijd een raadsman te
worden toegevoegd, en werden maatregelen en straffen onderworpen die uitzicht boden op
verbetering. Vergelding had in die optiek geen plaats, omdat men meende dat dat de kans zou
vergroten op verharding en verergering van de problematiek van het kind. Het ging zozeer om het
delict dat een kind had gepleegd.
Het delict moest volgens Cort van Linden (toenmalige minister van Justitie) worden beschouwd als
aanleiding om in te grijpen: Het strafbare feit is de vieze lucht die verraadt dat er onreinheid is. Ook
de keuze tussen straf en maatregel diende te worden bepaald door de inschatting van het gewenste
effect bij het kind en niet door diens schuld en verantwoordelijkheid: Niet de ernst der vergrijpen zelf
is een criterium tussen straf en opvoeding maar de oorzaak, waaruit zij ontstonden. Een moderne
aanpak bracht in zijn ogen ook mee dat de rechter niet langer gebonden moest zijn aan
leeftijdsgrenzen, dus ook heel jonge kinderen zouden voor de rechter moeten verschijnen. De
ondergrens van 10 jaar werd losgelaten. De rechter moest het kind dat over de schreef ging, weg
kunnen laten halen en het elders opnieuw laten opvoeden. Ingrijpen in het gezin in het belang van
het kind was de gezamenlijke kern van beide Kinderwetten. Op de achtergrond speelde ‘de sociale
kwestie’, met name de constatering van verpaupering van gezinnen in de grote stad, en in reactie
daarop de roep om actief staatsoptreden. Onder de voorstanders van een dergelijke moderne
aanpak van het verwaarloosde kind heerste een ongebreideld geloof in de zegeningen van
dwangopvoeding, maar er een ontbrak een idee wat dat zou moeten inhouden. In feite was er een
verschil van mening en bestond er verwarring over de meest elementaire beginselen van
pedagogische besturing en heropvoeding.

Kritiek
Geheel passend bij het beeld van een groeiende wereld van de heropvoeding werden rond de
eeuwwisseling invloedrijke verenigingen voor de bescherming van het kind opgericht. Er ontstond
een systeem van voogdrijraden en er kwam een eigen forum voor publicaties. Toch klonken er ook
tegendraadse geluiden. De kritiek richtte zich enerzijds op de rechtspraak, anderzijds op de
behandeling in de instellingen:
- De rechterlijke macht bestaat uit personen, die nimmer enige pedagogische opleiding gehad
hebben, terwijl de minister bij het wetsontwerp veel van de rechterlijke macht laat afhangen.
Ook bij de rechtbanken zelf werd de behoefte aan specialisering op dit terrein. Sommige
vormden een vaste ‘kinderkamer’ voor de berechting van minderjarigen.
o 1921: wetsontwerp voor de kinderrechter werd aangenomen.
- Volgens Troelstra (diverse jeugdinrichtingen bezocht) waren de jeugdinrichtingen
tekortgeschoten. Het onderwijs in de instellingen stelde niets voor, er was een volledig
gebrek aan liefde voor het (problematische) kind, de kinderen werden veel te hard en te grof
aangepakt en vaak zelfs geslagen en mishandeld, en de opvoeders, veelal ‘gepasporteerde
militairen’, ontbrak het zelf aan geschikte opvoeding en waren zij dus ongeschikt. De kritiek
hield aan, ook na de invoering van de nieuwe wet in 1905. Er was voortdurend een tekort
aan middelen en aan personeel, waardoor zich geregeld kritieke toestanden voordeden. Van
misstanden kwam echter vrijwel niets naar buiten. Het feit dat al voor de invoering van de
strafrechtelijke Kinderwet op dit werk werd bezuinigd en dat daarmee de kansen op
succesvolle pedagogische interventie werd geminimaliseerd, kreeg geen publiciteit. Uit een
heel andere hoek kwam er kritiek op de tuchtschool. Talloze pupillen hoorden daar helemaal
niet thuis en dat velen te jong waren om bij hun ouders weggehaald te worden en aan het
regime van de tuchtschool onderworpen te worden. Daarnaast kwam de kritiek op het
amateurisme weer naar voren. De hele aanpak draaide te veel om vage intuïties als
persoonlijke tact en inzicht in menselijk karakter.

Voorde Kinderbeginselenwet van 1901 bestond er een praktijk van opsluiting in eenzaamheid voor
kinderen. De invoering van de nieuwe wet in 1901 betekende een bevestiging van deze praktijk.
Afzondering werd mogelijk onder 2 verschillende titels:

, - Als onderdeel van het regime.
- Als disciplinaire straf.
Dit sloot aan op de tweeledige doelstelling van de tuchtschool, die volgens de memorie van
toelichting zowel het karakter van een straf- als dat van een opvoedingsinrichting diende te hebben.

Wat betreft afzondering als disciplinaire straf legde de wet de mogelijkheid vast van ‘opsluiting in een
cachot’. De wettelijke invoering van de cachotstraf zorgde in die zin voor verbetering dat er nu
beperkingen werden gesteld aan de duur en de minimale leeftijd van de minderjarigen. Ook het
cachot zelf werd verbeterd. Overigens had de gestichtsdirecteur in het geval van vergrijpen 4
disciplinaire straffen:
- Sluiten in de boeien.
- Water en brood.
- Onthouding van voorrechten.
- Cachot.

2.4 Psychologisering van het criminele kind
Rond 1930 begon een soort tegenbeweging te ontstaan. Daarbij werd een sleutelrol gespeeld door
een kring die zichzelf beschouwde als ‘gideonsbende’ binnen de Nederlandse kinderbescherming.
Het observatiehuis van de Amsterdamse Vereniging Hulp voor Onbehuisden vormden hun trefpunt.
Voordat een beslissing over een mogelijk verblijf in een inrichting kon worden genomen, diende een
rapport over het kind te worden gemaakt, waarbij het kind enige tijd werd geobserveerd en
meermalen gesproken in een zogeheten ‘observatiehuis’. De observatie, bij koninklijk besluit in juni
1950 ingesteld, introduceerde de nieuwe professionals, sociale wetenschappers en artsen op dit
terrein.
Het was vooral vanuit deze hoek, vanuit de professionalisering van de observatie, dat een nieuwe
visie op het criminele kind op gang kwam. Sinds de jaren ’30 begon de wereld van de
kinderbescherming geleidelijk aan vertrouwd te raken met een psychologiserende visie op de
jongere die met politie en justitie in aanraking was gekomen.
- De Bie en van Bemmelen behoorden tot de eersten die wezen op de noodlottige gevolgen
van het ontbreken van een ondergrens in het jeugdstrafrecht en die pleitten voor een verbod
van strafrechtelijke vervolging van jonge kinderen. Zij stelden de grens bij 16 jaar. De
ondergrens werd verdedigd met een beroep op het beperkte psychologisch inzicht van
jeugdigen.
- In dezelfde lijn lag de wens om over het hele land een aantal toegewijde fulltime
kinderrechters aan te stellen, rechters van wie verwacht werd dat ze behalve bijzondere
belangstelling voor het kinderrecht ook kennis verwierven van de kinderpsychologie.
Overwater noemde de aanpak door de overheid een fiasco. Er werden volgens hem
personen benoemd die geen flauw begrip hadden van hun werk en die zelfs de belangstelling
en de ambitie misten zich dit begrip en de nodige kennis eigen te maken. Er werd dringend
behoefte gevoeld aan specialisering van de kinderrechter, waarbij psychologisch inzicht een
sleutelrol werd toegedacht. Het kind was in de opvatting van Van Bemmelen ‘niet in de
eerste plaats zelf schuldig’. Het was primair ‘het gebrek aan liefde van de ouders en de
omgeving, welke hem tot zijn agressieve daden bracht’.

De psychologiserende blik op het criminele kind leidde tot een andere perceptie van de relatie tussen
ouders en kind. In de aanvankelijke quarantaine-benadering stond voorop dat het kind diende te
worden weggehaald uit zijn verderfelijke omgeving. Dat grondidee werd na de Tweede Wereldoorlog
in toenemende mate gerelativeerd. Kinderrechtspraak die ouders en kinderen niet als één geheel
zag, zei Overwater, werkte ‘zedelijk en maatschappelijk destructief’ en deed op den duur meer
kwaad dan goed. Dit betekende een principiële breuk met de geest van 1901.

1951: commissie-Overwater: moest advies uitbrengen over de richting van het kinderstrafrecht.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper brendabaars. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 78252 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49  5x  verkocht
  • (2)
  Kopen