SAMENVATTING
KLINISCHE
PSYCHOLOGIE 2
DIAGNOSTIEK EN
THERAPIE
PB2002
Studiejaar 2023/24
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Psychodiagnostiek...............................................................................................................................2
Hoofdstuk 2. Indicatiestelling...................................................................................................................................8
Hoofdstuk 3. Transdiagnostische benadering.........................................................................................................12
Studietaak 1.4. Ethiek..............................................................................................................................................17
Hoofdstuk 4. Farmacotherapie en andere niet-psychotherapeutische behandelvormen.....................................20
Hoofdstuk 6. Cliëntgerichte behandeling van psychopathologie...........................................................................29
Hoofdstuk 7. Cognitieve gedragstherapie...............................................................................................................33
Hoofdstuk 8. Interpersoonlijke psychotherapie.....................................................................................................39
Studietaak 3.1. Behandeling van suïcidaal gedrag..................................................................................................42
Hoofdstuk 9. Angststoornissen...............................................................................................................................75
Hoofdstuk 10. Stemmingsstoornissen....................................................................................................................79
Hoofdstuk 11. Posttraumatische stressstoornis.....................................................................................................83
Hoofdstuk 12. Dissociatieve stoornissen................................................................................................................86
Hoofdstuk 13. Psychotische stoornissen.................................................................................................................89
Hoofdstuk 14. Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen........................................................................92
Hoofdstuk 15. Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen...................................................94
Hoofdstuk 16. Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen..............................................................................97
Hoofdstuk 17. Persoonlijkheidsstoornissen..........................................................................................................100
Hoofdstuk 19. Somatische symptoomstoornis en verwante stoornissen............................................................103
,Hoofdstuk 1. Psychodiagnostiek
1.1. De rol van psychodiagnostiek
Het is niet altijd nodig om testonderzoek met behulp van vragenlijsten of andere
instrumenten toe te passen. Het is handig om gebruik te maken van het stepped care model:
afhankelijk van de ernst en hardnekkigheid van klachten kan worden gekozen voor een meer
uitgebreid psychodiagnostisch onderzoek. In de specialistische ggz worden in de volgende
situaties gebruik gemaakt van uitgebreider onderzoek:
- Wanneer tijdens de intake de indruk ontstaat dat klachten of problemen grotendeels toe te
schrijven zijn aan intelligentie, ontwikkelingsproblematiek, persoonlijkheidskenmerken of
cognitief (dis) functioneren.
- Wanneer de cliënt al meerdere behandelingen heeft gevolgd zonder gewenst resultaat.
- Wanneer een cliënt gebaat lijkt bij een langer durende en/of intensievere behandeling
vanwege persoonlijkheidsproblematiek die in het contact tijdens de behandeling zichtbaar is
geworden.
Als duidelijk is welke factoren een rol spelen in de problematiek, leidt dit tot een
weloverwogen indicatiestelling waarbij de interventie wordt gekozen die past bij de
(hypothetische) oorzakelijke factoren.
Bij het onderzoek hanteert de psychodiagnosticus de empirische cyclus.
1.2. De diagnostische cyclus
Als onderzoeker werk je met de empirische cyclus, voor diagnostiek heet deze de
diagnostische cyclus. Deze cyclus bestaat uit vier stappen, die op elkaar volgen en op
iteratieve wijze de informatie uit de voorgaande stappen gebruiken of teruggaan naar een
eerdere stap als er informatie ontbreekt of niet blijkt te kloppen. De stappen zijn:
klachtenanalyse, probleemanalyse, verklaringsanalyse en indicatieanalyse.
1.3. Klachtenanalyse
Psychodiagnostisch onderzoek begint meestal vanuit een doorverwijzing door een andere
hulpverlener die een aanvraag doet voor een intake of onderzoek bij zijn cliënt. In de
aanmelding wordt aangegeven wat de aanleiding voor de verwijzing is en wat de
onderzoeksvraag of hulpvraag van de cliënt is.
De eerste stap in de klachtenanalyse is het nagaan van wat de achtergrond is van de
aanvraag. Wat is de aanleiding? Wat zijn de motieven van de aanvrager, wat verwacht hij
van het onderzoek? De tweede stap is de analyse van de hulpvraag van de cliënt. Waarom
zoekt de cliënt juist nu hulp voor zijn klachten? Wat wil de cliënt weten? Wat ziet de cliënt als
probleem, en sluit dit onderzoek hierop aan?
Vaak is al meer informatie bekend vanuit het dossier. Bij de klachtenanalyse zal de
onderzoeker ook het dossier raadplegen om te zien wat er al bekend is, en of er bijvoorbeeld
al eerder onderzoek heeft plaatsgevonden.
De klachtenanalyse leidt tot een verhelderende diagnose: er is duidelijk geworden wat de
aanleiding is, wat de verwachtingen zijn van de aanvrager en wat de hulpvraag is van de
cliënt. Hieruit wordt ook duidelijk of er al eerder onderzoek is gedaan, waarop kan worden
voortgebouwd. De kaders waarbinnen het (psycho)diagnostisch onderzoek kan plaatsvinden
zijn nu bekend.
, 1.4. Probleemanalyse
In de probleemanalyse zal de onderzoeker zijn kennis over psychische problemen toepassen
op de hulpvragen om te begrijpen wat er nu precies aan de hand is. De onderzoeker
bestudeert de gegevens die al bekend zijn over cliënt en kan deze koppelen aan breder
beschikbare kennis uit de psychologie. Hierdoor kunnen er op basis van het geheel aan
beschikbare informatie en theorie goede onderzoeksvragen worden opgesteld, die in verder
onderzoek kunnen worden uitgewerkt.
Gestandaardiseerde klachtinventarisatie
Ter ondersteuning van de probleemanalyse zijn er vaak al gegevens vanuit
vragenlijstonderzoek beschikbaar. Denk hierbij aan gestandaardiseerde vragenlijsten die
breed screenen op psychische klachten of specifieke symptoomvragenlijsten die de ernst
van symptomen uitvragen. Deze vragenlijsten worden vaak standaard in het kader van de
intake afgenomen, of maken onderdeel uit van de Routine Outcome Monitoring (ROM)-
procedure. Deze procedure is binnen veel ggz-instellingen gestandaardiseerd en is primair
bedoeld voor het waarborgen van de kwaliteit van de zorg in het algemeen. De procedure is
ook geschikt voor het monitoren van de behandelresultaten in de klinische praktijk.
Daarnaast kan de onderzoeker ook gebruik maken van de OQ-45: een 45 vragen tellende
lijst die drie functiedomeinen meet: intrapsychisch, interpersoonlijk en sociale rolvervulling.
De onderzoeker kan individuele scores meenemen bij het formuleren van hypothesen over
de aard en ontstaanswijze van de klachten waarmee de cliënt zich meldt.
Speciële anamnese
In het intakegesprek met de cliënt zal de intaker tijdens de speciële anamnese de specifieke
klachten van cliënt in beeld brengen, waarbij het accent ligt op de huidige problemen. Door
te vragen naar eventuele luxerende factoren: welke druppel deed de emmer overlopen? en
de aanloop van de problemen wordt duidelijk wat de volgorde, de aard en de ernst is van de
problemen en waarom cliënt nu hulp zoekt hiervoor. Als deze zaken duidelijk zijn, brengt de
intaker in kaart of er sprake is van interferentie, dus in welke mate de sociale, relationele en
functionele aspecten in het leven belemmerd worden door de problemen.
Ten slotte informeert de intaker naar de maatregelen die de cliënt zelf al dan niet genomen
heeft om de klachten het hoofd te bieden en wat het effect van deze maatregelen was.
Hierdoor kan de intaker zich een eerste beeld vormen van het beoordelingsvermogen en et
ziekte-inzicht van de cliënt.
Psychiatrische anamnese
Deze anamnese richt zich op het systematisch samenvatten van de psychiatrische
symptomen van de cliënt, waarbij zowel objectieve als subjectieve waargenomen
symptomen in acht worden genomen. De intaker bestudeert de volgende aspecten van de
cliënt:
- Verschijning enpsychomotoriek: wat valt op aan het gedrag, de verschijning
(lichaamsbouw, hygiëne, oogcontact) en de psychomotoriek (bewuste bewegingen) van de
cliënt.
- Oriëntatie: hoe goed is de cliënt georiënteerd in plaats, tijd en persoon?
- Aandacht en geheugen.
- Waarneming: hoe verwerkt de cliënt zintuigelijke waarneming, is er sprake van
hallucinaties, pseudo-hallucinaties of illusionere vervalsingen?
- Spraak en denken.
- Stemming en affect.
- Persoonlijkheid.