Samenvatting Ontwikkelingspsychologie van hoofdstuk 10: De sociaal-emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter- en kleutertijd.
Hoofdstuk 10: de sociaal- emotionele ontwikkeling en de
persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter- en kleutertijd
Psychosociale ontwikkeling= de veranderingen in onze interacties met anderen en in hoe we aankijken tegen
het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij. Aan het begin van de peuter- en
kleuterleeftijd verlaten kinderen het stadium van autonomie-versus-schaamte-en-twijfel. = volgens Erikson de
periode waarin kinderen van 12 a 18 maanden tot 3 jaar zelfstandigheid en autonomie ontwikkelen als hun
ouders hun verkenningsdrang stimuleren, en schaamte en zelftwijfel ervaren als ouders te veel of te weinig
verwachten. Hierna volgt het stadium van initiatief-versus-schuldgevoel: volgens Erikson de periode van 3 e tot
6e levensjaar waarin kinderen te maken krijgen met conflicten tussen het verlangen om initiatief te nemen en in
het middelpunt te staan en het schuldgevoel dat voortvloeit uit de onbedoelde consequenties van hun acties.
Ze staan voor de uitdaging om een balans te vinden tussen hun gretigheid en de eisen van de omgeving. De
zelfdeterminatietheorie, waarbij autonomie, competentie en verbondenheid worden gezien als de 3
basisbehoeften die bevredigd moeten worden om het kind zich optimaal te laten ontwikkelen.
Zelfbeeld: iemands identiteit of opvattingen die hij van zichzelf als persoon heeft. Peuters en kleuters
omschrijven hun zelfbeeld niet altijd accuraat. Ze hebben de neiging om zich te overschatten. Hierdoor is hun
toekomstbeeld vrij rooskleurig. In het beeld dat peuters en kleuters van zichzelf te ontwikkelen, komt ook de
cultuur waarin zij opgroeien tot uiting. Kinderen in westerse culturen zullen eerder een onafhankelijk beeld van
hun ik ontwikkelen, omdat hun maatschappij individualistisch georiënteerd is. De nadruk ligt op persoonlijke
identiteit, de eigenheid van het individu en persoonlijk belang. Kinderen in Aziatische culturen, die
collectivistisch georiënteerd zijn, krijgen eerder te horen dat het niet goed is om ‘je kop boven het maaiveld uit
te steken’. Hun wordt bijgebracht dat het kind juist niet moet opvallen, dienstbaar moet zijn aan de familie en
goed zijn best moet doen.
Als kinderen 2 jaar zijn geven kinderen zichzelf en anderen consistent het label ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’.
Genderverschillen zijn tijdens het spelen merkbaar. In de peuter- en kleutertijd doen jongens wilde spelletjes,
dan meisjes, terwijl meisjes zich bezighouden met georganiseerde spelletjes en rollenspellen. Wilde spelletjes
zoals stoeien en elkaar achtervolgen, zijn belangrijk omdat ze de ontwikkeling van de prefrontale cortex
stimuleren en peuters en kleuters helpen om hun emoties te beheersen. De opvattingen en verwachtingen
hebben invloed op zowel hun eigen gedrag als de manier waarop zij met leeftijdsgenoten en volwassenen
omgaan.
Hormonen zijn een biologische kenmerk die gerelateerd zijn aan geslacht en rechtstreeks tot genderverschillen
leiden.
Vrouwen die hoge dosis androgenen (mannelijke hormonen) hebben geslikt voordat ze wisten dat ze
zwanger waren -> meisjes vertoonde vaker gedrag dat geassocieerd wordt met mannelijke
stereotypen.
Vrouwen die hoge dosis oestrogenen (vrouwelijke hormonen) hebben geslikt voordat ze wisten dat ze
zwanger waren -> jongens toonde meer stereotiep vrouwelijk gedrag.
Biologische theorie = verschillen in de hersenen (grootte van corpus collosum) leiden tot genderverschillen.
Volgens Freud valt een deel van de peuter- en kleutertijd samen met de fallische fase, waarbij een kind vooral
plezier ontleent aan zijn genitale seksualiteit. Het einde van deze fase wordt gekenmerkt door een belangrijk
keerpunt in de ontwikkeling: het Oedipuscomplex = psychoanalytisch concept waarbij jongens van 5 jaar een
erotische verbinding ervaren met hun moeder en hun vader als concurrent zien. Hierbij vindt identificatie
plaats: proces waarbij iemand zich eigenschappen, houdingen en waarden van de ander eigen maakt en zichzelf
geheel of gedeeltelijk transformeert naar het model van deze ander. Meisjes doorlopen het elektracomplex =
ontstaat rond de 3e/4e levensjaar, wanneer ze ontdekt hebben dat ze geen penis hebben. Concept waarbij
meisjes een bezittelijke genegenheid voor hun vader vertonen, waarbij rivaliteit en afstand t.o.v. de moeder
ontstaat. Op 6/7 jarige leeftijd zouden meisjes pas weer de behoefte voelen aan gezelschap van en identificatie
met hun moeder.
Volgens de sociale leertheorie leren kinderen over gender gerelateerd gedrag en gender gerelateerde
verwachtingen door anderen te observeren. Doordat ze zien dat personen beloond worden, zullen ze dat
gedrag ook zelf gaan vertonen. Ook speelgoed, boeken en de media spelen een rol bij het in stand houden van
traditionele opvattingen over gender gerelateerd gedrag.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper maritfaber. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,65. Je zit daarna nergens aan vast.