Samenvatting Bestuur, politiek en Beleid.
Toets:
H1, H2, H3, H4, H5, H6, H7, H8, H9
Hoofdstuk 1 : problemen, politiek en politicologie
1.1 politieke problemen
problemen worden politieke problemen zodra de overheid zich bezig gaat houden met het voorkomen, verminderen of
oplossen van het probleem.
Politiek = een situatie waarbij de overheid betrokken is of moet zijn . (Van Deth & Vis)
Wat is een probleem?
Een situatie is een probleem als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Mensen beschouwen de situatie als ongewenst.
- Mensen denken de situatie te moeten kunnen veranderen.
Problemen kennen 2 aspecten:
1. De feitelijke werkelijkheid (objectief aspect)
2. De werkelijkheid zoals ervaren ( subjectief aspect)
Ook wel percepties.
1.2 politiek en de overheid
meer dan een kwart van het bruto binnenlands product komt uit overheidsuitgaven. De overheid bemoeit zich met
diverse aspecten in het leven. Zoals de maximum snelheid in het verkeer, het emancipatie beleid om meer vrouwelijk
talent in topfuncties te krijgen. Elke burger moet belasting betalen om deze uitgaven mogelijk te maken.
politiek kent veel betekenissen:
- politiek = het overheidsbeleid, alsmede de totstandkoming en effecten ervan. (Hoogerwerf)
- politiek = elke mengeling van conflict en samenwerking. (Laver)
- 1.3 politiek = de gezaghebbende toedeling van waarden voor een samenleving. ( Easton)
- 1.3 Politiek = wie krijgt wat, wanneer en hoe? (Lasswell)
- 1.3 politiek = het vormen en verdelen van macht. (Lasswell & kaplan)
- 1.4 politiek = het oplossen van collectieve actieproblemen. (Taylor)
Deze worden niet gebruikt als definitieve betekenis.
1
, 1.3 politiek en het verdelingsvraagstuk.
Volgens diverse auteurs is het verdelingsvraagstuk de kern van de politiek. P.18 boek. In de overheid worden besluiten
genomen over de vraag hoe de beschikbare overheidsgelden verdeeld moeten worden. Figuur 1.3.
( politiek = het vormen en verdelen van macht. (Lasswell)). Het is toepasbaar in eider sociaal systeem, dus te ruim. Deze
definitie beperkt zich tot het verdelen van macht.
(politiek = de gezaghebbende toedeling van waarden voor een samenleving. (Easton)). Waarden verwijzen naar alles wat
mensen belangrijk vinden. mensen streven naar twee soorten waarden na:
1. materiële waarden, zoals voedsel en huisvesting.
2. Immateriële waarden, zoals vrijheid van meningsuiting en een gevoel van veiligheid op straat.
Deze definitie is te ruim.
1.4 politiek en collectieve actieproblemen.
Volgens diverse auteurs staan collectieve actieproblemen centraal in de politiek. In een collectief-actieprobleem
conflicteert het eigenbelang van elk individu in een bepaalde mate met het eigenbelang van ieder ander individu.
Publieke goederen, ook wel collectieve goederen, worden gekenmerkt door:
- ondeelbaarheid
- niet-uitsluitbaarheid
De ondeelbaarheid van goederen houdt in dat de hoeveelheid van een goed niet verminderd als iemand het consumeert.
Bijv. iemand profiteert van de veiligheid van een dijk, dan verminderd die veiligheid niet.
De niet-uitsluitbaarheid van goederen houdt in dat niemand van de consumptie van het goed uitgesloten kan worden. Zo
kan niemand worden uitgesloten van de veiligheid van dijken, van het licht van straatlantaarns of van de
gezondheidsvoordelen van minder milieuvervuiling.
Free-riders = mensen die een publiek goed consumeren zonder eraan bij te dragen. Er is sprake van een collectie-
actieprobleem, omdat iedereen zijn eigenbelang tekortdoet. Als iedereen profiteert, betaalt niemand voor bijv. de dijken.
En zonder onderhoud aan de dijken verdwijnt Nederland uiteindelijk onder water.
Collectieve actieproblemen doen zich tevens voor bij semipublieke goederen, ook wel quasi publieke goederen genoemd.
dergelijke goederen zijn in een bepaalde mate deelbaar en uitsluit baar.
Taylor omschrijft politiek als ‘het oplossen van collectieve-actieproblemen’. Deze beperking levert twee problemen op
voor de omschrijving van politiek:
1. diverse problemen die door sommigen als politieke kwesties worden beschouwd zijn geen collectieve-
actieproblemen. Bijv. het ethische probleem van de euthanasie. Dit probleem kunnen geen mogelijke
free-riders worden aangewezen.
2. Diverse problemen die door niemand politiek genoemd worden, kunnen geen collectieve-actieproblemen
zijn. Bijv. het schoonhouden van een keuken in een studentenhuis.
3. Er zijn 3 manieren om collectieve-actieproblemen op de lossen:
4. Overheidsingrijpen
2
, de overheid kan ingrijpen om collectie-actieproblemen op te lossen. Dit kan de overheid doen door verschillende
instrumenten in te zetten:
- Fysieke instrumenten: door zelf het publieke goed te produceren of te kopen, zoals dijken en
straatlantaarns.
- Juridische en handhavingsinstrumenten: door te normeren met wetgeving, regulering en handhaving,
zoals het verbod om huishoudelijk afval op straat of in het bos te gooien. Dit wordt ook wel command
en control genoemd. in het uiterste geval kan de overheid burgers met geweld dwingen zich aan
wetten te houden of samen te werken.
- Financieel- economische instrumenten: door subsidies te geven, belastingen en accijnzen te heffen of
boeten op te leggen.
- Communicatieve of informatieve instrumenten: door burgers of bedrijven te beïnvloeden en te
informeren, zoals overheidscampagnes.
1. de verleiding om te free-riden te verkleinen.
2. moraal, normen, waarden en tradities.
Moraal: burgers kunnen om morele redenen samenwerken, of omdat bepaalde tradities dat
voorschrijven. Bijv. sommige treinreizigers voelen zich moreel verplicht om een kaartje te kopen.
1.5 Enkele kenmerken van politiek
Volgens politicoloog Hoogerwerf worstelt de politiek steeds met dezelfde zeven dilemma’s rondom de fundamentele
waarden bij het maken van beleid:
1. Publiek versus privaat: moet de staat ingrijpen? Wat zijn de publieke taken (taken van de overheid) en
wat zijn de private taken?
2. Democratie versus leiding: moet de macht bij de burgers liggen of bij de leiding van de staat?
3. Vrijheid versus gelijkheid: hoe moeten middelen verdeeld worden? Hoeveel gelijkheid moet er zijn in de
samenleving?
4. Eenheid versus verscheidenheid: staat individuele vrijheid voorop of is de eenheid in de samenleving
belangrijker, bijv. als het gaat om normen, waarden en tradities?
5. Idealisme versus realisme: moet de politiek streven naar het goede en staan idealen voorop? Of moet de
politiek streven naar het haalbare en realiteitszin hebben?
6. Doelmatigheid versus aanvaardbaarheid: moet het beleid vooral doelmatig en rationeel zijn of is het
draagvlak voor beleid het belangrijkste?
7. Orde versus verandering: Moet de samenleving de bestaande maatschappelijke orde handhaven en zich
langzaam aanpassen of is juist verandering nodig om tot een andere soort samenleving te komen?
De politiek moet evenwicht weten te vinden tussen deze verschillende dilemma’s. Discussie tussen politici of tussen
burgers over de politiek zijn vaak terug te voeren op deze dilemma’s.
Politiek heeft onder meer betrekking op:
- De overheid (Van Deth & Vis, Hoogerwerf)
- Conflict en samenwerking (Laver)
- De verdeling van geld (Lasswell)
- De verdeling van macht ( Kaplan)
- De toedeling van waarden (Easton)
- Collectieve- actieproblemen (Taylor)
Dit beeld van de politiek is niet compleet.
1. Zijn slechten enkele definities ervan aan de orde gebracht.
3
, 2. Omvatten definities niet alle onderzoeksgebieden en thema’s die bestudeerd moeten worden om
de politiek te kunnen begrijpen.
1.6 Politicologie
Politicologen doen onderzoek naar heel diverse verschijnselen. Ze bestuderen de politiek.
De politicologie kan omschreven worden door middel van vier centrale vragen:
1. Hoe moet het object van de politicologie gedefinieerd worden?
2. Hoe moeten de centrale begrippen van de politicologie gedefinieerd worden?
3. Welke wetenschappelijke strategie moet gebruikt worden om de beoogde kennis te verwerven?
4. Welke wetenschappelijke benadering moet gebruikt worden om de beoogde kennis te verwerven?
Centrale begrippen van de politicologie:
Staat en overheid, macht en invloed, democratie en vrijheid, rechten en plichten.
In een politicologische beschouwing hoeft niet elk van deze centrale begrippen gedefinieerd te worden. Alleen de
relevante centrale begrippen.
Politicologie:
Vier centrale vragen:
1. Vraag omtrent het object.
2. Vraag omtrent de centrale begrippen.
3. Vraag omtrent de wetenschappelijke
strategieën.
4. Vraag omtrent de wetenschappelijke
benaderingen.
Theoretische politicologie Empirische Normatieve politicologie
Vergelijkende
Kenmerk: politicologie Kenmerk: politicologie
Zuivere theorieën. Kenmerk: Et vraagstuk van de Kenmerk:
Het toetsen
gewenste
van politieke orde. Vergelijken naar tijd
theorieën aan feitelijke en/of plaats.
gegevens.
Voorbeeld: Voorbeeld: Voorbeeld: Voorbeeld:
Theorie van machtenscheiding van Montesquieu Onderzoek naar Rechtvaardigheids-theorie
E-campaigning bij
referenda van Rawls Europese verkiezingen.
1.7 wetenschappelijke benaderingen.
De benadering van theoretische politicologie wordt gekenmerkt door zogenoemde zuiver theorieën van politieke
verschijnselen:
- Vereenvoudiging: een zuivere theorie brengt het politieke verschijnsel terug tot de meest wezenlijke
onderdelen.
- Abstrahering: een zuivere theorie gebruikt beperkte hoeveelheid gegevens over degenen die bij het
politieke verschijnsel betrokken zijn.
4