Goederenrecht K8
Opdrachten week 1
Opdracht 1
a) Een laptop is een goed en een zaak o.g.v. art. 3:1 jo 3:2
b) Het paard is een goed o.g.v. art. 3:1. Dieren zijn geen zaken o.g.v. art. 3:2a lid 1
c) Een vordering is een goed en een vermogensrecht o.g.v. art. 3:1 jo 3:6
d) Het eigendomsrecht is een goed en een vermogensrecht o.g.v. art. 3:1 jo 3:6
e) Het recht op smartengeld is een goed en een vermogensrecht o.g.v. art. 3:1 jo 3:6
f) Het recht op levering is een goed en een vermogensrecht o.g.v. art. 3:1 jo 3:6
g) Een e-book is niets, omdat je geen eigenaar kan zijn van iets in de cloud.
Opdracht 2
a) Het weiland is onroerend o.g.v. art. 3:3 lid 1, omdat een weiland grond is.
b) De rabarberplant is onroerend o.g.v. art. 3:3 lid 1, omdat de plant met de grond is
verenigd.
c) Het houten hek is roerend o.g.v. art. 3:3 lid 2, omdat het hek niet met de grond
verenigd zal zijn.
d) De stacaravan is onroerend o.g.v. art. 3:3 lid 1 en het Portacabinarrest.
- Aard en inrichting er is gas en elektriciteit aanwezig
- Duurzaam de boer woont er drie maanden per jaar
- Bedoeling de caravan wordt niet verplaats/ afgebouwd
- Verkeersopvatting n.v.t.
e) Het kaboutertje is roerend o.g.v. art. 3:3 lid 2, omdat de kabouter makkelijk te
verplaatsen is.
f) De Boeing is roerend o.g.v. art. 3:3 lid 2. De Boeing is ook een registergoed o.g.v. art.
3:10
g) Het zeilbootje is roerend o.g.v. art. 3:3 lid 2. Het zeilbootje kan een registergoed zijn
o.g.v. art. 3:10
h) De woonboot is onroerend o.g.v. art. 3:3 lid 1, omdat de woonboot bestemd is om aan
de kade te blijven liggen.
Opdracht 3
Situatie I. Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan
worden afgescheiden zonder dat er beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een
van de zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak o.g.v. art. 3:4 lid 2. De hoofdzaak is de
fabriekshal en het bestanddeel is de verwarmingsinstallatie. De verwarmingsinstallatie is
constructief op de fabriekshal afgestemd. Bij verwijdering van de verwarmingsinstallatie zal
er schade van betekenis ontstaan. O.g.v. lid 2 is de verwarmingsinstallatie een bestanddeel.
Maar ook o.g.v. lid 1 is de verwarmingsinstallatie een bestanddeel van de fabriekshal. Al
hetgeen volgens verkeersopvattingen onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van
de zaak o.g.v. lid 1. Er wordt verwacht dat er in een fabriekshal een verwarmingsinstallatie
aanwezig is (Depéx/ Curatoren arrest). Er dient in alle seizoenen gewerkt te kunnen worden
in de fabriekshal.
Eerst lid 2 uitwerken en dan lid 2 van art. 3:4.
Situatie II. Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet
kan worden afgescheiden zonder dat er beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan
een van de zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak o.g.v. art. 3:4 lid 2. De boor- en
zaaginstallatie is geen bestanddeel van de fabriekshal. De boor- en zaaginstallatie is niet in
,constructief opzicht ingesteld op de fabriekshal. De boor- en zaaginstallatie kan gemakkelijk
worden verwijderd.
Daarnaast is een fabriekshal nog steeds een fabriekshal zonder boor- en zaaginstallatie
(Dépex/ Curatoren). Een boor- en zaaginstallatie hoeft niet aanwezig te zijn in de fabriekshal.
Ook o.g.v. lid 1 is de boor- en zaaginstallatie geen bestanddeel.
Opdracht 4
a) John heeft een vorderingsrecht, omdat hij recht heeft op levering van de auto. Een
vorderingsrecht is een vermogensrecht. John is geen eigenaar geworden van de
auto, omdat er nog geen geldige overdracht heeft plaatsgevonden (art. 3:84 jo 90).
Het vorderingsrecht is een relatief recht, omdat John het recht alleen tegen Garage
Peters BV kan inroepen. John kan niet naar een andere garage gaan om de auto te
vorderen.
b) Madelon is eigenaar van de roeiboot en heeft het eigendomsrecht. Het
eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben o.g.v. art. 5:1. Het eigendomsrecht is een absoluut recht, omdat iedereen dit
recht te respecteren heeft. Madelon kan haar roeiboot revindiceren o.g.v. art. 5:2.
Opdracht 5
a) Goed, roerende zaak
b) Goed, absoluut vermogensrecht, roerende zaak, volledig recht, zakelijk recht
c) Relatief recht, goed, roerende zaak, volledig recht, vorderingsrecht
d) Onroerende zaak, goed, registergoed
e) Onroerende zaak, goed, registergoed
Opdracht 6
a) John is onmiddellijk houder en de NS-fietsenstalling is middellijk bezitter en eigenaar.
b) Toine is eigenaar en middellijk bezitter en Marijke is onmiddellijk houder.
c) Gerard is rechthebbende en middellijk bezitter en de bank is niets.
d) Willen is niets en heeft een vorderingsrecht en Bike+ is eigenaar en onmiddellijk
bezitter.
e) Frans is niets van de schutting, omdat de grond van de gemeente is. De gemeente is
eigenaar van de grond en daarmee eigenaar van alles wat er zich op die grond
bevindt.
f) Hans is rechthebbende van de vordering en Toine is rechthebbende en onmiddellijk
bezitter.
Opdracht 7
Peter is geen bezitter van het boek geworden, omdat hij het boek alleen maar wilde inzien.
Peter wilde het boek niet voor zichzelf houden en is daarmee houder van het boek en geen
bezitter.
Frank is bezitter geworden op het moment dat hij het boek kreeg overhandigd. Op dat
moment heeft er een geldige overdracht plaatsgevonden o.g.v. art. 3:84 jo 90. Betaling is
immers geen vereiste voor een geldige overdracht.
,Opdrachten week 2
Opdracht 1
a) Geen geldige titel = geen overdracht. Voor een geldige overdracht is een geldige titel
vereist.
b) Eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten zijn o.g.v. art. 3:83 lid 1
overdraagbaar. Voor overdracht van een goed wordt vereist een levering krachtens
geldige titel, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken o.g.v.
art. 3:84 lid 1.
c) O.g.v. art. 3:84 lid 1 komt er geen overdracht tot stand zonder dat er een levering
heeft plaatsgevonden. Levering is een vereiste voor een overdracht.
d) De overdracht is juridisch niet mogelijk, omdat een Werkloosheidswet
persoonsgebonden is o.g.v. art. 40 WW.
Opdracht 2
a) Leenovereenkomst, niet geschikt
b) Bewaargeving, niet geschikt
c) Verbuikleen/ bezitsoverdracht, niet geschikt, want hetzelfde ei krijgt Pieter niet terug
d) Huurovereenkomst, niet geschikt
e) Koopovereenkomst, wel geschikt
f) Leasen is niet geschikt
g) Vordering uit onrechtmatige daad, wel geschikt
Opdracht 3
a) Harold heeft de plicht om de kast te leveren en heeft recht op het geld. Marijke heeft
de plicht het geld te betalen en heeft recht op levering van de kast. Plicht tot leveren
en betalen.
b) Harold en Marijke hebben vorderingsrechten en een vorderingsrecht is o.g.v. art. 3:83
lid 1 overdraagbaar.
c) Voor de overdracht is een levering vereist krachtens een geldige titel. Harold moet
daarnaast beschikkingsbevoegd zijn. De geldige titel is de koopovereenkomst. Harold
is beschikkingsbevoegd, omdat hij de eigenaar is van de kast. Thans vindt er levering
plaats middels bezitsverschaffing o.g.v. art. 3:90 lid 1. O.g.v. art. 3:114 lid 1 is er
sprake van een feitelijke overgave.
Opdracht 4
a) Voor de overdracht van het bezit is een tweezijdige verklaring zonder feitelijke
handeling voldoende wanneer de verkrijger houder van de zaak voor de vervreemder
was o.g.v. art. 3:115 sub b. Levering korte hand.
b) Een bezitter draagt zijn bezit over door de verkrijger in staat te stellen die macht uit te
oefenen, die hij zelf over het goed kon uitoefenen o.g.v. art. 3:114. Het s een normale
bezitsverschaffing door feitelijke overgave.
c) Voor de overdracht van het bezit is een tweezijdige verklaring zonder feitelijke
handeling voldoende wanneer de vervreemder de zaak bezit en hij haar krachtens
, een bij de levering gemaakt beding voortaan voor de verkrijger houdt o.g.v. art. 3:115
sub a. Levering cp.
d) Voor de overdracht van het bezit is een tweezijdige verklaring zonder feitelijke
handeling voldoende wanneer een derde voor de vervreemder de zaak hield, en haar
na de overdracht voor de ontvanger houdt o.g.v. art. 3:115 sub c. Levering lange
hand.
Opdracht 5
a) Yagmur is op 3 januari eigenares geworden van het boek, omdat er op deze datum
een geldige overdracht heeft plaatsgevonden o.g.v. art. 3:84 lid 1 jo 90. De geldige
titel is de verbintenis uit de koopovereenkomst. De vervreemder is de boekhandel en
is beschikkingsbevoegd. Er wordt geleverd door feitelijke overgave o.g.v. art. 3:114.
b) Yagmur is op 9 januari eigenares geworden van het boe, omdat er op deze datum
een geldige overdracht heeft plaatsgevonden o.g.v. art. 3:84 lid 1 jo 90. Betaling is
immers geen vereiste voor een geldige overdracht.
Op het moment dat de boekhandel apart zet met een briefje met haar naam erop, is
er sprake van levering cp o.g.v. art. 3:115 sub a. Op dat moment is Yagmur op 8
januari eigenares.
c) Er geldt een eigendomsvoorbehoud tussen de uitgever en de boekhandel. De
uitgever is de eigenaar van het boek. De boekhandel is niet beschikkingsbevoegd,
maar de boekhandel is wel houder. De boekhandel heeft de zaak in zijn macht en kan
het bezit verschaffen door het boek op 9 januari feitelijk over te dragen. Yagmur wordt
op 9 januari eigenares.
Opdracht 6
a) De overeenkomst is ongedaan gemaakt met een geslaagd beroep op bedrog. Bedrog
is een wilsgebrek en is geregeld in art. 3:44 lid 3 en kent terugwerkende kracht o.g.v.
art. 3:53. De overeenkomst wordt geacht nooit bestaan te hebben. De geldige titel is
komen te vervallen. Op 13 juni behoort de auto toe aan Henri, omdat Henri nooit het
eigendom is verloren en niet aan Karel.
b) Er is een rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen, maar Karel betaalt niet en
de overeenkomst wordt ontbonden. De auto behoort op 27 juli toe aan Karel.
Ontbinding kent geen terugwerkende kracht o.g.v. art. 6:269. Door ontbinding
ontstaat er ongedaanmakingsverbintenissen o.g.v. art. 6:271. De auto behoort pas
weer toe aan Henri wanneer de auto wordt overgedragen door Karel. Karel is hiertoe
verplicht.
Opdracht 7
a) Voor overdracht van een goed wordt vereist een levering krachtens geldige titel,
verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken o.g.v. art. 3:84 lid 1.
De voor overdracht van onroerende zaken vereiste levering geschiedt door een
daartoe bestemde, tussen partijen opgemaakt notariële akte, gevolg door inschrijving
daarvan in de daartoe bestemde openbare registers o.g.v. art. 3:89 lid 1.