In deze samenvatting geef ik per bijeenkomst de belangrijkste onderwerpen neer. dit zijn dus zowel de bijeenkomsten van systeem als van casus en vaardigheden. De hoofdstukken en delen die niet gekend moeten zijn staan er dan ook niet in.
Samenvatting: zwaartepunten
van het vermogensrecht
6.1
Hoofdstuk 1
Vermogen= geheel van op geld waardeerbare rechten en verplichtingen die iemand heeft,
dus geheel actieve en passiva.
Objectieve recht= het geldende recht, regels die binnen een bepaald rechtsgebied op een
bepaald tijdstip gelden.
Vermogensrecht= alle regels met betrekking tot de subjectieve rechten en plichten die
onderdeel van een vermogen kunnen vormen.
Subjectief recht= aan iemand toekomende bevoegdheid.
Vermogensrecht= een aan een bepaald persoon toekomend recht dat deel uitmaakt van zijn
vermogen. (Bv eigendomsrecht/vorderingsrecht)
Vermogensrecht:
1. Goederenrecht dat deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft
op de rechtsverhouding tussen een persoon en een goed. Deze rechten kan de
rechthebbende tegen iedereen inroepen, deze derdenwerking noemt men een
absoluut recht. De wet kent een gesloten systeem van absolute rechten. Bevat vooral
dwingend recht (partijen als regel er niet van kunnen afwijken).
2. Verbintenissenrecht dat deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking
heeft op de rechtsverhouding tussen een persoon en een ander persoon. deze
rechten zijn niet tegen iedereen inroepbaar maar slechts tegenover een bepaald
persoon, namelijk degene met wie men in een verbintenisrechtelijke verhouding
staat. Dit heet een relatief recht. Het verbintenissenrecht kent een open systeem van
verbintenissen. Dit bevat vooral aanvullend recht.
Goederenrecht en verbintenissenrecht zijn onlosmakelijk.
Hoofdstuk 2
Eigendom = art 5:1 lid 1
Art 5:1 lid 2 eigenaar recht van vrije genot van de zaak en kan anderen van dit genot
buitensluiten. Hij kan ook anderen het genot van de zaak toestaan.
De eigenaar is met uitsluiting van anderen bevoegd om over de zaak te beschikken = alleen
hij kan een ander tot eigenaar va die zaak maken. De eigenaar kan het beschikkingsrecht ook
door een ander laten uitoefenen.
Beperkingen aan het recht van de eigenaar zie art 5:1 lid 2:
o Beperking van het recht van de eigenaar door rechten van anderen.
o Beperking van het recht van de eigenaar door de wet.
o Beperking van het recht van de eigenaar door het ongeschreven recht. (misbruik van
(eigendoms) recht art 3:13 BW)
Hinder = één belemmert de ander in de uitoefening van diens subjectieve
recht dat die ander dat niet hoeft te accepteren. (Art 5:37)
Misbruik van recht kan voor de benadeelde onrechtmatige daad opleveren art
6:162. Hinder levert wel altijd een onrechtmatige daad op.
,Het eigendomsrecht is een absoluut recht art 5:1 lid 2 BW ‘met uitsluiting van eenieder’
dit wijst op het exclusieve karakter van het eigendomsrecht. De eigenaar kan dus zijn recht
handhaven tegenover iedereen die hem belet in de rechtmatige uitoefening van zijn recht =
absolute werking.
Art 5:2 geeft de eigenaar de bevoegdheid zijn zaak van eenieder die haar zonder
recht houdt, op te eisen. Deze bevoegdheid heet revindicatie. Zijn recht volgt de
zaak dus zaaksgevolg.
De eigenaar kan de hem toebehorende zaak opeisen indien zij zich onder een failliete
persoon bevindt. De eigenaar is op grond van de absolute werking van zijn recht
separatist. Separatist in faillissement.
Het recht van de eigenaar is een absoluut subjectief vermogensrecht op een zaak.
Het recht van de eigenaar is een subjectief recht het objectieve recht verschaft de
eigenaar het subjectieve recht om over de aan hem toebehorende zaak te beschikken
en daarvan met uitsluiting van anderen gebruik te maken. Het objectieve recht geeft
ook aan de schuldeiser uit een verbintenis een subjectief recht: te weten het recht op
nakoming van een door de schuldenaar te verrichten prestatie en daaraan verbonden
de bevoegdheid om van de schuldenaar ook nakoming te vorderen.
Het recht van de eigenaar is een vermogensrecht op geld waardeerbaar recht, art
3:6 BW
Het recht van de eigenaar is een absoluut recht een schuldeiser kan zijn
vorderingsrecht enkel uitoefenen tegen een bepaald persoon = relatief of persoonlijk
recht. De eigenaar kan zijn recht tegen iedereen uitoefenen die met zijn
eigendomsrecht in aanraking komt = absoluut recht. (Zaaksgevolg)
Het recht van de eigenaar heeft een zaak als object bij een vorderingsrecht heeft
de schuldeiser recht op een door de schuldenaar te verrichten prestatie. Art 5:1 lid 1,
object van een eigendomsrecht is altijd een zaak.
Het recht van de eigenaar is een zakelijk recht zakelijkrecht= subjectief recht die de
kenmerken absoluut subjectief recht, vermogensrecht en een zaak tot object
vertoond.
Eigendom is een voorbeeld van een absoluut recht op een goed.
Art 3:2 BW definitie zaak.
Zaak is onderdeel van het begrip goed art 3:1 BW.
Art 3:6 BW definitie vermogensrecht.
Slechts een zaak in eigendom hebben art 5:1 lid 1, diegene noemen we rechthebbende op
een goed (hem komt het meest volledige recht op het goed toe, zoals aan de eigenaar het
meest omvattende recht tot een zaak toekomt).
De rechthebbende heeft een absoluut recht op het goed. Het recht van de rechthebbende
op een goed dat geen zaak is, is even absoluut als het recht van de eigenaar op de zaak.
Beperkte rechten
Beperkte zakelijke rechten
Naast eigendom nog andere zakelijke rechten, ze bezwaren het eigendomsrecht aangezien
de eigenaar de door hemzelf in het leven geroepen rechten op zijn zaak moet respecteren.
Dit beperkt hem in zijn eigenaarsbevoegdheden.
De van eigendom afgeleide zakelijke rechten= beperkte rechten art 3:8 BW
Beperkte rechten die geen zakelijke rechten zijn.
,Beperkte rechten op goederen die geen zaak zijn –> boek 3.
Vruchtgebruik art 3:201 BW recht om goederen die aan een ander toebehoren te gebruiken
en daarvan de vruchten te genieten. Ook wanneer het op een ander goed dan een zaak is
gevestigd, is het een absoluut werkend vermogensrecht (bv. Vruchtgebruik op een vordering,
rente).
Pand en hypotheek art 3:228 BW alle goederen zijn vatbaar voor de vestiging van een recht
van pand hetzij hypotheek. 3:227 BW pand en hypotheek = beperkt recht op een goed.
Een beperkt recht op een goed heeft absolute werking.
Het beperkte recht volgt het goed zaaksgevolg.
De beperkt gerechtigde kan als separatist zijn recht blijven uitoefenen.
Prioriteitsregel
Bij beperkte rechten gaat het oudere voor op het jongere.
Kennen we niet bij vorderingsrechten art 3:227 geen rangorde schuldeisers naar het
ogenblik van ontstaan van hun vorderingen.
De beperkte rechten vormen een gesloten systeem.
Art 3:81 lid 1, slechts vestiging van de in de wet genoemde beperkte rechten mogelijk. In
tegenstelling tot open systeem van verbintenissen.
Absolute vermogensrechten
Absolute vermogensrechten op goederen.
Absolute vermogensrechten die niet op goederen rusten.
Bv. Auteursrecht, octrooirecht, merkenrecht, …
Deze hebben geen goed tot object. Want hun objecten zijn geen stoffelijke voorwerpen of
vermogensrechten. Absolute rechten hierop = rechten op immateriële goederen.
Zaken- en goederenrecht
Zakelijke rechten = absolute vermogensrechten met een zaak als object. Zakenrecht bestaat
uit de regels betreffende de zakelijke rechten.
Goederenrecht= de regels betreffende absolute rechten op goederen.
Hoofdstuk 13
Verbintenis
= vermogensrechtelijke verhouding tussen twee partijen krachtens welke de één is
gerechtigd tot een gedraging die de ander verplicht is ten opzichte van hem te verrichten.
Elementen van een verbintenis
Kern: vorderingsrecht schuld
Veroordelingsmogelijkheid: rechtsvordering (rechter actie) aansprakelijkheid
Executiemogelijkheid: executierecht (nakoming afdwingen) uitwinbaarheid
(ingreep dulden)
Een vorderingsrecht is een relatief recht.
Iemand is draagplichtig indien hij degene is die rechtens uiteindelijk de gevolgen van de
uitwinning in zijn vermogen behoort te voelen.
Verbintenissenrecht = objectieve recht zonder rechtsregels die een bepaalde bevoegdheid
erkennen, bestaat er geen bevoegdheid.
, Hoofdstuk 14
Art 6:213 BW, deze bepaling vormt een bron van verbintenissen.
De rechtsgevolgen van overeenkomsten zijn niet beperkt tot verbintenissen.
Overeenkomsten kunnen ook andere rechtsgevolgen hebben dan in het leven roepen van
verbintenissen (obligatoire overeenkomst bevrijdende/ liberatoire overeenkomst).
Een overeenkomst is een rechtsfeit (= een feit waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg
koppelt).
De rechtsregel maakt een bepaalde gebeurtenis tot rechtsfeit, waardoor het rechtsgevolg in
stand komt, dat tot dat moment slechts in de rechtsregel was geformuleerd.
Overeenkomst is een vb van een rechtsfeit, verbintenis is een vb. van een rechtsgevolg.
Het rechtsfeit rechtshandeling
Rechtshandeling = handeling gericht op het tot stand brengen van een rechtsgevolg.
Algemene regeling van de rechtshandeling in boek 3 (titel 3.2) aangezien de rechtshandeling
niet enkel verbintenis scheppend hoeft te zijn. Overeenkomst (bijzondere categorie
rechtshandeling) in titel 6.5. Art 3:33 een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg
gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
Meerzijdige rechtshandeling samenwerking van meerdere personen (bv
overeenkomst art 6:213).
Eenzijdige rechtshandeling wordt door één persoon tot stand gebracht. (Bv
testament, erkenning van een kind)
Ongerichte eenzijdige rechtshandeling niet gericht tot een bepaald
persoon, hoeft ook niet aan een persoon ter kennis zijn gebracht. (Bij
handelsonbekwaamheid is nietig)
Gerichte eenzijdige handeling juist wel tot één of meer personen gericht,
ze moet die persoon wel hebben bereikt wil de rechtshandeling geldig zijn. (Bij
handelsonbekwaamheid is vernietigbaar)
Meerzijdige rechtshandeling kan geen sprake zijn van ongerichtheid vindt
altijd plaats tussen bepaalde personen.
Wederkerige overeenkomst art 6:261BW partijen nemen over en weer
verplichtingen op zich met het oog op de verkrijging van de prestatie van de ander.
Eenzijdige overeenkomst slechts één van de partijen neemt een verbintenis op
zich. Tegenover de verplichting van de ene partij staat geen verplichting van de
andere. Geen wederkerigheid.
o Rechtshandelingen om baat tegenover het verrichten ervan staat een voordeel.
o Rechtshandelingen om niet geen sprake van een voordeel.
De rechtsfeiten onrechtmatige en rechtmatige daad
Bij onrechtmatige daad ontstaat een rechtsgevolg onafhankelijk van de wil. Art 6:162 BW
plegen van onrechtmatige daad is een rechtsfeit en geen rechtshandeling, de dader heeft het
rechtsgevolg niet beoogd.
Ook bij het rechtsfeit rechtmatige daad blijft de wil buiten beschouwing. Titel 6.4.
Ook blote feiten kunnen rechtsfeiten zijn
Blote rechtsfeiten = rechtsfeiten die niet bestaan uit een gedraging van één of meer
personen.
Wettelijke regeling van de bronnen van de verbintenissen
Art 6:1 uit de wet voortvloeit 3 manieren:
o De wet wijst rechtstreeks feiten aan als bronnen van verbintenissen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper deidrehecker. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,59. Je zit daarna nergens aan vast.