Methodologie van sociaalwetenschappelijk onderzoek
Blok 1.
- Uitgangspunten en ontwerpen van onderzoek.
- Twee onderzoeksstrategieën: kwalitatief en kwantitatief.
- Stappen in het onderzoeksproces: de empirische cyclus.
- Onderzoeksdesign: experimenteel, cross-sectioneel, longitudinaal, case study, vergelijkend
design.
- Ethiek.
Blok 2.
Kwantitatieve onderzoeksmethoden (dataverzameling)
Blok 3.
Kwalitatieve onderzoeksmethoden
Blok 4.
Het combineren van kwantitatief en kwalitatief onderzoek (mixed methods)
H1.
Wat is wetenschappelijk onderzoek?
- Systematisch (vs. intuïtief) = bewuste planning
- Transparant (vs. ondoorzichtig) = uitleg hoe je tot je kennis bent gekomen
- Empirisch bewijs (vs. speculatie)
“Attention to these steps is what distinguishes academic social research from other kinds of
social research”
De stappen in het onderzoeksproces:
1) Onderzoeksvraag
2) Literatuur bestuderen
3) Concepten en theorie
4) Selectie van onderzoekseenheden
5) Dataverzameling
6) Data-analyse
7) Rapportage
Onderzoeksvraag Literature review & theorie Ontwerp onderzoek Data verzameling
Data analyse Evaluatie en rapportage
“Focus question”
1: Onderzoeksvraag
- Aanleiding en relevantie
- Type vragen:
Exploratory study (verkennend): Verkenning van verschijnsel Y (welke soorten)
Descriptive study (beschrijvend): Een beschrijving geven van Y (hoe groot)
Explanatory study (verklarend): In hoeverre kan Y verklaard worden door X (waarom)
Evaluative study (evaluatie): In hoeverre heeft een interventie om Y te beïnvloeden, effect?
,Voorspelling: Hoe zal Y in de toekomst zijn?
Ontwikkel good practice: Hoe kunnen we Y verbeteren?
Empowerment: Hoe kunnen onderzochte mensen hun eigen welzijn (Y) verbeteren
Vergelijking: Verschil a en b wat betreft Y
- Heeft een invloed op alle overige fasen van het onderzoeksproces (welk literatuur je gaat
bestuderen, onderzoeksdesign, welke analyses etc.)
“very open-ended research is risky ... unless your supervisor advises you to the contrary, I
would definitely formulate some research questions, even if they turn out to be somewhat
less specific"
Onderzoeksvraag Literature review & theorie Ontwerp onderzoek Data verzameling
Data analyse Evaluatie en rapportage
Stappen in het onderzoeksproces: Rol van theorie
1. Het bereik van een theorie (Wat voor theorie?)
Empirical generalization : een geïsoleerde propositie die een geobserveerde samenhang
tussen twee of meer verschijnselen
samenvat Gedetailleerd:
Opleidingsniveau is gerelateerd aan
stemgedrag
Middle-range theories: Merton Iets
breder: Sociale achtergrond is gerelateerd
aan stemgedrag
Grand theories: algemeen, abstract
theoretisch framework Heel breed: Al je
sociale kenmerken zijn gerelateerd aan
stemgedrag
2. Richting van theorie-ontwikkeling
Deductie: van theorie naar concrete hypothese
Inductie: van specifieke observatie naar theorie eindpunt is beginpunt van deductie
Deductie: gebaseerd op logische afleiding
U1. Alle mensen zijn sterfelijk
U2. Socratis is een mens
,conclusie: socrates is sterfelijk
Inductie:
O1. Alle zwanen die ik eergister zag, waren wit
O2. Alle zwanen die ik gisteren zag, waren wit
conclusie: alle zwanen zijn wit = begin van deductie
Je gaat patroon zien
Iteratieve strategie: weaving back and forth between data and theory.
Iteratie = herhaling Na de fase van theoretische reflectie over de gegevens (hypothese)
gaat de onderzoeker meer gegevens verzamelen om de theorie aan te scherpen.
- Komt vooral voor bij de Grounded Theory (h23), je begint bij deze benadering bij figuur bij
observaties en gaat dan het rondje af.
Intermezzo: het inductie probleem (inductie bevat geen logische zekerheid)
De redenatie van een kalkoen:
O1. Op dag 1 krijg ik eten
O2. Op dag 2 krijg ik ietsje meer eten
O3. Op dag 3 krijg ik nog ietsje meer eten etc. etc.
Grounded theory : het leven wordt alleen maar beter!
The messiness of social research:
Wat je in een onderzoek leest: Reconstructed logic (navolgbare logica): een duidelijke stap-
voor-stap procedure
vs.
Logic in practice (logica vd. Praktijk): rommeliger, verschilt per project, minder regels.
daarom, need for flexibility and need for perseverance (doorzettingsvermogen)
Hoorcollege 2
Er zijn twee filosofische uitgangspunten:
Ontologie (zijnsleer): Wat is de fundamentele werkelijkheid? Hoe ziet de sociale
werkelijkheid in elkaar? Wat zijn de eigenschappen van ‘het zijn’?
Antwoorden:
Objectivisme: Het standpunt dat er een wereld/werkelijkheid bestaat, die onafhankelijk is
van het menselijk bewustzijn. (De stoelen zijn rood)
Constructivisme: Het standpunt dat er geen wereld/werkelijkheid bestaat die onafhankelijk is
van menselijk bewustzijn. De werkelijkheid is een subjectief bouwsel dat door individuen of
groepen mensen (subjecten) wordt gevormd.
! Bij vage concepten (nationale identiteit) is er meer sprake van constructivisme, je hebt daar
vaak menselijk bewustzijn voor nodig = als iedereen het lokaal verlaat is er geen sprake meer
van nationale identiteit.
Epistemologie (kennisleer): Hoe kunnen we de wereld om ons heen kennen? Hoe komen
we aan kennis over deze sociale wereld? Wat kunnen wij weten? Wat is goed en wat niet?
Antwoorden:
, Karl Popper: Sluit zich aan bij het objectivisme: Theorieën zijn met elkaar te vergelijken. We
kunnen dichterbij d waarheid komen door ze te toetsen aan de hand van harde feiten en
onjuiste theorieën te elimineren.
Thomas Kuhn: Sluit zich aan bij het constructivisme. Het ene paradigma (referentiekader) is
niet beter dan het andere. Ze zijn onverenigbaar en paradigma-wisseling brengt ons niet
dichter bij de waarheid. ! Plaatje denkraam = Het ligt aan het perspectief van een persoon, je
kan daarom niet discussiëren wie gelijk heeft en wie niet.
Voorbeelden paradigma wisselingen:
De Copernicaanse revolutie: Iedereen was overtuigd dat de aarde het middelpunt is van de
wereld, later vonden mensen dit niet.
Darwin’s evolutietheorie: mensheid komt van de aap
Continentale drift-theorie: Continenten zaten eerst aan elkaar, zijn uit elkaar gegroeid.
! Het is niet alsof mensen overtuigd raken, maar er ontstaat een nieuwe generatie met een
andere visie op de wereld, zo ontstaan paradigma wisselingen.
Ditzelfde geld over de ontologische en epistemologische uitgangspunten, er is niet één beste
manier hoe onderzoek gedaan moet worden, het ligt aan het perspectief.
Ideaaltypische benaderingen om kennis over de sociale werkelijkheid te vergaren:
Positivisme (verklaren) en interpretatieve benadering (begrijpen) en kritische benadering
(ingrijpen, veranderen)
Positivisme Interpretatieve benadering
Wat is de aard van de Empirisch (realisme) : er Constructivisme: Harde
werkelijkheid? Hoe ziet zijn observeerbare feiten, feiten bestaan niet. Ze zijn
goed bewijs eruit? die los staan van onze ingebed in betekenisgeving.
persoonlijke gedachten en Mensen maken en hanteren
ideeën; external reality is in hun dagelijks leven
accesible to the researchers constructies die hun in staat
tools. stellen om gebeurtenissen
Empirisme: alleen kennis en ervaringen te begrijpen.
die we verkrijgen via
zintuigelijke ervaring is
acceptabel
Intersubjectiviteit: er kan
overeenstemming bereikt
worden over de
observeerbare feiten als je
beide aan hetzelfde
blootgesteld wordt.
Wat is het doel en de aard Het doel van een theorie is Doel: “Interpretive
van een verklaring? om universele causale understanding of social
wetmatigheden te action”
verklaren. = Nomothetische
verklaringen. Hermeneutiek(uitleggen):