Merck Manual
Hoofdstuk 224 ‘Ogen’
Biologie van het oog
De oogkas is de benigne holte waarin zich naast de oogbol, spieren, zenuwen en bloedvaten ook de
structuren bevinden die traanvocht produceren en afvoeren. Het oog heeft een stevige witte
buitenkant (sclera of oogwit).
Hoornvlies; hier komt het licht binnen. Het beschermt niet alleen de voorzijde, maar helpt ook het
beeld scherp te stellen achter het netvlies (retina). Nadat het door het hoornvlies is gegaan gaat het
door de pupil, het zwarte deel in de iris. De iris is het gekleurde deel, en regelt de hoeveelheid licht
die het oog binnenkomt doordat de pupil zich verwijdt en vernauwd. In een donkere omgeving
verwijdt de pupil zich, dit wordt geregeld door de omliggende kringspieren.
Achter de iris bevindt zich de lens, die van vorm kan veranderen om zo het beeld op het netvlies
scherp te stellen. Om het oog scherp te stellen voor korte afstanden worden de cilliaire spieren
aangespannen, zodat de lens dikker wordt.
In het netvlies bevinden zich de cellen die het licht waarnemen (fotoreceptoren) en de bloedvaatjes
die deze cellen van zuurstof voorzien. Het lichtgevoeligste deel is de macula (gele vlek). Dit zorgt voor
een scherp beeld.
Elke fotoreceptor is verbonden met een zenuwvezel, die zijn samengebundeld tot een oogzenuw. De
optische schijf, het eerste gedeelte van de oogzenuw, bevindt zich aan de achterkant van het oog. De
receptoren zetten in het netvlies het beeld om in elektrische signalen, die via de oogzenuw naar de
hersenen gaan.
Er zijn 2 hoofdtypen fotoreceptoren:
- Kegeltjes: zorgen voor scherp zien en kleurwaarneming en bevinden zich voornamelijk in de
macula.
- Staafjes: verantwoordelijk voor het gezichtsvermogen in het donker en aan de buitenranden
van het gezichtsveld (perifere gezichtsveld). Ze zijn in grotere aantallen aanwezig dan de
kegeltjes en zijn veel gevoeliger voor licht, maar nemen geen kleuren waar. Staafjes bevinden
zich in de randen van het netvlies en dragen, in tegenstelling tot kegeltjes, niet bij aan de
scherpte.
De oogzenuw verbind het netvlies met de hersenen. De oogzenuw splitst zich in twee bij het
zogenaamde chiasma opticum, een gebied direct voor de hypofyse vlak onder het voorste deel van de
hersenen. De bundels komen achter de hersenen weer bij elkaar waar de beelden worden
waargenomen en geïnterpreteerd. Hierdoor worden signalen van elke kant van het gezichtsveld naar
de andere hersenhelft gestuurd. Door deze bouw kan beschadiging van het chiasma opticum tot
specifieke aantastingen van het gezichtsvermogen leiden.
De oogbol is verdeeld in 2 compartimenten die elk met vocht gevuld zijn. het voorste compartiment is
het gedeelte tussen de binnenkant van het hoornvlies en het voorste lensoppervlak. Dit is gevuld met
een vloeistof die kamerwater heet, hierin bevinden zich voedingsstoffen. Het achterste compartiment
is het gedeelte tussen de achterzijde van de lens en het netvlies. Dit bevat een geleiachtige vloeistof,
glasachtig lichaam. Deze vloeistof vult de oogbol zodat deze zijn vorm behoudt.
Het voorste compartiment is weer verdeeld in 2 kamers; voorste kamer (tussen hoornvlies en
iris), achterste kamer (tussen iris en de lens). Kamerwater wordt geproduceerd is achterste
kamer, dit stroomt via de pupil langzaam in de voorste kamer en gaat vervolgens via
afvoerkanalen aan de rand van iris uit de oogbol.
,In de oogkas lopen de oogzenuw (nervus opticus, een hersenzenuw), die signalen van het netvlies
naar de hersenen geleidt, de traanzenuw (nervus lacrimalis), die de traanklieren aanzet tot de
productie van traanvocht, en andere zenuwen, die gevoelsprikkels vanuit de verschillende delen van
het oog naar de hersenen sturen.
Elk oog wordt van bloed voorzien door:
- Oogslagader en netvliesslagader
Elk oog voert bloed weg via:
- Oogader en netvliesader
Deze bloedvaten komen binnen via de achterzijde en verlaten via de achterzijde.
Benige holte oogkas beschermt het oog en geeft voldoende vrijheid om in alle richtingen te
bewegen
Wimpers korte haartjes op de ooglid. Fungeren als een barrière voor lichaamsvreemde deeltjes.
Bindvlies beschermt de gevoelige weefsels die eronder liggen.
Bij het knipperen verspreiden de oogleden traanvocht over het oogoppervlak. Het traanvocht is een
zoute vloeistof die het oogoppervlak voortdurend vochtig houdt. In gesloten toestand houden de
oogleden het traanvocht op het oogoppervlak vast. Aan de rand van de bovenste en onderste
oogleden zitten voorts kleine kliertjes die een olieachtige vloeistof afscheiden. Deze vermengt zich
met het traanvocht, waardoor dit een ononderbroken dunne laag op het oog vormt en niet snel
verdampt.
Traanklieren liggen bovenaan aan de buitenrand van het oog, achter het bovenste ooglid. Ze
produceren het waterige deel van het traanvocht. Slijm producerende klieren in het bindvlies
produceren slijm dat zich met het waterige deel van het traanvocht vermengt.
Ouder worden
- Bij het ouder worden wordt de ooglens minder veerkrachtig, waardoor deze minder
makkelijk dikker kan worden. dichtbij zien wordt vanaf 40 jaar moeilijker. Dit heet presbyopie
of ouderdomsverziendheid genoemd. Dit kan verholpen worden met een leesbril of met
dubbelgeslepen (bifocale) glazen).
- Ook kan bij het ouder worden het oogwit geel of bruin verkleuren door de jarenlange
blootstelling aan uv licht, wind of stof. Er kunnen pigmentvlekken ontstaan. Dit komt vaker
voor bij bruine mensen. Het oogwit kan een blauw worden doordat het dunner wordt.
- Ook neemt het aantal slijmcellen in het bindvlies af met de jaren. De productie van
traanvocht verminderd hierdoor. Dit is waarom oudere mensen vaak droge ogen hebben.
- Arcus senilis (een afzetting van calcium en cholesterolzouten) wordt zichtbaar als witgrijze
ring op de rand van het hoornvlies. Dit is vaak bij mensen ouder dan 60. Deze aandoening
heeft geen invloed op het gezichtsvermogen.
- Aandoeningen op het netvlies; maculadegeneratie (gelevlekdegeneratie), diabetische
retinopathie en netvliesloslating. Cataract (grijze staar) en droge ogen komen vaker voor.
- De spieren die de oogleden dichtknijpen verliezen kracht. Dit kan leiden tot ectropion, een
aandoening waarbij het onderste ooglid van de oogbol loskomt. Bij sommige ouderen neemt
de hoeveelheid vet rondom de oogkas af waardoor de oogbol in de oogkas zakt.
, - De spieren die de grootte van de pupillen regelen worden slapper. Ze pupillen worden kleiner,
reageren trager op licht en verwijden zich langzamer in het donker.
- De hoeveelheid licht die de achterzijde van het netvlies bereikt, neemt af, waardoor betere
verlichting en een sterker contrast tussen voorwerpen en de achtergrond noodzakelijk wordt.
- Ouderen zien soms ook meer zwevende zwarte vlekjes (floaters). Deze tasten het
gezichtsvermogen niet aanmerkelijk aan.
Hoofdstuk 86 ‘Cerebrovasculair accident’
CVA of beroerte is een stoornis waarbij een afsluiting of scheur in de slagaders naar de hersenen
optreedt en waardoor hersenweefsel afsterft.
Er bestaan 2 typen;
1. Ischemische (herseninfarct) niet bloeding 80%.
2. Hermorragisch of bloedig (hersenbloeding); bloed dat rechtstreeks in contact komt met
hersenweefsel, irriteert het weefsel en kan littekenweefsel veroorzaken, waardoor
epileptische aanvallen optreden.
Een TIA is vaak een vroeg waarschuwingssignaal van een herseninfarct. Het wordt veroorzaakt door
een kortdurende tijd dat de hersenen onvoldoende bloed krijgen. Doordat de bloed toevoer snel
hersteld, sterft het hersenweefsel niet af zoals bij een CVA.
Belangrijkste risicofactoren voor beide typen CVA zijn atherosclerose (vernauwing of afsluiting van de
slagaders door onregelmatige, vettige afzettingen in de slagaderwand), hoge bloeddruk, diabetes en
roken. Atherosclerose is een grotere factor voor een infarct en een hoge bloeddruk voor een
bloeding.
Symptomen
Behandeling binnen 3 tot 6 uur kan ernstige gevolgen van een CVA voorkomen.
Vroege symptomen plotselinge zwakte of verlamming van het gezicht en van het been aan één kant
van het lichaam. De symptomen van een tia zijn hetzelfde, maar verdwijnen binnen enkele minuten
en duren zelden langer dan 1 a 2 uur.
Symptomen hersenbloeding grotendeels hetzelfde als bij een infarct, maar kan ook: zware
hoofdpijn, misselijk en braken, tijdelijk of langdurige bewustzijnsverlies, zeer hoge tensie. Bij beide
typen CVA kan een abnormaal ademhalingspatroon optreden. Een langzame en onregelmatige.
Plasticiteit soms kunnen bepaalde gebieden van de hersenen bepaalde functies overnemen.
Vroege gevolgen CVA:
- Spieren spastisch en stijf
- Pijlijk spierspasme
- Lopen, slikken en spreken vermoeilijkt
- Geheugen, denken, aandacht en leren vermoeilijkt
- Perifere gezichtsveld kleiner
- Duizeligheid en vertigo
- Darm en blaascontrole aangetast
Bloed brengt minder schade toe aan het hersenweefsel dan onvoldoende aanvoer van zuurstof.
Preventie