Hoofdstuk 9 Economische aspecten van de gezondheidszorg
Sinds 2015 zijn er 4 wetten van kracht:
● Zorgverzekeringswet (Zvw): regelt de verplichte basisverzekering. Wordt bekostigd door
inkomensafhankelijke bijdragen, premies van de verzekerden en eigen risico. Wijkverpleging
(thuiszorg) valt hier ook onder.
● Wet langdurige zorg (Wlz): voor mensen met een blijvende aandoening die permanent
toezicht nodig hebben of 24 uur per dag zorg nodig hebben (kwetsbare ouderen, mensen
met een handicap of psychische aandoening). Iedereen is automatisch verzekerd voor de
Wlz. Het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) bepaalt of iemand toegang heeft tot de Wlz,
stelt het zorgprofiel vast en legt dit vast in een indicatiebesluit. Voor de Wlz moet vanaf het
begin een eigen bijdrage worden betaald, voor Zvw niet. Als verwacht wordt dat een patiënt
in de GGZ weer naar huis kan, valt hij het eerste jaar onder de Zvw en hoeft geen eigen
bijdrage te worden betaald, maar na pas 3 jaar.
● Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): ondersteund mensen om zo lang mogelijk thuis
te kunnen blijven wonen. De gemeente biedt daarbij ondersteuning, zoals huishoudelijke
hulp of dagbesteding. Gemeenten mogen om een eigen bijdrage vragen. Een eigen bijdrage
is bijvoorbeeld een percentage van de kosten voor orthopedische schoenen, ziekenvervoer
of een kunstgebit. Daarnaast heb je nog het eigen risico.
- Algemene voorzieningen: kan iedereen een beroep op doen bij beperkte zelfredzaamheid,
zoals maaltijdservice.
- Maatwerkvoorzieningen: voorzieningen die de zelfredzaamheid vergroten, zoals
dagbesteding.
● Jeugdwet: wordt uitgevoerd door de gemeente. Regelt verantwoordelijkheid voor preventie,
hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen en psychische
problemen en stoornissen. Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd.
Zorg in natura: een volledig pakket aan huis. De zorgaanbieder bepaalt hoe je zorg krijgt en je hoeft
er zelf niks voor te doen.
Persoonsgebonden budget (PGB): kun je toegekend krijgen om zelf zorgverleners in te huren voor de
zorg die nodig is. Bij alle 4 wetten kan worden gekozen voor pgb. Voor zorg vanuit de Wlz kan pgb
worden aangevraagd via het zorgkantoor, dat vanuit de Zvw via de zorgverzekeraar en vanuit de
Wmo en Jeugdwet via de gemeente.
● Curatieve sector: is gericht op herstel en de zorg duurt korter dan 1 jaar.
● Care sector: kwaliteit van leven zo hoog mogelijk houden, langer dan 1 jaar.
● Preventieve sector: individueel of collectief door de GGD.
● Nullijn: preventie en gezondheidsbevordering, zoals de GGD of het consultatiebureau.
● Eerstelijns: huisarts, thuiszorg, tandarts, fysiotherapeut en acupuncturist.
● Anderhalvelijn: zorg op het grensvlak van complexe en eenvoudige tweedelijnszorg. Is
goedkoper dan de tweede lijn, maar heeft dezelfde kwaliteit.
● Tweede lijn: specialistische hulp in een instelling, zoals een ziekenhuis of verpleeghuis.
● Derde lijn: topklinische zorg in een academisch ziekenhuis.
, ● Professionele zorg: zijn opgeleid en worden betaald
● Informele zorg: zoals mantelzorgers en vrijwilligers.
● Individuele zorg: start met een vraag van de patiënt en wordt individueel gefinancierd (Wmo
en zorgverzekering)
● Collectieve zorg: start met een gezondheidsprobleem van een doelgroep, zoals vaccinaties en
wordt gefinancierd door de gemeente of overheid.
● Publieke financiering: gemeente, overheid of de premie van de burgers.
● Private financiering: door zelfstandige behandelklinieken.
Een zorgproduct bestaat uit een diagnose en behandeling die nodig is.
Financieel bestuur binnen een zorginstelling: bij het besturen van een zorginstelling zijn 3 stappen te
onderscheiden:
● Het afsluiten van zorgcontracten.
● Doorvertaling van die contracten naar de begroting en richtlijnen voor afdelingen en teams.
● Verantwoording achteraf.
Trust-based control: sturen op vertrouwen. De patiënt heeft samen met de zorgprofessional de regie.
Een voorbeeld is Buurtzorg die zelfsturend kan zijn.
Populatiebekostiging: zorgaanbieders krijgen per inwoner in hun populatie een bedrag. Bijvoorbeeld:
een huisarts krijgt een vast bedrag per ingeschreven patiënt, ongeacht of de huisarts op dat moment
zorg aan hem levert.
Hoofdstuk 7 Coördinatie van zorg
Coördinatie en casemanagement bij integrale zorg: hierbij wordt de patiënt individueel en intensief
begeleid. Het is zorg op maat en vooral bedoeld voor mensen met complexe problemen.
● Functioneel: lopen, gezichtsvermogen, gehoor.
● Somatisch: chronische ziekten en lichamelijke aandoeningen.
● Psychisch: psychiatrische stoornissen, cognitieve problemen.
Casemanagement palliatieve zorg: onderzoek naar de regiemogelijkheden en een netwerkanalyse
van de patiënt geven inzicht in de draagkracht van het systeem om hun dierbare in zijn laatste
levensfase te verzorgen.
Leiderschap bij casemanagement: als casemanager moet je bepalen welke betrokken professional
het beste kan worden ingezet, kennis hebben van de sociale kaart en van de wet- en regelgeving.
Eerst Verantwoordelijke verpleegkundige: binnen het team zorgt de EVV’er voor de continuïteit van
de zorg, zoals zoveel mogelijk dezelfde hulpverleners inplannen.