HOOFDSTUK 8 – Conformity and Obedience
LO 8.1 ‘Define conformity, and explain why it occurs’
Conforming = meegaan met het gedrag van anderen. Doen wat anderen willen dat
jij doet, of wat van je verwacht wordt. Een verandering in iemands gedrag als gevolg
van echte of ingebeelde invloed van anderen mensen.
Dit kan gevaarlijk zijn, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het geval van de cult van Marshall
Applewhite, en de moord van 500 Vietnamese inwoners door Amerikaanse soldaten
in 1968.
Mensen volgen omdat:
- Ze niet weten wat ze in een situatie moeten doen, en dan dus kijken naar wat
de rest doet.
- Ze erbij willen horen, en niet door anderen belachelijk gemaakt willen worden
omdat ze zich anders gedragen dan de rest.
LO 8.2 ‘Explain how informational social influence motivates people to conform’
Informationele sociale invloed: Vertrouwen op andere mensen als een
informatiebron ons gedrag, wat leidt tot conformiteit omdat we geloven dat de
interpretatie van anderen van de situatie juist is.
Private acceptance: conformeren aan gedrag van anderen vanuit de oprechte
overtuiging/ gedachte dat wat zij doen of zeggen juist is.
Public compliance: conformeren aan gedrag van anderen zonder per se te geloven
dat wat zij doen of zeggen juist is. Wanneer je zelf nog steeds gelooft dat jij gelijk
hebt, maar je wil er niet buiten vallen dus gaat mee met de rest.
Het blijkt dat als je het belangrijker vindt om juist te zijn, je gevoeliger bent voor
sociale invloed.
Hoe onzekerder je zelf bent over hoe je moet handelen in een dubbelzinnige
(ambiguous) situatie, hoe meer je naar het gedrag van anderen gaat kijken.
Wanneer men in een crisissituatie zit, neigt men ook eerder naar anderen te kijken
wat te doen, omdat je dan niet de tijd om goed na te denken over wat je moet doen.
Als mensen om je heen experts zijn op het gebied van de situatie, wordt de neiging
ook groter te vertrouwen dat zijn/ haar gedrag juist is, en dit gedrag te volgen.
LO 8.3 ‘Explain how normative social influence motivates people to conform’
Sociale normen: de impliciete of expliciete regels die een groep heeft voor de
‘aanvaardbare’ gedragen, waarden en overtuigingen van haar leden.
Normatieve sociale beïnvloeding: meegaan met wat andere mensen doen om
aardig gevonden te worden en geaccepteerd te worden, wat leidt tot public
conformity met de overtuigingen en gedrag van de groep, maar niet altijd private
acceptance.
Uit onderzoek bleek dat wanneer de deelnemers antwoordden zonder te zien wat
anderen antwoordden, er verhoogde activiteit in de achterste hersengebieden voor
visie en perceptie werd gemeten. Toen de deelnemers meegingen met de verkeerde
antwoorden van de groep, werden dezelfde gebieden geactiveerd. Wanneer de
deelnemers kozen het juiste antwoord te geven en dus niet mee te gaan met het
foute antwoord van de groep, werden de visuele/perceptuele gebieden niet
geactiveerd, maar andere gebieden van de hersenen, vooral de amygdala
emoties.
, Veel mensen zijn er zelf van overtuigd dat ze niet gevoelig zijn voor sociale
beïnvloeding.
Social impact theory: de waarschijnlijkheid dat je het gedrag van andere mensen
volgt hangt af van 3 variabelen:
1. Sterkte: de waarde gehecht aan de groep die de druk uitoefent.
2. Immediacy: nabijheid van de bron.
3. Number: aantal anderen dat de druk uitoefent.
Idiosyncrasy Credits: de tolerantie die een persoon verdient in de loop van de tijd,
door zich te conformeren aan groepsnormen; als de persoon vaak genoeg meegaat
met de groepsnormen, kan de persoon ook eens afwijken van de groep zonder
verdere consequenties (dat hebben ze dan “verdiend”).
Als in een groep 1 andere persoon is die ook niet met de groep mee gaat (een ally),
ga je zelf al minder snel mee.
In collectivistische culturen (waarin mensen geïntegreerd zijn in hechte groepen en
het groepsbelang over het algemeen voorrang krijgt boven het individueel belang) is
conformiteit ook hoger. Hier wordt met de groep meegaan dus ook niet als een
zwakte gezien, maar als iets positiefs.
Minority influence: wanneer een minderheid van groepsleden het gedrag of de
overtuigingen van de meerderheid beïnvloeden.
Dit gebeurt dan door middel van informationele sociale invloed: de minderheid
introduceert nieuwe en onverwachte informatie aan de groep, waardoor de groep de
kwesties zorgvuldiger gaat bekijken. Dit kan ertoe leiden dat de meerderheid zich
realiseert dat het standpunt van de minderheid verdienste heeft, waardoor de groep
het standpunt van de minderheid geheel of gedeeltelijk overneemt.
LO 8.4 ‘Describe how people can use their knowledge of social influence to influence
others’
Conformiteit is niet alleen maar negatief, het kan ook gebruikt worden voor positieve
doeleinden.
Injunctieve norm: wat we denken dat andere mensen goedkeuren.
Descriptieve norm: de perceptie van mensen over hoe mensen zich daadwerkelijk
gedragen in bepaalde situaties, ongeacht of het gedrag wordt goedgekeurd door
anderen of niet.
De injunctieve norm werkt het beste om goed gedrag te stimuleren bij mensen.
Bij pogingen om het gedrag van anderen te veranderen met conformiteit moet je
rekening houden met het boomerang effect:
Er zijn verschillende soorten mensen zijn die jouw boodschap ontvangen:
- Degenen die het ongewenste gedrag op een bovengemiddeld niveau
uitvoeren (die je wilt overtuigen om het gedrag te verminderen)
- Degenen die het ongewenste gedrag al op een ondergemiddeld niveau
vertonen (waarvan je wilt dat ze dit voortzetten)
Bij de laatste mensen is er een kans dat het proces juist averechts werkt
(boomerang): ze denken dan ‘oh, ik zit onder het gemiddelde’ waardoor ze het
ongewenste gedrag juist gaan vermeerderen.
Dit kan je voorkomen door er een injunctieve norm bij te voegen, deze mensen
bijvoorbeeld complimenteren dat ze onder het gemiddelde zitten (het gedrag wordt
dus goedgekeurd).