Samenvatting Theoretische Criminologie
Week 1
Wat is criminologie?
Criminologie als wetenschap van regelovertreding/criminaliteit
o Aard (verschillende soorten criminele activiteiten)
o Omvang (statistieken over criminaliteit)
o Profielen van daders en slachtoffers
o Oorzaken van criminaliteit
o Reacties
Victimologie = De studie van fysieke, emotionele en financiële schade door criminaliteit
Multidisciplinariteit (criminologie gebruikt inzichten van andere wetenschappen)
Objectwetenschap (object = criminaliteit)
De definitie van criminaliteit hangt af van de context (verandert door tijd en ruimte heen)
Legale definitie = Criminaliteit is dat wat is strafbaar gesteld in de wet
Te limitatief, houdt geen rekening met wat onder bestuursrecht valt
Negeert culturele en historische context
Hagan’s pyramide:
1. Mate van consensus = Mate waarin mensen
accepteren dat iets goed of slecht/strafbaar
is
2. Mate van sociale reactie op deviantie =
Mate waarin een gedraging wordt gestraft
3. Ernst van de schade = Mate waarin een
gedraging schade oplevert voor anderen
Kritiek: Niet iedereen weet dat ze slachtoffer zijn –
Aantal slachtoffers wordt niet meegenomen – Ernst
van een gedraging bepaalt niet altijd hoe erop
wordt gereageerd
Prisma:
Zichtbaarheid
Aantal slachtoffers
Verwachte sociale reactie
Bovenaan: Terrorisme, moord, diefstal
→ Mala in se = Het zijn slechte
gedragingen
Midden: Dronkenschap
Onderaan: Prostitutie,
witteboordencriminaliteit, seksisme
→ Mala prohibita = Aangewezen als slecht
Crime of the powerless = Criminaliteit gepleegd door mensen die eerder worden opgepakt
en veroordeeld vanwege hun economische en politieke positie
Crime of the powerful = Criminaliteit gepleegd door mensen met een sterke economische en
politieke positie in de samenleving en hierdoor het strafrecht kunnen vermijden
→ Witteboordencriminaliteit
Waarom theoretische criminologie?
Zonder theorie geen wetenschap: Theorie gebruik je als kader van onderzoek
, Kennisopbouw via
o Theoretische noties en concepten
o Falsificatie (en -tijdelijke- verificatie) via empirie
Theoretische vernieuwing:
Criminologie = jonge wetenschap
Ontwikkelingen onder invloed van
o Wetenschapsinterne factoren = Gebeurt binnen de wetenschap zoals nieuw
onderzoek
o Wetenschapsexterne factoren = Gebeurt buiten de wetenschap zoals veranderingen
in de maatschappij
Herhaling:
Paradigma = Algemene wijze van kijken naar de wereld, dat impliceert wat je kan zien, doen
en theoretiseren
→ Volgen elkaar op, overkoepelend
o Klassieke paradigma
De mens is een rationeel wezen
Kosten-batenafweging
Genotsmaximalisatie
Kijken naar effectieve manier van strafrecht, niet een verklaring van
criminaliteit
o Positivistische paradigma
Meten is weten (kwantitatief onderzoek)
Empirisch gericht
Biologisch determinisme (Lombroso)
o Interpretatieve paradigma
Nadruk op interpretatie
De wereld is heel complex en steeds in beweging
Kwalitatief onderzoek
Werkelijkheid wordt niet verklaard door algemene wetten maar door
interpretaties
o Kritische paradigma
De wereld is ongelijk, de machtshebbers bepalen hoe de wereld in elkaar zit
Activistisch, actief veranderen
Theoretische benadering/perspectief =
o Fundamenteel beeld van de samenleving
o Verzameling die gebaseerd is op een paradigma
o Richtsnoer voor theorie en onderzoek
→ Daarbinnen: Allemaal theorieën
Theorie =
o Consistent stelsel van (gegeneraliseerde) uitspraken die met elkaar samenhangen
o Verklaart sociale werkelijkheid
o Toetsbaar d.m.v. onderzoek
Concept = Niet/minder uitgewerkte theorie (kan onderdeel zijn van theorie of juist breder)
Paradigma → Perspectief → Theorie
Etiologie = “Oorzakenleer” (causaliteit)
o ≠ correlatie
o Heel moeilijk aan te tonen in sociale wetenschap
Verklaringsniveaus:
, Macro = Focus op samenleving als geheel, totaalbeeld van sociale structuren in de
samenleving
Meso = Focus op ‘middelgrote’ analyse-eenheden, groepen
Micro = Focus op individuen, interacties
Maatschappijbeelden:
Consensus = Gaat ervan uit dat de samenleving het met elkaar eens is over de definitie van
goed en slecht/criminaliteit (gedeelde moraal) → Sociaal moraal
o Kritiek: Wiens zijn moraal is het belangrijkst? – Hangt af van de sociale en historische
context en de mogelijkheid – Wat wordt gedefinieerd als criminaliteit kan afhangen
van macht
Conflict = Er zijn verschillende groepen in de samenleving die constant in conflict zijn, elk met
een andere definitie van criminaliteit
o Tussen culturen:
Primary conflict = Iemand leeft in een andere cultuur dan waar hij in is
opgegroeid
Secondary conflict = Groepen leven in hetzelfde gebied, maar hebben hun
eigen systeem van waarden
o Tussen klassen: De definitie van criminaliteit wordt bepaald door de machtigen en
benadeeld de andere groepen (klassensysteem in een kapitalistische samenleving)
→ Kritische criminologie
Interactie = Samenleving is opgebouwd uit interacties, definitie van criminaliteit staat dus
niet vast en is voor iedereen anders
Mensbeelden:
Rationele actor = Mensen zijn rationele wezens die in vrijheid afgewogen keuzes maken
(klassieke paradigma)
Gedetermineerde actor = Mensen worden gedwongen tot hun acties (positivistische
paradigma)
De actor als slachtoffer (victimised actor) = Mensen zijn slachtoffer van een oneerlijke
systeem (politieke ondertoon) (kritische paradigma)
‘Pre-criminologie’:
Klassieke criminologie
o ≠ etiologie (gaat niet om de oorzaken van criminaliteit)
o Gericht op strafrechtshervorming
o Sociale context
Reactie op onderdrukking en absolute macht vorst
Opkomst Verlichting (17e en 19e eeuw)
Vroege industrialisatie
Opkomst Burgerij
Kern ideeën:
o Ieder persoon heeft universele/gelijke rechten
o Rationele mens, calculerende dader
o Strafrecht moet rechtvaardig, eerlijk, onafhankelijk en voorspelbaar zijn
o Humaniseren strafrecht (niet buitenproportioneel)
Invloed utilitarisme = Grootst mogelijk geluk voor grootst mogelijk aantal mensen
Cesare Beccaria (1738-1794):
o Lombardije (Italië), aristocrat
o Invloed van Hobbes, Locke, Rousseau, Hume, Diderot, Montesquieu
o 1764: ‘Over misdaden en straffen’
Anonieme uitgave
, Verboden door Paus en vorsten
o Denken gericht op hervorming → Mensen worden niet geboren met een sociale
status, maar zijn allemaal vrije, gelijke en rationele individuen
o Combinatie sociaal contractsdenken, utilitarisme en natuurlijke rechten
Sociaal contract = Mensen leveren een deel van hun vrijheid in voor vrede en
veiligheid door de staat
Individuele soevereiniteit = Individuele rechten staan boven de belangen van
de staat (wetgevers moesten het volk representeren)
Criminaliteit is geen misdrijf tegen andere mensen, maar tegen de
samenleving zelf en is dus het breken van het sociale contract
Mensen veroordelen zonder rekening te houden met status, welvaart of
macht, met rechtsbijstand en een onafhankelijke jury
o Hedonisme (gedreven door zoektocht naar plezier en vervulling) en rationaliteit
(kosten-batenafweging)
o Straffen moesten proportioneel zijn aan de schade
o Speciale preventie, niet generale preventie (onnodig)
o Straf moet voldoen aan drie voorwaarden (voor afschrikking):
Zekerheid = Weten dat straf zal volgen
Snelheid = Onmiddellijk straffen
Strengheid = Kosten moeten groter zijn dan de baten (wel proportioneel)
Jeremy Bentham (1748-1832)
o London (Engeland), rijke komaf
o Op 12-jarige leeftijd rechtenstudie afgerond in Oxford
o Auto-icoon
o Liberaal utilitarisme (rationele actor, kosten-batenafweging) en hedonisme (genot is
het hoogste levensdoel)
Pain-pleasure principle = Menselijk gedrag is gericht op zoveel mogelijk
genot en zo min mogelijk pijn
o Recht is middel in creatie ‘goede samenleving’ (anders dan Beccaria)
o Straf is een kwaad dus nutsvereiste = Straffen is alleen gerechtvaardigd als het een
groter kwaad tegengaat
o Zekerheid in plaats van rechtvaardigheid
o Met straf kosten-batenafweging beïnvloeden
Maar: zwaardere straf mogelijk bij recidive
Straffen op basis van de ernst van de feiten (proportioneel) + verschillende
soorten straffen voor verschillende misdaden
o Panopticon
Verschil Beccaria & Bentham:
Beide waren tegen de doodstraf
Bentham vond dat mensen die recidiveren een hogere straf mochten krijgen
Kritiek:
Niet iedereen is gelijk op basis van leeftijd, geslacht etc.
Niet iedereen kan rationeel denken
Hoe kan je mensen gelijk straffen als er een verschil is in welvaart?
Waarom begaan sommige mensen meer daden dan anderen als ze beschikken over hetzelfde
rationele denken?
Samengevat:
Maatschappijbeeld: Consensus
o Sociaal contractsdenken
o Eens dat de samenleving er op een bepaalde manier uit moet zien