Begrippenlijst inleiding in de gezondheidspsychologie
Thema 1; Module 1; een overzicht van Psychologie en gezondheid
Gezondheid: is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en
niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken
Gezondheidspsychologie: het bevorderen en het handhaven van de gezondheid en de
preventie, behandeling en verwerking van ziekte, de etiologische (oorzakenleer) en
diagnostische factoren bij gezondheid en ziekte en de analyse en verbetering van
gezondheidszorg en gezondheidsbeleid. Vier doelstellingen:
- Promotie en behoud van gezondheid
- Voorkomen en behandelen van ziekte
- Het identificeren van oorzaken en diagnostische verbanden tussen gezondheid, ziekte
en gerelateerde dysfuncties.
- Analyse en verbetering van gezondheidssystemen en beleid.
Objectieve tekens: dat het lichaam niet naar behoren werkt VB: meting hoge bloeddruk.
Subjectieve symptomen: van ziekte of verwonding VB: pijn, misselijkheid.
Ziekte/welzijn figuur: Ziekte en gezondheid zijn geen afzonderlijke concepten, ze overlappen.
Aaron Antonovsky stelde dat we deze concepten moeten beoordelen volgens een
continuüm. Aan het gezondheidsuiteinde van het continuüm is gezondheid dominant, aan
het andere einde van het spectrum halen ziekte of verwonding de bovenhand, wat zich uit in
destructieve processen, karakteristieken, tekenen, symptomen of beperkingen. We zijn
allemaal terminaal.
Besmettelijke ziektes: acute ziektes veroorzaakt door de beschadigende inwerking van micro-
organismen in het lichaam, bvb bacteriën en virussen. Grootste doodsoorzaak 18/19 e eeuw.
Chronische ziektes: is een aandoening die nooit meer helemaal overgaat.
Voedingsziektes: ontstaat vanuit ondervoeding
Threphination: gaten in de schedel maken om op die manier demonen te laten ontsnappen.
Er zijn geen geschreven bewijzen uit die tijd.
Humoral theory: Volgens Hypocrates (humoral theory) bevat het lichaam vier vloeistoffen
(humors) waarvan de verhouding in evenwicht moet zijn om gezond te zijn. Ziekte treedt op
wanneer de balans tussen de humors verstoord is.
Mind/body probleem: de relatie tussen het bewustzijn en de hersenen.
, - Body: onze fysieke wezen, zoals huid, spieren, botten en het hart
- Mind: gedachtes, percepties en gevoelens
Biomedisch model: alle ziektes en fysiologische stoornissen kunnen uitgelegd worden als
storingen in fysiologische processen door verwondingen, bacteriële infecties, virale infecties
of biochemische ongelijkheden.
Risico factoren: zijn gedragingen, omstandigheden of kenmerken die de kans dat er een
ziekte of verwonding doen vergroten.
Levensstijl: dagelijkse gedragspatronen, veranderingen hierin kunnen gevolgen hebben voor
het bevorderen of verminderen van chronische ziektes.
- Biologisch: bijvoorbeeld genen
- Gedragsmatig: bijvoorbeeld roken
COPD: chronische longziekte
Persoonlijkheid: iemands cognitieve, affectieve en gedragsneigingen die relatief stabiel
blijven over tijd en situaties.
Psychoanalyse: verwijst naar een bepaalde behandelvorm van psychisch lijden en verloopt
volgens een methode die de betekenis van onbewust gebleven conflicten aan het licht wil
brengen.
- Conversion hysteria: verwijst naar neurologische aandoeningen op de grens tussen
neurologie en psychiatrie, gekenmerkt door een verminderd bewustzijn van de
lichamelijke of cognitieve functie
- Glove anesthesia: een sensorisch conversiesymptoom waarbij er sprake is van
functioneel verlies van gevoeligheid in de hand en een deel van de onderarm
Psychosomatische geneeskunde: is een interdisciplinair medisch vakgebied dat de relaties
onderzoekt tussen sociale, psychologische en gedragsfactoren op lichamelijke processen en
kwaliteit van leven bij mens en dier.
- Psychosomatisch: lichaam en geest zijn beiden betrokken
Gedragsmatige (behavioral) geneeskunde: houdt zich bezig met de integratie van kennis in
de biologische, gedrags-, psychologische en sociale wetenschappen die relevant zijn voor
gezondheid en ziekte. Deze wetenschappen omvatten epidemiologie, antropologie,
sociologie, psychologie, fysiologie, farmacologie, voeding, neuroanatomie, endocrinologie en
immunologie
- Klassieke conditionering: de geconditioneerde stimulus lokt door associatie een
respons uit
- Operante conditionering: de consequenties van beloning en straf zorgen voor een
verandering van gedrag
Biofeedback therapie: waarbij fysiologische processen, bvb bloeddruk, door de persoon zelf
opgevolgd worden om er controle over te winnen (via operante conditionering, feedback
fungeert als beloning).
Gedragsmatige methodes: methoden die worden gebruikt om de neurale, moleculaire,
genetische of fysiologische mechanismen te bestuderen die ten grondslag liggen aan het
,gedrag van mensen of andere dieren of methoden die worden gebruikt om de psychologie
van gedrag te bestuderen.
Cognitieve methodes: maakt gebruik van experimentele onderzoeksmethoden om interne
mentale processen zoals aandacht, perceptie, geheugen en besluitvorming te bestuderen.
Cognitieve psychologen gaan ervan uit dat de geest actief informatie van onze zintuigen
verwerkt.
Biopsychosociaal model: volgens deze visie is er zowel een rol voor biologische factoren, als
voor psychologische en sociale factoren in de vatbaarheid voor, de behandeling van en het
omgaan met ziekte. De grondlegger voor dit model was Engel (1977)
Biologische factoren: de genetische materialen en processen waardoor we karakteristieken
erven van onze ouders alsook de functie en de structuur van iemands lichaam. Het efficiënt,
effectief en gezond functioneren van de lichaamssystemen hangt af van hoe hun
componenten met elkaar samenwerken en interageren.
Psychologische factoren: Gedragsmatige -en mentale processen
Cognitie: de mentale activiteit van perceptie, leren, herinneren, denken,
interpreteren, geloven en problemen oplossen.
Emotie: een subjectief gevoel dat onze gedachten, gedrag en fysiologie beïnvloedt en
erdoor beïnvloed wordt.
Motivatie: het proces waardoor individuen aan een taak beginnen, richting kiezen en
ermee doorzetten
Sociale factoren: Door de interactie met anderen beïnvloeden we hen en worden we door
hen beïnvloed. De relaties met anderen kunnen ook een voorspeller zijn voor onze
toekomstige gezondheid. Ons sociaal leven is groter dan onze directe relaties, ook onze
samenleving en cultuur hebben impact op onze gezondheid
Holistische benadering: alle aspecten van iemands leven en lichaam hebben een effect op
ziekte en gezondheid en dienen als geheel bekeken te worden
Systeem: een dynamische entiteit met componenten die nauw met elkaar verbonden zijn
Life-span perspective: Kenmerken van een persoon worden geobserveerd met betrekking
tot hun eerdere ontwikkeling, huidige niveau en waarschijnlijke ontwikkeling in de toekomst
, Pediatrics en geriatrics (kinderverpleegkundigen): afdelingen van geneeskunde die te maken
hebben met gezondheid en ziekte van kinderen en ouderen.
Ongunstige kindertijd ervaringen: kan het risico verhogen op verschillende volwassenen
ziekten velen jaren later door de reactie van de persoon op stress.
Genderperspectief: mannen en vrouwen verschillen in hun biologisch functioneren,
bijvoorbeeld de kans op borstkanker of stressniveau.
Psychologie: de wetenschappelijke studie van de menselijke geest en zijn functies, vooral die
welke het gedrag in een bepaalde context beïnvloeden.
Geneeskunde (medicine): de wetenschap of praktijk van de diagnose, behandeling en
preventie van ziekten
Epidemiologie: de wetenschappelijke studie naar het voorkomen en de frequentie van ziekte
en verwonding.
Mortaliteit: overlijdens, vaak op grote schaal.
Morbiditeit: ziekte, verwonding of beperking: elke afwijking van gezondheid.
Prevalentie: het aantal cases van personen die een ziekte hebben of risicofactoren
ervoor.
Incidentie: het aantal nieuwe gevallen gedurende een bepaalde periode.
Epidemie: situatie waarin incidentie snel toeneemt.
Ratio: verhouding
Sociaal-cultureel: term waarbij sociale en culturele factoren betrokken zijn of verband
houden, zoals etnische en inkomensverschillen binnen en tussen landen
Gezondheid ongelijkheid: Gezondheidsverschillen zijn vermijdbare verschillen in de last van
ziekte, letsel, geweld of mogelijkheden om een optimale gezondheid te bereiken, die sociaal
achtergestelde bevolkingsgroepen ervaren.
Volksgezondheid: Volksgezondheid is enerzijds de gezondheidstoestand van de bevolking,
anderzijds het geheel aan activiteiten ter bevordering van de gezondheid van de bevolking.
Het gaat dan vooral om collectieve maatregelen voor de publieke gezondheid, zoals het
voorkómen van ziekten en het verlengen van de levensverwachting
Sociologie: focust op het menselijke sociale levens; het onderzoekt de groep mensen en
evalueert de impact van verschillende sociale factoren, zoals massamedia en bevolkingsgroei
Medische sociologie: is een deelgebied dat een breed scala aan kwesties bestudeert
die verband houden met gezondheid, sociaaleconomische factoren van
gezondheidszorggebruik
Antropologie: bestudeert menselijke culturen
- Medische antropologie: bestudeert verschillen in gezondheid en gezondheidszorg binnen
verschillende culturen.
Gezondheidseconomie: bestudeert vraag en aanbod in gezondheidszorgmiddelen, de
uitgaven in verband met gezondheidszorg en de kosten en baten van gezondheidszorg
Gezondheidsbeleid: bestudeert de beslissingen, plannen en ondernemingen die de regering
en andere organisaties uitvoeren.
Thema 1; module 2; Het menselijk lichaam